ECLI:NL:RBGRO:2002:AE3821

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
6 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
58679 KGZA 02-167
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W. Duitemeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Merkenrechtelijke geschil tussen WIM SMITS en KINDERKLEDING JOLIJN over gebruik van het merk 'Jollein'

In deze zaak heeft de vennootschap onder firma WIM SMITS, gevestigd te Assen, gedaagde KINDERKLEDING JOLIJN, vertegenwoordigd door B.C. Perdok, gedagvaard in kort geding. De eiseres vorderde onder andere dat gedaagde zou worden bevolen om met onmiddellijke ingang te staken met het gebruik van het merk 'Jollein' of gelijkende merken, en dat gedaagde zou worden veroordeeld tot betaling van een dwangsom bij niet-nakoming. De voorzieningenrechter heeft op 6 juni 2002 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de vordering van eiseres grotendeels werd toegewezen.

Eiseres exploiteert al tientallen jaren een groothandel in kinder- en babyartikelen onder de merknaam 'Jollein', welke merk op 14 april 1992 is gedeponeerd bij het Benelux Merkenbureau. Gedaagde, die sinds 12 april 2001 een kinderkledingwinkel onder de naam 'Kinderkleding Jolijn' exploiteert, verkoopt geen kleding van het merk 'Jollein', maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er verwarringsgevaar bestaat door de grote gelijkenis van beide merken. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde geen geldige reden had voor het gebruik van de handelsnaam en dat dit gebruik schade aan de merkhouder kan toebrengen.

