ECLI:NL:RBGRO:2002:AE3727

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
31 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
58159 / HA ZA 02-315
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • Molema
  • Oostdijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van tatoeage en oplegging van dwangsom

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen, heeft eiseres, in haar hoedanigheid als wettelijke vertegenwoordigster van de minderjarige [P], gedaagde aangeklaagd met een vordering tot verwijdering van een tatoeage. De zaak is gestart met een dagvaarding op 18 april 2002, waarbij gedaagde niet is verschenen. Eiseres heeft primair gevorderd dat gedaagde de tatoeage volledig laat verwijderen, met een dwangsom van €200 per dag indien hij hier niet aan voldoet binnen zes maanden na het vonnis. Subsidiair heeft zij gevorderd dat de tatoeage onherkenbaar gemaakt wordt door een andere tatoeage aan te brengen, eveneens met een dwangsom verbonden aan het niet voldoen aan deze eis.

De rechtbank heeft op 31 mei 2002 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond was en heeft de primaire vordering toegewezen. De rechtbank heeft bepaald dat gedaagde binnen zes maanden na betekening van het vonnis een verklaring van een medicus moet overleggen waaruit blijkt dat de tatoeage is verwijderd. Tevens is er een maximum gesteld aan de dwangsommen, die tot €40.000 kunnen oplopen. De rechtbank heeft gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op €648,43, en heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.

Het vonnis is uitgesproken door mr. Molema en mr. Oostdijk, waarbij mr. Molema als rechter de zaak heeft behandeld en mr. Oostdijk het vonnis heeft uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
SECTOR CIVIEL RECHT
ENKELVOUDIGE KAMER
Reg.nr.: 58159 / HA ZA 02-315
Datum uitspraak: 31 mei 2002
V O N N I S
in de zaak van:
[eiseres], in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigster van de minderjarige [P],
wonende te [adres],
eiser bij exploot van dagvaarding d.d. 18 april 2002,
procureur mr. L.H. de Poortman - de Boer,
en
[gedaagde],
woonplaats onbekend, maar thans preventief gehecht in [adres],
gedaagde bij opgemeld exploot van dagvaarding,
niet verschenen.
PROCESVERLOOP
Tegen gedaagde is verstek verleend.
Eiser heeft op de bij dagvaarding geformuleerde gronden en onder overlegging van produkties, gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen om:
Primair: de tatoeage, zoals genoemd in alinea 4 van de inleidende dagvaarding, volledig te laten te verwijderen, hetgeen zou moeten blijken uit een verklaring afkomstig van een medicus, waaruit kan worden afgeleid dat de tatoeage is verwijderd en daarbij voorts te bepalen dat gedaagde een dwangsom zal verbeuren van 200,= euro per dag, wanneer hij niet na ommekomst van zes maanden na het in dezen te wijzen vonnis deze verklaring kan overleggen;
subsidiair: de tatoeage, zoals genoemd in alinea 4 van de inleidende dagvaarding, onherkenbaar te laten maken door middel van het plaatsen van een tatoeage die geen afbeelding van eiser bevat over de tatoeage van het gezicht van [P] op een wijze waardoor [P] op geen enkele wijze te herkennen is, het geen zou moeten blijken uit een verklaring afkomstig van een medicus daarbij voorts te bepalen dat gedaagde een dwangsom zal verbeuren van 200,= euro per dag, wanneer hij niet na ommekomst van zes maanden na het in deze zaak te wijzen vonnis deze verklaring kan overleggen;
met veroordeling in de kosten van deze procedure.
Vervolgens is door eiser vonnis gevraagd.
RECHTSOVERWEGINGEN
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat toewijzing kan volgen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsommen aan een maximum zal worden gebonden.
Nu de rechtbank het primair gevorderde zal toewijzen, zal hetgeen onder subsidiair gevorderde worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
1. veroordeelt gedaagde om de tatoeage, zoals genoemd in alinea 4 van de inleidende dagvaarding, volledig te laten te verwijderen;
2. bepaalt dat gedaagde binnen zes maanden na betekening van dit vonnis een verklaring afkomstig van een medicus dient te overleggen waaruit kan worden afgeleid dat de tatoeage is verwijderd;
3. bepaalt dat gedaagde een dwangsom van €200,= euro (tweehonderd euro) zal verbeuren voor iedere dag dat hij na het verstrijken van een termijn van zes maanden na betekening van dit vonnis in gebreke blijft aan de onder 2. opgenomen veroordeling te voldoen, met dien verstande dat maximaal €40.000,= euro (veertigduizend euro) aan dwangsommen verbeurd zal kunnen worden;
4. veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van eiser begroot op 258,18 euro aan verschotten, vermeerderd met de eventueel niet voor verrekening vatbare omzetbelasting en 390,25 euro aan salaris van de procureur;
5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Molema, rechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 31 mei 2002 door mr. Oostdijk, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier.