ECLI:NL:RBGEL:2025:9937

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
25-021184
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot kwijtschelding van ontnemingsbedrag in verband met arbeidsongeschiktheid en financiële situatie van de veroordeelde

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 november 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot kwijtschelding van een ontnemingsbedrag van € 29.279,63, opgelegd aan de veroordeelde. De veroordeelde, die volledig arbeidsongeschikt is en een Wajong-uitkering ontvangt, heeft tot 21 juli 2025 een bedrag van € 10.800,73 betaald van de oorspronkelijk opgelegde ontnemingsmaatregel van € 40.080,36. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die een gezin met drie minderjarige kinderen onderhoudt, in een financieel benarde situatie verkeert en nauwelijks in zijn levensonderhoud kan voorzien. De rechtbank heeft het verzoek tot kwijtschelding toegewezen, omdat de veroordeelde zijn betalingsverplichtingen tot nu toe is nagekomen en er geen uitzicht is op verbetering van zijn financiële situatie. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker voldoende bewijs heeft geleverd van zijn blijvende financiële problemen en dat de omstandigheden van de zaak rechtvaardigen dat het resterende bedrag op nihil wordt gesteld. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
raadkamernummer : 25-021184
datum raadkamer : 22 oktober 2025
datum uitspraak : 5 november 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
mr. R. Horstink, advocaat te Deventer,
hierna te noemen: veroordeelde.

Feiten

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft aan veroordeelde bij arrest van 17 maart 2017 een ontnemingsmaatregel opgelegd, inhoudende de verplichting tot betaling aan de Staat van € 40.080,36. Deze ontnemingsmaatregel is onherroepelijk geworden.
Veroordeelde heeft tot 21 juli 2025, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift, een bedrag van € 10.800,73 betaald. Het openstaande bedrag is € 29.669,63.

Procedure

Het verzoek van veroordeelde is op 21 juli 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het openbaar ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt
De rechtbank heeft op 22 oktober 2025 het verzoek op de openbare zitting behandeld.
De rechtbank heeft veroordeelde, de advocaat, mr. A.C. Huisman en de officier van justitie gehoord.

Verzoek

Het verzoek strekt tot kwijtschelding, althans vermindering van de aan veroordeelde ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel opgelegde verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 29.279,63.
Door veroordeelde is aangevoerd dat hij al jaren druk doende is met afbetaling. Momenteel bestaat er een betalingsregeling met het CJIB, waarbij hij € 130,- per maand betaalt. Veroordeelde is volledig arbeidsongeschikt en ontvangt een Wajong-uitkering van € 1777,-.
Deze situatie is voor veroordeelde structureel en duurzaam: er is geen verwachting dat hij ooit arbeid zal kunnen verrichten. Hij moet daarvan niet alleen zichzelf, maar ook zijn vrouw en zijn inmiddels drie minderjarige kinderen onderhouden. De betalingsregeling is voor veroordeelde zwaar, maar wordt nagekomen. Veroordeelde heeft dit jaar nog een zware maagoperatie moeten ondergaan. De fysieke en psychische gevolgen zullen daardoor blijven. Veroordeelde houdt maandelijks € 100,- over, maar daar moet hij de bezoeken aan het ziekenhuis van betalen.

Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie stelt dat het verzoekschrift moet worden afgewezen.

Beoordeling

Op grond van artikel 6:6:26 Sv kan de rechter die de betalingsverplichting heeft opgelegd op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de veroordeelde het vastgestelde bedrag verminderen of kwijtschelden of bevelen dat een reeds betaald of verhaald bedrag geheel of gedeeltelijk wordt teruggegeven of aan een derde wordt uitgekeerd.
De rechtbank stelt voorop dat, om in aanmerking te komen voor kwijtschelding dan wel vermindering van de opgelegde betalingsverplichting, op de verzoeker de verplichting rust om gemotiveerd en met bewijsstukken onderbouwd aannemelijk te maken dat nu en in de toekomst bij veroordeelde geen draagkracht aanwezig is en zal zijn om het te betalen bedrag te voldoen.
Veroordeelde heeft sinds de oplegging van de ontnemingsmaatregel netjes meegewerkt met het CJIB en heeft maandelijks voldaan aan zijn betalingsverplichting. Andere schulden zijn inmiddels afbetaald via de bewindvoering. Verzoeker heeft stukken overgelegd ter onderbouwing van een en ander. Gelet op zijn medische toestand (onder andere volledig arbeidsongeschikt verklaard), zijn betalingsgedrag tot heden en de aannemelijkheid dat er geen reëel uitzicht bestaat op een substantiële verbetering van zijn inkomen en het feit dat drie minderjarige kinderen van hem afhankelijk zijn, zal de rechtbank het verzoek van veroordeelde toewijzen.

Beslissing

De rechtbank
- wijst het verzoek toe en stelt het door veroordeelde ingevolge van het arrest van
17 maart 2017 nog aan de Staat te betalen bedrag op nihil.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van
R.M.J. van den Bogaart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2025.