De voorzieningenrechter heeft gedaagde bevolen om binnen een week na betekening van het vonnis te staken met het gebruik van het merk 'Jollein' of gelijkende merken, en heeft een dwangsom opgelegd voor iedere overtreding van dit bevel. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de kosten van de procedure. De termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak is vastgesteld op één jaar na betekening van het vonnis. Dit vonnis is uitgesproken door mr. W. Duitemeijer, voorzieningenrechter, ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
Reg.nr.: 58679 KGZA 02-167
Datum uitspraak: 6 juni 2002
VO N N I S
in de zaak van:
de vennootschap onder firma WIM SMITS,
gevestigd te Assen,
eiseres,
procureur mr. E. van Dijk,
advocaat mr. J.W. de Groot,
en
[gedaagde], h.o.d.n. KINDERKLEDING JOLIJN,
zaakdoende te Haren,
gedaagde,
gemachtigde B.C. Perdok.
PROCESVERLOOP
Eiseres heeft gedaagde doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt ertoe
1. gedaagde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te bevelen met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden elk gebruik van het merk 'Jollein' of daarop gelijkende merken (daaronder uitdrukkelijk ook begrepen het merk c.q. de aanduiding 'Jolijn' en (of) 'Kinderkleding Jolijn'), waaronder elke openbaarmaking, verveelvoudiging, im- of export van en (of) het ter verkoop of anderszins ter beschikking stellen aan derden van goederen met dat merk (die merken), en het bezigen van handelsnamen gelijkend op 'Jollein',
(2...)
(3...)
(4...)
5. op verbeurte van een dwangsom aan eiseres van E 5000,-- (zegge: vijfduizend euro), ineens voor ieder niet nagekomen bevel, alsmede E 500,-- (zegge: vijfhonderd euro) voor iedere dag dat de niet-nakoming voortduurt en E 250,-- voor ieder inbreukmakend kledingstuk waarmee in strijd met dit vonnis wordt gehandeld,
(6...)
7. de redelijke termijn waarbinnen eiseres een procedure ten principale aanhangig dient te hebben gemaakt te stellen op een jaar nadat door gedaagde bij de bevoegde rechter een bij deurwaardersexploot aan eiseres kenbaar gemaakt verzoek is ingediend om bedoelde maatregelen geheel of gedeeltelijk te herroepen of (verder) gevolg te ontzeggen,
8. gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding.
Op de voor de behandeling bepaalde dag, 29 mei 2002, is eiseres verschenen in de personen van [S.] senior en junior, vergezeld van mr. De Groot.
Gedaagde is verschenen, vergezeld van de heer Perdok.
Na een vermindering van de eis in die zin dat het onder de punten 2, 3, 4 en 6 van het petitum gevorderde werd ingetrokken, heeft eiseres conform de dagvaarding voor eis geconcludeerd, waarbij zij producties in het geding heeft gebracht.
Gedaagde heeft verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd eiseres hierin niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van eiseres in de kosten van de procedure.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Daarbij heeft gedaagde een pleitnotitie overgelegd.
Partijen hebben ten slotte vonnis gevraagd.
De uitspraak is bepaald op 6 juni 2002.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten:
Eiseres exploiteert sedert tientallen jaren een groothandel in kinder- en babyartikelen onder de merknaam 'Jollein'.
Op 14 april 1992 heeft eiseres het merk 'Jollein' gedeponeerd bij het Benelux Merkenbureau. De desbetreffende merkrechtregistratie is voor de Benelux verricht onder nummer 513602 voor de klassen 24 (kinderbedden, weefsels en textielproducten voor zover niet begrepen in andere klassen, kinderslaapzakjes, trappelzakken) en 25 (kinderkledingstukken). Het merk 'Jollein' gebruikt eiseres ook daadwerkelijk.
Vanaf 12 april 2001 exploiteert gedaagde een kinderkledingwinkel onder de handelsnaam 'Kinderkleding Jolijn' te Haren. Gedaagde verkoopt aan het winkelend publiek in Haren en genereert daarbij een relatief geringe omzet.[AG4]
Gedaagde verkoopt geen kleding van het merk 'Jollein'.
Beoordeling van het geschil:
Ingevolge artikel 13A-1-2 Benelux Merkenwet (BMW) kan de merkhouder zich op grond van zijn uitsluitend merkrecht verzetten tegen 'elk ander gebruik' (dan gebruik voor gelijke of soortgelijke waren of diensten) dat 'zonder geldige reden in het economisch verkeer van het merk of van een overeenstemmend teken wordt gemaakt onder zodanige omstandigheden dat aan de merkhouder schade kan worden toegebracht'.
Het voeren van een handelsnaam valt naar voorlopig oordeel te begrijpen onder gebruik in het economisch verkeer.
Gedaagde heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter, afgezien van de - ook voor kinderen - aansprekende klank van 'Jolijn', geen geldige reden aangegeven voor het gebruik van die handelsnaam (een overeenstemmend teken in de zin van vorengenoemd artikel).
Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat, gelet op de - ook niet weersproken - grote gelijkenis van beide tekens, voor verwarringsgevaar bij het publiek valt te vrezen, te meer nu beide partijen met gebruik van die tekens op de kinderkledingmarkt werkzaam zijn.
Naar vaste jurisprudentie brengt een dergelijk verwarringsgevaar reeds met zich dat schade aan de merkhouder kan worden toegebracht.
Daarmee is de onrechtmatigheid van het handelen van gedaagde gegeven.
De omstandigheid dat gedaagde geen kleding van het merk 'Jollein' verkoopt en in die zin - naar zij stelt - geen concurrerende positie inneemt ten opzichte van eiseres, doet aan het vorenstaande niet af.
Gelet op het vorenoverwogene wordt de gevraagde voorziening toegewezen, waarbij gedaagde een naar het oordeel van de voorzieningenrechter redelijke termijn van één week na betekening wordt gegund. De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
Gedaagde wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure verwezen.
Met toepassing van artikel 260 Rv bepaalt de voorzieningenrechter de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak op één jaar na betekening van dit vonnis.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
1. beveelt gedaagde binnen één week na betekening van dit vonnis te staken en vervolgens gestaakt te houden elk gebruik van het merk 'Jollein' of daarop gelijkende merken (daaronder uitdrukkelijk ook begrepen het merk c.q. de aanduiding 'Jolijn' en (of) 'Kinderkleding Jolijn'), waaronder elke openbaarmaking, verveelvoudiging, im- of export van en (of) het ter verkoop of anderszins ter beschikking stellen aan derden van goederen met dat merk (die merken), en het bezigen van handelsnamen gelijkend op 'Jollein';
2. veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een dwangsom groot E 1.000,-- (zegge: eenduizend euro) voor iedere overtreding van voormeld bevel en voor iedere dag dat daaraan niet wordt voldaan, met dien verstande dat maximaal E 20.000,-- (zegge: twintigduizend euro) aan dwangsommen verbeurd zal kunnen worden;
3. bepaalt de termijn waarbinnen de eis in de hoofdzaak moet worden ingesteld op één jaar na betekening van dit vonnis;
4. veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van eiseres begroot op E 270,56 aan verschotten eventueel vermeerderd met de niet voor verrekening vatbare omzetbelasting en op E 703,36 aan salaris van de procureur;
5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Duitemeijer, voorzieningenrechter en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.
js