ECLI:NL:RBGEL:2025:9903

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
05-131840-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige met ernstige gedragsproblemen en risico op recidive

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 november 2025 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van een betrokkene, geboren in 2003, die momenteel verblijft in een Rijks Justitiële Jeugdinrichting. De PIJ-maatregel was eerder opgelegd voor ernstige misdrijven, waaronder poging tot zware mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de maatregel met twintig maanden te verlengen, toegewezen. Dit besluit is gebaseerd op adviezen van deskundigen die een hoog recidiverisico inschatten, vooral gezien het gewelddadige gedrag van de betrokkene tegenover zijn ex-partner. De rechtbank heeft de adviezen van de Pro Justitia rapporteurs gevolgd, die een ernstiger beeld schetsen van de psychische toestand van de betrokkene dan de RJJI. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen en de verdere ontwikkeling van de betrokkene een verlenging van de maatregel vereisen. De rechtbank heeft ook de termijn van de maatregel vastgesteld, die nu eindigt op 14 maart 2028, mits er geen nieuwe verlengingen plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Parketnummer : 05/131840-20
Datum uitspraak: 18 november 2025
Beslissing op de vordering tot verlenging plaatsing inrichting voor jeugdigen van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken (ex artikel 6:2:22 jo 6:6:31 Wetboek van Strafvordering)
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene] (hierna: betrokkene),

geboren op [geboortedag] 2003 in [geboorteplaats] ,
op dit moment verblijvende in Rijks Justitiële Jeugdinrichting (hierna: RJJI) [verblijfplaats] , [adres] , [postcode] in [plaats] .
Raadsvrouw: mr. L. Windhorst, advocaat in ‘s- Gravenhage.

De procedure

De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft bij vonnis van 30 maart 2021 aan betrokkene de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel) opgelegd. Betrokkene is bij dit vonnis veroordeeld voor een poging zware mishandeling, tweemaal mishandeling, een vernieling en tweemaal een bedreiging.
De termijn van de maatregel is ingegaan op 14 april 2021.
Bij beslissingen van deze rechtbank van 11 april 2023, 23 april 2024 en 28 januari 2025 (en herstelbeslissing van 12 februari 2025) is de PIJ-maatregel steeds verlengd tot 22 juli 2025.
De officier van justitie heeft op 28 mei 2025 de vordering ingediend tot verlenging van de PIJ-maatregel met negen maanden.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de processtukken, waaronder:
- het advies van RJJI [verblijfplaats] van 15 mei 2025;
- de Pro Justitia rapportage van 25 augustus 2025, opgesteld door dhr. N. Duits, psychiater, en drs. R.J. Vriend, GZ-psycholoog;
- een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene.
De rechtbank heeft op 5 augustus 2025 de behandeling van de zaak aangehouden in
afwachting van het Pro Justitia rapport van de psychiater Duits en de GZ-psycholoog Vriend.
De rechtbank heeft vervolgens op 2 september 2025 de behandeling van de zaak nogmaals
aangehouden zodat de behandelcoördinator van betrokkene en de onafhankelijke
deskundigen Duits en Vriend als deskundigen konden worden opgeroepen.
Tijdens de zitting van 4 november 2025 zijn vervolgens gehoord:
- betrokkene;
- zijn raadsvrouw;
- de Pro Justitia rapporteurs dhr. N. Duits, psychiater, en drs. R.J. Vriend, GZ-psycholoog (beiden via online beeldbellen);
- vanuit RJJI [verblijfplaats] : [deskundige 1] , behandelcoördinator en GZ-psycholoog en [deskundige 2] , behandelcoördinator en gedragswetenschapper;
- reclasseringsmedewerker [reclasseringsmedewerker] ;
- de officier van justitie.

