ECLI:NL:RBGEL:2025:994

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
ARN 24_2077
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Definitieve vaststelling recht op kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2021

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de definitieve vaststelling van zijn recht op kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2021, vastgesteld op € 875. De rechtbank constateert dat de Dienst Toeslagen met het bestreden besluit II, dat op 7 mei 2024 is genomen, het eerdere besluit niet expliciet heeft ingetrokken, maar dat er feitelijk geen geschil meer bestaat. Eiser heeft op de zitting erkend dat zijn recht op kinderopvangtoeslag correct is vastgesteld met het bestreden besluit II, waardoor het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank oordeelt dat er geen procesbelang meer is, omdat eiser zijn beroep niet heeft ingetrokken. Eiser heeft echter recht op terugbetaling van het griffierecht, omdat hij bij het indienen van het beroep nog wel procesbelang had. De rechtbank wijst erop dat eiser zich kan beklagen over de werkwijze van de Dienst Toeslagen, maar dat dit niet leidt tot een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, en mr. B. Voors, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/2077

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en

Dienst Toeslagen, de dienst

(gemachtigden: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de definitieve vaststelling van zijn recht op kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2021 op € 875.
1.1.
Met het bestreden besluit van 15 maart 2024 op het bezwaar van eiser is de dienst bij dat besluit gebleven (het bestreden besluit I).
1.2.
De dienst heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Bij besluit van 7 mei 2024 is de definitieve vaststelling van eisers recht op kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2021 herzien naar € 6.117 (het bestreden besluit II).
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de dienst.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt vast dat de dienst met het bestreden besluit II het bestreden besluit I niet expliciet heeft ingetrokken. Echter, uit het verweerschrift en het verhandelde op de zitting maakt de rechtbank op dat de dienst het bestreden besluit I niet langer handhaaft. Niet is gebleken dat eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit I, zodat de rechtbank het beroep daartegen niet-ontvankelijk zal verklaren.
3. In artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat het (bezwaar of) beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser op de zitting heeft erkend dat zijn definitieve recht op kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2021 met het bestreden besluit II, dat in beroep is genomen, juist is vastgesteld. Hierdoor bestaat er feitelijk geen geschil meer tussen partijen. Gelet daarop heeft eisers beroep geen betrekking op het bestreden besluit II.
5. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank, omdat eiser zijn beroep niet heeft ingetrokken, zijn beroep niet-ontvankelijk zal verklaren vanwege het ontbreken van een procesbelang.
Heeft eiser recht op vergoeding van het griffierecht?
6. Artikel 8:41, zevende lid, van de Awb bepaalt dat indien het beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan aan de indiener het door deze betaalde griffierecht vergoed.
6.1.
De rechtbank heeft eiser bij brieven van 27 september 2024 en van 22 oktober 2024 verzocht om aan te geven of de dienst met het bestreden besluit II al dan niet is tegemoetgekomen aan zijn beroep. Eiser heeft hierop niet gereageerd. Eiser heeft zijn beroep ook niet ingetrokken, zodat dit artikel niet van toepassing is.
7. Beoordeeld moet worden of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder in de reden voor het vervallen van het procesbelang, toch grond is gelegen om over te gaan tot vergoeding van griffierecht. Hoewel de dienst kan worden gevolgd in zijn standpunt dat de herziening in beroep van de definitieve vaststelling van het recht op kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2021 het gevolg is van een - door eiser bij de aanvullende gronden van beroep - overgelegde jaaropgave van [bedrijf] over de periode van januari tot en met mei van het jaar 2021, van welke jaaropgave de dienst niet eerder kennis had, had eiser (toen hij zijn beroep indiende) nog wel procesbelang. Anders dan bij de beoordeling van een verzoek om proceskosten is hier niet van belang of het instellen van beroep door eiser redelijk was. Eiser krijgt het griffierecht daarom wel terug.
Tot slot
8. Tot slot overweegt de rechtbank nog het volgende. Ter zitting heeft eiser nog betoogt dat hij wil dat er “een duidelijk signaal komt vanuit de rechter dat sommige dingen sneller en beter kunnen worden opgelost door naar burgers te luisteren”. De rechtbank leest hierin dat eiser zich beklaagt over de werkwijze van de dienst en daarover kan eiser bij de dienst een klacht indienen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt het griffierecht terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de dienst het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.