ECLI:NL:RBGRO:2002:AE1091

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
4 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
57563/KG ZA 02-87
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van leverantierechten en ondertekening huurovereenkomst in kort geding

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Interbrew Nederland N.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], met als doel [gedaagde] te veroordelen tot het overhandigen van een ondertekend exemplaar van een overeenkomst en het honoreren van leverantierechten. De vordering is ingesteld naar aanleiding van een geschil over de uitleg van een 'Overeenkomst inzake huurrechten' die op 28 juni 2000 was gesloten tussen [gedaagde] en Interbrew. De voorzieningenrechter heeft op 4 april 2002 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de vorderingen van Interbrew in conventie zijn toegewezen en de vorderingen van [gedaagde] in reconventie zijn afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Interbrew een exclusief leverantierecht heeft ten aanzien van het pand aan de Oude Kijk in 't Jatstraat 53, met uitzondering van bepaalde producten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met het nakomen van zijn verplichtingen uit de overeenkomst van geldlening en dat Interbrew recht heeft op de gevorderde dwangsommen. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot het betalen van dwangsommen en de proceskosten. De uitspraak is gedaan in het kader van een kort geding, waarbij de voorzieningenrechter de spoedeisendheid van de vordering heeft erkend.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
Reg.nr.: 57563/KG ZA 02-87
Datum uitspraak: 4 april 2002
V O N N I S
in de zaak van:
de naamloze vennootschap INTERBREW NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Valkenswaard, kantoorhoudende aldaar alsmede te Groningen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen Interbrew,
procureur mr. J.P. van Stempvoort,
en
[gedaagde],
wonende te Peize,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen [gedaagde],
procureur mr. H.E.M. Hulleman,
advocaat mr. O. Hammerstein.
PROCESVERLOOP
in conventie en reconventie:
Interbrew heeft [gedaagde] doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt ertoe [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, te veroordelen:
I. om binnen twee werkdagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan Interbrew een op iedere bladzijde geparafeerd en op de laatste bladzijde ondertekend exemplaar ter hand te stellen van de overeenkomst ten processe bedoeld als het concept van 17 december 2001, zulks op straffe van een ten gunste van Interbrew te vervallen dwangsom groot € 5.000,-- voor iedere dag dat [gedaagde] met het aan Interbrew ter hand stellen van een aldus geparafeerd en ondertekend contract in gebreke mocht blijven;
II. om onmiddellijk nadat twee werkdagen zullen zijn verstreken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de leverantierechten van Interbrew met betrekking tot Oude Kijk in 't Jatstraat 53 te Groningen te honoreren zowel als door de exploitant van Oude Kijk in 't Jatstraat 53 te Groningen te doen honoreren, door zo nodig deze laatste daartoe de nodige aanwijzingen te verstrekken, en wel door ingaande de dag na betekening als voormeld alle bestellingen met betrekking tot dranken te verrichten c.q. te doen verrichten bij de drankenhandel Interbrew Groningen, behoudens de uitzonderingen bij akte "overeenkomst van geldlening" d.d. 16 augustus 2000 voorzien, -alles op straffe van een ten gunste van Interbrew te vervallen dwangsom groot € 5.000,-- voor iedere dag dat [gedaagde] na betekening als voormeld in gebreke mocht blijven met aan deze veroordeling te voldoen-;
III. in de kosten van deze procedure.
Op de voor de behandeling bepaalde dag, woensdag 27 maart 2002, zijn namens Interbrew verschenen [H.] en [K.], vergezeld van hun procureur mr. Van Stempvoort, voornoemd.
[gedaagde] is verschenen, vergezeld van zijn advocaat mr. Hammerstein, voornoemd en zijn vertegenwoordiger [P.].
Interbrew heeft conform de dagvaarding voor eis geconcludeerd, waarbij zij producties in het geding heeft gebracht.
[gedaagde] heeft in conventie -onder overlegging van producties- verweer gevoerd en geconcludeerd de vorderingen van Interbrew af te wijzen, met veroordeling van Interbrew in de kosten van de procedure.