De adviezen

Het advies van RJJI [verblijfplaats]
Uit het adviesrapport van RJJI [verblijfplaats] en de toelichting van de deskundigen op zitting komt, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren. Betrokkene heeft volgens de deskundigen een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, een cognitieve beperking, een stoornis in het gebruik van cannabis (in remissie) en antisociale en borderline kenmerken. Ook heeft betrokkene moeite met autoriteit en is hij erg zelfbepalend. De behandeling heeft zich de afgelopen jaren daarop gericht. Inmiddels is de behandeling binnen de RJJI zo goed als afgerond. Betrokkene was bezig met het scholings- en trainingsprogramma (hierna: STP), maar dit is op 11 februari 2025 ingetrokken vanwege een tweede geweldsincident tegen de ex-partner van betrokkene. Sindsdien verblijft betrokkene op de Very Intensive Care (hierna: VIC)afdeling. Op die groep verblijven zes jongeren in een gestructureerde omgeving waar prikkels gedoseerd aangeboden worden en intensieve begeleiding aanwezig is. Sinds het stopzetten van het STP is betrokkene niet meer met verlof geweest. De deskundigen schatten het risico op recidive binnen het kader van de PIJ-maatregel matig in omdat betrokkene zich steeds meer bewust wordt van het maken van de juiste keuzes.
De RJJI wil op relatief korte termijn weer starten met het STP omdat zij verwachten dat een langdurig verblijf in een hoog beveiligde setting niet zorgt voor verdere verlaging van de risicofactoren. Wel is het van belang dat een passend risicomanagement gemaakt wordt, zeker gelet op de omgang met zijn ex-partner en hun dochter. De focus ligt de komende periode daarnaast op het afronden van de delictanalyse, de voortzetting van de interventie gericht op impulsbeheersing, het inzetten van systemische interventie gericht op omgang met de ex-partner en hun dochter en het in kaart brengen van de randvoorwaarden van het STP. Ook willen de deskundigen verlofmomenten gaan inzetten om te kijken hoe het gaat buiten de RJJI. De deskundigen denken, onder aanpassing van hun schriftelijke advies, voor dit alles nog twaalf maanden (in plaats van negen maanden) verlenging van de PIJ-maatregel nodig te hebben.
Het Pro Justitia rapport van psychiater N. Duits en GZ-psycholoog R.J. Vriend
Uit de Pro Justitia rapportage en de toelichting daarop van de rapporteurs op zitting komt,
zakelijk weergegeven, het volgende naar voren. Bij betrokkene is sprake van onder andere een antisociale persoonlijkheidsstoornis, met een hoge mate van psychopathie en borderline en narcistische kenmerken, en een stoornis in het gebruik van cannabis, in langdurige remissie, in een gereguleerde omgeving. Volgens de deskundigen ontbreekt het in de adviezen van de RJJI aan diagnostische scherpte en aan een forensische analyse met een risicoanalyse over zijn delictgedrag en de (recente) geweldsincidenten met de ex-partner. De RJJI zou daardoor, mogelijk ook dooronvoldoende professionele distantie, geen volledig beeld hebben, ook niet over de ernst van de problematiek en de risico’s die daarmee samenhangen. De copingsstrategieën van betrokkene zijn verhard en inmiddels is sprake van ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Woede bij betrokkene over vermeend onrecht of krenking kan leiden tot disfunctioneren binnen de RJJI en geweld naar anderen. Deze deskundigen schatten het risico op recidive dan ook hoog in, in het bijzonder het risico op het interpersoonlijk geweld en partnergeweld op zowel de korte en lange termijn. Nu betrokkene tweemaal ernstig geweld heeft gebruikt tegen zijn ex-partner tijdens de PIJ-maatregel, kan verwacht worden dat het geweld zich ook uitbreidt naar anderen (in zijn nabijheid) die hem frustreren of begrenzen zoals behandelaars, partners en werkgevers. Deze dynamiek is gelijk aan de combinatie van risicofactoren bij het indexdelict en het risico op herhaling van (ernstige) geweldsincidenten wordt daarom als hoog ingeschat. De deskundigen kunnen zich dan ook niet vinden in het advies van de RJJI om de maatregel slechts met negen of twaalf maanden te verlengen. Betrokkene is nog lang niet in staat om zijn STP weer op te pakken. Hoewel intrapsychische behandeling geen zin meer zal hebben, is een verandering gericht op risicomanagement met gedragsmatige bemoeienis noodzakelijk. Dat maakt een langer residentieel traject noodzakelijk. Er moet geleidelijk gestart worden van het oefenen met verlof- en werksituaties en pas daarna is een opstart van het STP mogelijk. Op deze manier blijft betrokkene via de PIJ-maatregel nog onder juridische controle en kan hij met kleine stappen gedragsmatig oefenen en soms terugvallen. Deze deskundigen adviseren de rechtbank daarom om de maatregel voor de maximaal mogelijke termijn – in onderhavig geval met twintig maanden – te verlengen.
Voor het vervolg van de behandeling adviseren de deskundigen de RJJI een overplaatsing naar een forensische psychiatrische kliniek (FPK) of een gelijksoortige afdeling waarin betrokkene meer op de proef gesteld wordt in de omgang met anderen en vanuit daar gedragsmatig kan worden bijgestuurd. In de huidige setting van de VIC wordt te veel uitgegaan van de wensen van betrokkene en is de overgang naar meer vrijheden en uiteindelijk een STP-traject veel te groot. De bemoeienis is te ontwijkend en onvoldoende begrenzend.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft de vordering ter terechtzitting gewijzigd en de rechtbank gevorderd om de PIJ-maatregel te verlengen met twintig maanden.

Het standpunt van betrokkene

De raadsvrouw van betrokkene heeft de rechtbank primair verzocht de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht de maatregel zo kort mogelijk te verlengen met bijvoorbeeld negen maanden.

