ECLI:NL:RBGEL:2025:9921

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
21162
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot kwijtschelding of vermindering van ontnemingsbedrag afgewezen wegens gebrek aan bewijs van draagkracht

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 5 november 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot kwijtschelding of vermindering van een ontnemingsmaatregel opgelegd aan de veroordeelde. De ontnemingsmaatregel, die is opgelegd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 mei 2017, verplicht de veroordeelde tot betaling van € 125.356,58 aan de Staat. Tot de datum van indiening van het verzoekschrift op 25 juli 2025 had de veroordeelde slechts € 15.867,05 betaald, waardoor er nog een openstaand bedrag van € 109.489,53 resteerde.

De veroordeelde heeft in zijn verzoekschrift aangevoerd dat hij al verantwoordelijkheid heeft genomen door zijn taakstraf volledig uit te voeren en dat de ontnemingsmaatregel voor hem als een dubbele bestraffing voelt. Hij heeft aangegeven dat hij werkt als machinebouwer en een maandelijks inkomen van € 2500,- heeft, maar dat hij geen bewijsstukken heeft overgelegd om zijn financiële situatie te onderbouwen. De advocaat van de veroordeelde heeft ervoor gekozen om geen stukken over te leggen, maar heeft wel verwezen naar medische stukken die de gevolgen van de ontnemingsmaatregel voor de veroordeelde onderbouwen.

Het openbaar ministerie heeft het verzoek afgewezen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij nu of in de toekomst onvoldoende draagkracht heeft om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat de veroordeelde en zijn echtgenote in 2025 aanzienlijke bedragen van hun spaarrekening hebben opgenomen voor vakantie-uitgaven, wat niet in lijn is met de stelling dat hij financieel niet in staat zou zijn om te betalen. De rechtbank heeft het verzoek tot kwijtschelding of vermindering van de ontnemingsmaatregel dan ook afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
raadkamernummer : 25-021162
datum raadkamer : 22 oktober 2025
datum uitspraak : 5 november 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,,
wonende aan de [adres]
mr. A.M. van Wingerden, advocaat te Tilburg,
hierna te noemen: veroordeelde,

Feiten

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft aan veroordeelde bij arrest van
31 mei 2017 een ontnemingsmaatregel opgelegd, inhoudende de verplichting tot betaling aan de Staat van € 125.356,58. Deze ontnemingsmaatregel is onherroepelijk geworden.
Veroordeelde heeft tot 25 juli 2025, de datum van indiening van het verzoekschrift, een bedrag van € 15.867,05 betaald. Het openstaande bedrag is € 109.489,53.

Procedure

Het verzoek van de veroordeelde is op 29 juli 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het openbaar ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt
De rechtbank heeft op 22 oktober 2025 het verzoek op de openbare raadkamerzitting behandeld, tegelijk met het gelijkluidende verzoek van veroordeeldes echtgenote (25-021168).
De rechtbank heeft veroordeelde, de advocaat, mr. A.M. van Wingerden en de officier van justitie gehoord.

Verzoek

Het verzoek strekt tot kwijtschelding, althans vermindering van de aan veroordeelde ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel opgelegde resterende verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 109.489,53.
Door veroordeelde is in zijn verzoekschrift aangevoerd dat hij voor zijn fout al verantwoordelijkheid heeft genomen door onder andere de opgelegde taakstraf volledig te hebben uitgevoerd. Hij ervaart de ontnemingsmaatregel als een dubbele bestraffing die extra zwaar voelt. Hij is al geruime tijd aan het terugbetalen, maar het einde lijkt nog lang niet in zicht voor hem; het opgelegde bedrag is niet realistisch of haalbaar. Veroordeelde wil zijn leven graag opbouwen, zonder die constante financiële druk en het gevoel dat het nooit genoeg is.
Ter zitting heeft veroordeelde medegedeeld dat hij werkt als machinebouwer en dat hij daarmee € 2500,- verdient zonder reiskosten. De advocaat deelt mee dat zij en haar cliënt de keuze hebben gemaakt om hiervan geen stukken over te leggen, maar om enkel stil te staan bij de fysieke- en persoonlijke gevolgen die de ontnemingsmaatregel met zich meebrengt bij veroordeelde. De advocaat verwijst naar de medische stukken die zij heeft ingediend.

Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie stelt dat het verzoekschrift moet worden afgewezen.

Beoordeling

Op grond van artikel 6:6:26 Sv kan de rechter op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van veroordeelde het vastgestelde bedrag verminderen of kwijtschelden of bevelen dat een reeds betaald of verhaald bedrag geheel of gedeeltelijk wordt teruggegeven of aan een derde wordt uitgekeerd.
Veroordeelde heeft drie keer eerder een verzoek om kwijtschelding gedaan, die steeds zijn afgewezen. Vanaf 2021 wordt maandelijks € 200,- dan wel € 250,- afbetaald.
De rechtbank stelt voorop dat, om in aanmerking te komen voor kwijtschelding dan wel vermindering van de opgelegde betalingsverplichting, op verzoeker de verplichting rust om gemotiveerd en met bewijsstukken onderbouwd aannemelijk te maken dat nu en in de toekomst bij veroordeelde geen draagkracht aanwezig is en zal zijn om het te betalen bedrag te voldoen.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt nu en in de toekomst onvoldoende draagkracht te hebben voor voldoening aan de betalingsverplichting. Hij heeft er desgevraagd uitdrukkelijk voor gekozen aan de rechtbank geen stukken over te leggen over zijn inkomen, vermogen, of schulden. Dit klemt temeer nu blijkens het advies van het CJIB betrokkene en zijn echtgenote in 2025 € 2.800,- van hun spaarrekening hebben opgenomen, kennelijk om een vakantie van € 3.191,- te bekostigen. Daarnaast is in twee maanden een bedrag van € 2.050,- contant opgenomen. Dit alles is niet betwist tijdens de zitting.
Voorstelbaar is dat verzoeker nu eindelijk eens van deze schuldenlast af wil om een nieuw leven op te bouwen. Hij is echter wel veroordeeld voor betrokkenheid bij hennepteelt met meerdere oogsten. Wat er met het illegaal verkregen geld is gebeurd, is nooit bekend geworden.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van
R.M.J. van den Bogaart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2025.