In reconventie heeft [gedaagde] voor eis geconcludeerd Interbrew te veroordelen tot het tekenen van een schriftelijke huurovereenkomst met [gedaagde], gebaseerd op de uitgangspunten welke zijn genoemd in der partijen "Overeenkomst inzake huurrechten" en Interbrew te veroordelen tot betaling aan [gedaagde] van de ingevolge die huurovereenkomst verschuldigde huurtermijnen vanaf 1 januari 2002, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag dat Interbrew in gebreke mocht blijven aan dit vonnis te voldoen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten.
Interbrew heeft in reconventie verweer gevoerd en geconcludeerd Interbrew niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, dan wel de vordering af te wijzen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en pleitnotities overgelegd.
Partijen hebben ten slotte vonnis gevraagd.
De uitspraak is bepaald op 4 april 2002.
RECHTSOVERWEGINGEN
in conventie en reconventie:
1. Vaststaande feiten:
a. [gedaagde] heeft het pand Gedempte Kattendiep 23-1 te Groningen verhuurd aan [L.], [K.], [Van K.] en [De V.], tezamen de huurder genoemd. Op 28 juni 2000 hebben partijen -[gedaagde] als de verhuurder en Interbrew als de Brouwerij- met betrekking tot dit pand een "Overeenkomst inzake huurrechten" gesloten.
b. Partijen zijn in artikel 1 van bedoelde "Overeenkomst inzake huurechten" het volgende overeengekomen:
"De verhuurder verleent hierbij aan de Brouwerij het recht het gehuurde te huren indien en zodra de huurovereenkomst tussen de verhuurder en de huurder om welk reden dan ook is geëindigd en het gehuurde door de huurder is ontruimd. (...)
Leverantie recht: met uitzondering van wijnen, Martinus-bieren en JOS-Gedistilleerd."
c. De rechtbank heeft in september 2001 het faillissement uitgesproken van de huurder.
d. Nadat een geschil was ontstaan over de uitleg van voornoemde overeenkomst heeft de president in kort geding op 13 december 2001 een vonnis gewezen tussen Interbrew als eiseres en [gedaagde] als gedaagde, waarin onder meer het volgende is beslist:
1. veroordeelt gedaagde om binnen drie weken na betekening van dit vonnis aan eiseres het concept van een huurovereenkomst ter hand te stellen gebaseerd op de uitgangspunten welke zijn genoemd in der partijen "Overeenkomst inzake huurrechten".
e. Ter uitvoering van dit vonnis heeft [gedaagde] op 17 december 2001 aan Interbrew een huurcontract ter hand gesteld.
f. Bij brief van 24 december 2001 heeft de raadsman van Interbrew naar aanleiding van dit contract vragen gesteld en opmerkingen gemaakt.
g. Op 28 december 2001 hebben partijen een sleutelovereenkomst gesloten, inhoudende dat in afwachting van de uitkomst van de onderhandelingen met betrekking tot de huurovereenkomst [gedaagde] de sleutel van het pand ter beschikking stelt aan Interbrew.
h. In januari 2002 heeft [gedaagde] een tweede huurcontract aan Interbrew overhandigd. In dit contract is onder andere het volgende beding opgenomen:
9. Bijzondere bepalingen
V. Overeenkomst brouwerij
"Huurder en verhuurder zijn overeengekomen dat huurder onder nog uit te werken voorwaarden bier, fris en gedistilleerd zal afnemen van een door verhuurder aan te wijzen brouwerij, op de bij dit bedrijf gebruikelijke voorwaarden (...)."
i. Partijen hebben op 16 augustus 2000 onder aldaar vermelde nadere voorwaarden een overeenkomst van geldlening gesloten, inhoudende dat Interbrew aan [gedaagde] ter leen heeft verstrekt een bedrag van ƒ 200.000,-- ten behoeve van het horecabedrijf van [gedaagde] gelegen aan de Oude Kijk in 't Jatstraat 47-51 te Groningen.