De beoordeling door de rechtbank

Voor een verlenging van de PIJ-maatregel is vereist dat:
- de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel eist;
- de verlenging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van betrokkene.
Op basis van het verlengingsadvies en de toelichting van de deskundigen ter zitting is de rechtbank van oordeel dat aan de vereisten is voldaan en dat verlenging van de PIJ-maatregel is geïndiceerd. De maatregel is opgelegd voor een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor personen.
De rechtbank constateert allereerst dat het advies van RJJI [verblijfplaats] sterk afwijkt van het advies van de Pro Justitia rapporteurs. Alle deskundigen zijn het erover eens dat het behandelplafond van betrokkene lijkt te zijn bereikt, maar verschillen van mening over de duur van het klinische traject dat nog zou moeten volgen. Hiermee hangt samen dat zij ook van mening verschillen over de mogelijkheden van het hervatten van het STP-traject op korte termijn. Uit de rapporten en de toelichtingen ter zitting volgt als verklaring hiervoor dat de Pro Justitia rapporteurs een veel ernstigere mate van psychopathologie bij betrokkene vaststellen dan RJJI [verblijfplaats] in haar advies doet. Bovendien schatten de Pro Justitia rapporteurs de kans op herhaling van een (ernstig) geweldsincident veel groter in dan RJJI [verblijfplaats] .
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies en adviezen die de onafhankelijke deskundigen in hun Pro Justitia rapportage hebben beschreven en op zitting hebben toegelicht en sluit zich hierbij aan. De conclusies en adviezen zijn zowel op het gebied van diagnostiek als van risicotaxatie uitgebreid onderbouwd en zorgvuldig tot stand gekomen. Door de rapporteurs is bovendien aandacht besteed aan de visie van RJJI [verblijfplaats] en vervolgens uitgebreid gemotiveerd waarom hiervan door hen wordt afgeweken. Daar komt bij dat het beeld dat door de onafhankelijke deskundigen wordt geschetst van betrokkene en het gedrag dat door hen wordt beschreven in de kern niet door de RJJI wordt weersproken en dat de deskundigen van de RJJI op zitting onvoldoende hebben onderbouwd waarom zij verlenging met twaalf maanden verantwoord achten.
Dit maakt dat de rechtbank ook de risico-inschatting, zoals door de onafhankelijke deskundigen omschreven, volgt. Betrokkene heeft tijdens het STP tweemaal fors geweld gebruikt tegen zijn ex, ondanks een strak kader en intensieve begeleiding door de reclassering en de RJJI. Er is, zo volgt uit het Pro Justitia rapport, sprake van een patroon van woede over vermeend onrecht of krenking, evenals achterdocht en woede over vermeende of echte verlating, dat zich zowel in relatie tot (ex) partners als begeleiders en behandelaren voor kan doen en kan leiden tot geweld. Het recidiverisico is dan ook hoog. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eist dan ook de verlenging van de PIJ-maatregel. Binnen het kader van de PIJ-maatregel kan nog worden gewerkt aan gedragsverandering. Dit maakt ook de verlenging van de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van betrokkene. De rechtbank is dus van oordeel dat de maatregel verlengd moet worden. Met betrekking tot de duur van de verlenging overweegt de rechtbank het volgende.
Betrokkene is sinds het stopzetten van het STP in februari 2025 niet meer op (begeleid) verlof geweest. Hij verblijft op de VIC, een kleine afdeling waar hij minimaal met prikkels en uitdagingen geconfronteerd wordt. Het snel weer kunnen opstarten van het STP, wat de RJJI voor ogen heeft, is nog niet aan de orde volgens de rechtbank. Ook hierin volgt de rechtbank de onafhankelijke deskundigen. Betrokkene zal eerst in kleine stappen moeten oefenen met conflictsituaties op de VIC en mogelijk later in een FPK of andere afdeling binnen de RJJI waar betrokkene minder intensief begeleid wordt, meer prikkels krijgt en hierdoor ook met meer uitdagingen en conflictsituaties te maken krijgt. Pas als er dan een gedragsmatige verandering zichtbaar is, kan verder worden uitgebreid met het verlof van betrokkene en toegewerkt worden naar de opstart van het STP. Voor dit alles is naar het oordeel van de rechtbank veel tijd nodig. Een verlenging voor de duur van twintig maanden is dan ook noodzakelijk.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de PIJ-maatregel conform het Pro Justitia advies moet worden verlengd met een termijn van twintig maanden.
Op grond van artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering moet de rechtbank in de beslissing tot verlenging van de maatregel aangeven wanneer de maatregel (na verlenging) onvoorwaardelijk eindigt. De maatregel begon op 14 april 2021 en eindigt zonder verdere verlenging voorwaardelijk op 22 juli 2025. De rechtbank verlengt de maatregel nu met twintig maanden. Als de maatregel daarna niet opnieuw wordt verlengd en zich geen situaties voordoen waardoor de termijn van de maatregel tijdelijk wordt stopgezet (bijvoorbeeld weglopen), eindigt de maatregel voorwaardelijk op 14 maart 2027 en onvoorwaardelijk op 14 maart 2028. De rechtbank merkt op dat zij bij de berekening van deze data heeft aangesloten bij artikel 88 van het Wetboek van Strafrecht, waaruit volgt dat onder een maand wordt verstaan 30 dagen en dat zij zich bij die berekening heeft gebaseerd op de stukken die zich nu in het dossier bevinden.
De rechtbank neemt bij haar beslissing de desbetreffende wetsartikelen in aanmerking.

De beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[betrokkene], voornoemd, voor een periode van
twintig maanden.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.M. van Poecke, voorzitter en kinderrechter, mr. D.S.M. Bak en mr. G.M.L. Tomassen, als kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Duis – van Grol, griffier, en uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 november 2025.