ECLI:NL:RBGRO:2002:AE1125

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
4 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
57148 KGZA 02-58
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W. Duitemeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van bouwtekeningen in kort geding

In deze zaak heeft eiser, wonende te [adres], gedaagde, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE COMBINATIE ARCHITECTUUR EN BEELDENDE KUNST B.V., gedagvaard in kort geding. De vordering van eiser strekt ertoe gedaagde te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis alle benodigde bouwtekeningen en overige op de verbouwing betrekking hebbende stukken aan eiser af te geven, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per dag dat gedaagde in gebreke blijft. De zaak is behandeld op 21 maart 2002, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn advocaat mr. A.A.D. Bloemsma en gedaagde door mr. F.J. Majoor. Eiser heeft gedaagde opdracht gegeven tot het maken van ontwerpen voor de verbouwing van zijn pand aan het Vredenburg 22 te Utrecht, maar er is onenigheid ontstaan over de einddeclaratie van gedaagde. Gedaagde heeft een retentierecht ingeroepen om betaling van de einddeclaratie te waarborgen, wat eiser betwistte. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij de tekeningen dringend nodig had, en dat hij reeds in het bezit was van de meeste tekeningen. De vordering van eiser werd daarom afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van de procedure. De voorzieningenrechter benadrukte dat het retentierecht van gedaagde niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, en dat het ook als pressiemiddel kan worden gebruikt om betaling te verkrijgen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
Reg.nr.: 57148 KGZA 02-58
Datum uitspraak: 4 april 2002
VO N N I S
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [adres],
eiser,
procureur mr. P.E. Mazel,
advocaat mr. A.A.D. Bloemsma,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE COMBINATIE ARCHITECTUUR EN BEELDENDE KUNST B.V.,
gevestigd te Noordbroek,
gedaagde,
procureur mr. G. Jonkman
advocaat mr. F.J. Majoor.
PROCESVERLOOP
Eiser heeft gedaagde doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt ertoe gedaagde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis alle benodigde bouwtekeningen, de bouwvoorbereidingstekeningen alsmede de bouwuitvoeringstekeningen en overige op de verbouwing betrekking hebbende stukken, een en ander nader aangeduid onder punt 5 van de dagvaarding, aan eiser af te geven, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat gedaagde na betekening van dit vonnis in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen.
Op de voor de behandeling bepaalde dag, 21 maart 2002, is eiser verschenen, vergezeld van mr. Bloemsma.
Gedaagde is verschenen in de persoon van [O.], vergezeld van de bij gedaagde werkzame architect [O.] en van mr. Majoor.
Eiser heeft conform de dagvaarding voor eis geconcludeerd, waarbij hij producties in het geding heeft gebracht.
Gedaagde heeft verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd eiser hierin niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van eiser in de kosten van de procedure.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en pleitnotities overgelegd.
Partijen hebben ten slotte vonnis gevraagd.
De uitspraak is bepaald op heden.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten:
Eiser heeft gedaagde op 7 juli 1999 opdracht gegeven tot het maken van enkele ontwerpen voor de ontwikkeling van eisers pand aan het Vredenburg 22 te Utrecht, met name betreffende de verbouw van twee tot dan toe ongebruikte etages.
Op de overeenkomst ter zake zijn de Standaardvoorwaarden 1997 Rechtsverhouding opdrachtgever-architect (SR) van toepassing.
Eind november 2001 is tussen partijen onenigheid ontstaan over de keuze van de aannemer die het werk zou gaan uitvoeren. Die onenigheid heeft ertoe geleid dat gedaagde bij brief d.d. 6 december 2001 de opdracht heeft opgezegd onder verwijzing naar het bepaalde in de SR.
Daarnaast is verschil van mening ontstaan omtrent de (hoogte van de) einddeclaratie van gedaagde.
Met het oog daarop heeft eiser die einddeclaratie tot op heden niet voldaan.