Artikel 2 uit deze overeenkomst bepaalt:
"A. Relatie verklaart geen enkel drankafnamebeding te hebben gesloten met een andere brouwerij of leverancier van dranken en verbindt er zich toe gedurende VIJF (5) jaar te rekenen vanaf heden de onroerende zaken aan de Steentilstraat 38, Schuitendiep 44, Oude Kijk in 't Jatstraat 47-51 (wijnhandel/slijterij [gedaagde]) en met ingang van 1 mei 2001 of eerder de Oude Kijk in 't Jatstraat 53 allen te Groningen, als horecabedrijf te exploiteren en in de betreffende panden en in of op de aanhorigheden daarvan van de soorten bieren en andere dranken die vermeld zijn op de aan deze overeenkomst gehechte lijst uitsluitend de aldaar genoemde bieren en andere dranken te verkopen of aan te bieden geleverd door de Brouwerij of door een door de Brouwerij aan te wijzen leverancier. (...) Partijen komen overeen dat wijnen, Martinus bieren en Jos gedistilleerd niet onder dit afnamebeding vallen. (...)
j. Interbrew heeft tot op heden niet aan Oude Kijk in 't Jatstraat 53 mogen leveren.
2. Standpunt van Interbrew:
2.1 Uit artikel 1 laatste zin van de "Overeenkomst inzake huurrechten" blijkt dat Interbrew een leverantierecht ten aanzien van het gehuurde heeft bedongen, met dien verstande dat zij moet wijken voor de wens van [gedaagde] om zelf wijnen, Martinus-bieren en JOS gedistilleerd te leveren. Uit het concept van 17 december 2001 blijkt dat [gedaagde] hiervan op de hoogte was, nu daarin niet een volledig leverantierecht van [gedaagde] is opgenomen. In het concept van januari 2002 heeft [gedaagde] een nieuw artikel opgenomen, artikel V, waaruit valt af te leiden dat Interbrew geen leverantierecht toekomt. Dit is ontoelaatbaar.
2.2 Interbrew dacht aanvankelijk aan een huurintredingsdatum van 1 januari 2002. Door gemelde opstelling van [gedaagde] stelt zij zich thans echter op het standpunt dat de huur behoort in te gaan op de dag van ondertekening van het contact. Indien naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een andere datum in de rede ligt, zal Interbrew zich daaraan houden.
2.3 Ondanks duidelijke ingebrekestellingen is [gedaagde] zijn verplichtingen uit de overeenkomst van geldlening ten aanzien van Oude Kijk in 't Jatstraat 53 tot op heden niet nagekomen. Interbrew lijdt -doordat zij niet in de gelegenheid wordt gesteld haar leverantierecht uit te oefenen- schade en heeft er een spoedeisend belang bij dat [gedaagde] alsnog aan zijn verplichtingen voldoet.
2.4 De vordering in reconventie met betrekking tot de sleutelovereenkomst moet worden afgewezen. Interbrew is geen huur verschuldigd, omdat er tussen partijen nog geen huurovereenkomst is gesloten en zij het pand niet heeft geëxploiteerd. Interbrew fungeerde slechts als "huismeester", omdat de inventaris van het Gedempte Kattendiep 23-1 aan haar toebehoort. Terzake van de betaling van huurpenningen kan geen dwangsom worden opgelegd.
3. Standpunt van [gedaagde]:
3.1 [gedaagde] moest -op basis van het kort gedingvonnis van 13 december 2001- een huurovereenkomst opstellen gebaseerd op de uitgangspunten welke zijn genoemd in de "Overeenkomst inzake huurrechten". Uit deze overeenkomst volgt dat [gedaagde] kan bedingen aan wie het leverantierecht toekomt en dat de leverantierechten worden uitbesteed, met uitzondering van de eigen producten van [gedaagde]. Een dergelijk beding heeft [gedaagde] -nadat dit abusievelijk was vergeten in het concept van 17 december 2001- opgenomen in de concept-huurovereenkomst van januari 2002.
3.2 [gedaagde] erkent dat Interbrew op basis van de overeenkomst van geldlening een leverantierecht heeft met betrekking tot het pand aan de Oude Kijk in 't Jatstraat 53. Er is in dezen echter sprake van misbruik van omstandigheden. De overeenkomst verschaft Interbrew in hoge mate eenzijdig voordeel en [gedaagde] eenzijdig nadeel. [gedaagde] wil de lening thans aflossen, waardoor het belang van Interbrew om een beroep te doen op de bijkomende voorwaarden vervalt.
3.3 Interbrew heeft volgens de daartoe gesloten sleutelovereenkomst vanaf 28 december 2001 de beschikking gekregen over het pand Gedempte Kattendiep 23-1. Het is aan Interbrew te wijten dat er tot op heden geen huurovereenkomst tot stand is gekomen. Sinds 1 januari 2002 is Interbrew derhalve huur verschuldigd.
4. Beoordeling van het geschil:
4.1 Partijen verschillen van mening ten aanzien van de uitleg van artikel 1 laatste zin van de "Overeenkomst inzake huurrechten", welke uitleg van belang is voor de vraag of in de op grond van het vonnis van de president in kort geding d.d. 13 december 2001 tussen partijen te sluiten huurovereenkomst een beding moet worden opgenomen zoals weergegeven in art. 9 V van de concept-huurovereenkomst van januari 2002, geciteerd in rechtsoverweging 1, sub h.
De voorzieningenrechter zal de betekenis van artikel 1 laatste zin dienen vast te stellen aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dienaangaande wordt als volgt overwogen.
Uit de in het geding gebrachte stukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat partijen vóór het sluiten van de "Overeenkomst inzake huurrechten" hebben onderhandeld dan wel gecorrespondeerd over de betekenis en/of inhoud van het in geschil zijnde beding, zodat de bedoeling van partijen niet op basis daarvan kan worden bepaald. Dit betekent dat de laatste zin van artikel 1 moet worden uitgelegd op grond van de maatstaf van redelijkheid en billijkheid.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit de laatste zin van artikel 1 -Leverantie recht: met uitzondering van wijnen, Martinus-bieren en JOS-Gedistilleerd- dat Interbrew een exclusief leverantierecht heeft ten aanzien van het Gedempte Kattendiep 23-1, met uitzondering van de drie voornoemde producten. De voorzieningenrechter komt tot deze conclusie op grond van het volgende. De "Overeenkomst inzake huurrechten" is kennelijk voornamelijk opgemaakt ten behoeve van Interbrew. De huurder heeft van Interbrew een kredietfaciliteit gekregen en in verband daarmee is bepaald dat Interbrew bij het einde van de huurovereenkomst het gehuurde kan huren. Interbrew heeft evenwel weinig aan alleen een huurrecht, nu zij -zoals ter zitting is gebleken- niet zelf horecapanden exploiteert doch alleen drankenleverancier is. Het ligt dan ook niet voor de hand dat zij op grond van de "Overeenkomst inzake huurrechten" slechts een huurecht zou verkrijgen zonder dat daaraan een leverantierecht gekoppeld is. Een redelijke uitleg van de laatste zin van artikel 1 brengt aldus met zich mee dat aan Interbrew daarbij tevens een leverantierecht is toegekend.
4.2 De voorzieningenrechter acht het overwegend aan [gedaagde] te wijten dat tussen partijen nog geen huurovereenkomst tot stand is gekomen. Weliswaar heeft Interbrew vragen gesteld en opmerkingen gemaakt naar aanleiding van de eerste concept-huurovereenkomst van 17 december 2001 -waardoor enig oponthoud is ontstaan-, doch de totstandkoming van een definitieve huurovereenkomst is met name vertraagd doordat [gedaagde] in het tweede concept een nieuw artikel -artikel V- incorporeerde, hetgeen -zoals volgt uit overweging 4.1- ten onrechte is geschied. Op grond hiervan zal de voorzieningenrechter de ingangsdatum van de huurovereenkomst in redelijkheid vaststellen op 1 maart 2002.