Eiser heeft gedaagde enige malen verzocht de in haar bezit zijnde bouwtekeningen, zijnde het voorlopig ontwerp, het definitieve ontwerp, het bestek, de bouwvoorbereidingstekeningen alsmede de bouwuitvoeringstekeningen aan eiser te sturen.
Ter zake heeft gedaagde een beroep gedaan op een retentierecht teneinde aldus betaling van de einddeclaratie te verzekeren.
Beoordeling van het geschil:
Tussen partijen is niet in geschil dat aan gedaagde in beginsel een retentierecht toekomt op de onder haar berustende stukken betreffende de door eiser aan gedaagde opgedragen werkzaamheden, ter zake uit hoofde van die werkzaamheden verschuldigde bedragen.
In geschil is of gedaagde zich in de gegeven omstandigheden op dat recht kan beroepen zonder misbruik te maken van die bevoegdheid. Daartoe wordt het volgende overwogen.
De omstandigheid dat de af te geven stukken in het economisch verkeer geen waarde vertegenwoordigen en gedaagde zich derhalve daarop niet kan verhalen, brengt naar voorlopig oordeel, mede met het oog op de door eiser aangehaalde jurisprudentie van de Hoge Raad, niet zonder meer met zich mee dat gedaagdes beroep op het retentierecht in strijd komt met de redelijkheid en billijkheid. Het retentierecht kan immers niet alleen gehanteerd worden om verhaal te verzekeren, doch ook als pressiemiddel om spoedige betaling te verkrijgen.
Voor de beoordeling wiens recht in casu dient te prevaleren dienen de belangen van partijen te worden afgewogen.
Het belang van gedaagde is druk te kunnen blijven uitoefenen om aldus - spoedige - betaling van haar vordering te verkrijgen.
Daartegenover heeft eiser bij dagvaarding aangevoerd een financieel belang te hebben:
'Als Verhaar namelijk niet spoedig over de stukken kan beschikken zal hij nieuwe tekeningen moeten laten maken. (...) Daarnaast dreigt de aannemer met een claim wegens vertraging.'
Dat eiser een dergelijk financieel belang heeft, acht de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd, met name in het licht van de onweersproken stelling van gedaagde ter zitting dat eiser reeds de beschikking heeft over de tekeningen. Die stelling was overigens een herhaling van hetgeen gedaagde bij de door gedaagde als productie 9 overgelegde brief d.d. 2 januari 2002 aan eiser heeft medegedeeld:
'Overigens, vrijwel alle tekeningen etc. zijn reeds in uw bezit en omdat u vaak uw stukken niet kon vinden, in veelvoud.'
Ook te dien aanzien is niet gebleken dat eiser dat heeft weerlegd.
Bovendien is door eiser onweersproken gebleven dat - naar gedaagde ter zitting heeft gesteld - eiser de tekeningen niet dringend nodig heeft, omdat eiser inmiddels via een andere architect een wijziging van de bouwvergunning heeft aangevraagd, gebruikmakend van de tekeningen van gedaagde.
De voorzieningenrechter is voorts, mede gelet op het vorenstaande, van oordeel dat eiser onvoldoende heeft verduidelijkt welke stukken hij reeds in zijn bezit heeft en welke niet. In zoverre is de vordering naar voorlopig oordeel onvoldoende geadstrueerd.
Voor het overige acht de voorzieningenrechter de vordering deels onvoldoende bepaald, nu daarin mede wordt gevraagd de afgifte van overige op de verbouwing betrekking hebbende stukken, een en ander nader aangeduid onder punt 5 in de dagvaarding, alwaar is vermeld: "alle overige op de verbouwing betrekking hebbende stukken waarom door de aannemer wordt gevraagd".
Gelet op het vorenoverwogene acht de voorzieningenrechter de gevraagde voorziening niet voor toewijzing vatbaar.
Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden verwezen.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
1. weigert de gevraagde voorziening;
2. veroordeelt eiser in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagde begroot op € 293,-- aan verschotten eventueel vermeerderd met de niet voor verrekening vatbare omzetbelasting en op € 703,36 aan salaris van de procureur;
3. verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Duitemeijer, voorzieningenrechter en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.
js