4.3 Uit de tussen partijen gesloten overeenkomst van geldlening volgt dat Interbrew -met uitzondering van een drietal producten- een exclusief leverantierecht toekomt ten aanzien van onder meer Oude Kijk in 't Jatstraat 53. [gedaagde] beroept zich terzake op misbruik van omstandigheden. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is daarvan echter -hoe dan ook- geen sprake; het dienaangaande door [gedaagde] aangevoerde kan die slotsom in ieder geval niet dragen. [gedaagde] is bovendien een frequent zakenpartner van Interbrew en dient derhalve op de hoogte te zijn van de consequenties van zodanige contracten. Ook de stelling van [gedaagde] dat hij de lening wil aflossen, in welk geval Interbrew geen belang meer zou hebben bij het leverantierecht- dient te worden verworpen, nu Interbrew de overeenkomst uit geldlening mede is aangegaan teneinde er zeker van te zijn gedurende vijf jaren te mogen leveren aan -onder meer- Oude Kijk in 't Jatstraat 53 en zij uit dien hoofde een rechtens te respecteren belang behoudt bij het leverantiebeding.
4.4 Uit het onder 4.2 overwogene volgt dat Interbrew vanaf 1 maart 2002 huur verschuldigd is. Voor verschuldigdheid van huur over de periode daarvoor -vanaf 28 december 2001- bestaat voorshands geen grond. Er was in die periode immers nog geen huurovereenkomst tot stand gekomen en uit de sleutelovereenkomst blijkt ook niet dat partijen terzake een vergoeding zijn overeengekomen.
4.5 Gelet op het vorenoverwogene zullen de conventionele vorderingen -onder beperking en maximering van de dwangsommen- worden toegewezen en de reconventionele vorderingen worden geweigerd.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie en in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
in conventie:
1. veroordeelt [gedaagde] om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis aan Interbrew een op iedere bladzijde geparafeerd en op de laatste bladzijde ondertekend exemplaar ter hand te stellen van de overeenkomst ten processe bedoeld als het concept van 17 december 2001, met dien verstande dat deze overeenkomst als ingangsdatum heeft 1 maart 2002;
2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Interbrew van een dwangsom groot € 2.500,-- (tweeduizend vijfhonderd euro) voor iedere dag dat niet aan voormelde veroordeling wordt voldaan, met dien verstande dat maximaal € 50.000,-- (vijftigduizend euro) aan dwangsommen verbeurd zal kunnen worden;
3. veroordeelt [gedaagde] om onmiddellijk nadat twee werkdagen zullen zijn verstreken na betekening van dit vonnis de leverantierechten van Interbrew met betrekking tot Oude Kijk in 't Jatstraat 53 te Groningen te honoreren zowel als door de exploitant van Oude Kijk in 't Jatstraat 53 te Groningen te doen honoreren, door zo nodig deze laatste daartoe de nodige aanwijzingen te verstrekken, en wel door ingaande de dag na betekening als voormeld alle bestellingen met betrekking tot dranken te verrichten c.q. te doen verrichten bij de drankenhandel Interbrew Groningen, behoudens de uitzonderingen bij akte "overeenkomst van geldlening" d.d. 16 augustus 2000 voorzien;
4. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Interbrew van een dwangsom groot € 2.500,-- (tweeduizend vijfhonderd euro) voor iedere dag dat niet aan de onder 3 vermelde veroordeling wordt voldaan, met dien verstande dat maximaal € 50.000,-- (vijftigduizend euro) aan dwangsommen verbeurd zal kunnen worden;
5. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van Interbrew begroot op € 258,18 aan verschotten eventueel vermeerderd met de niet voor verrekening vatbare omzetbelasting en op € 703,36 aan salaris van de procureur;
6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
7. weigert de gevraagde voorzieningen;
8. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van Interbrew begroot op nihil aan verschotten en op € 351,68 aan salaris van de procureur;
in conventie en reconventie:
9. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma, voorzieningenrechter en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.