ECLI:NL:RBGRO:2002:AE3904

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
10 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
076000-02
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • [voorzitter]
  • [rechter 1]
  • [rechter 2]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door medewerker van de Informatie Beheer Groep

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 10 juni 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verduistering. De verdachte, werkzaam als medewerker Examendiensten bij de Informatie Beheer Groep, werd ervan beschuldigd gedurende een periode van meer dan vier jaar, van 15 juli 1997 tot en met 4 oktober 2001, een aanzienlijk bedrag van ongeveer 1.016.749,80 Euro te hebben verduisterd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het geld, dat hem toebehoorde uit hoofde van zijn functie, wederrechtelijk heeft toegeëigend. De officier van justitie heeft een wijziging van de tenlastelegging gevorderd, die door de rechtbank is toegewezen. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden, maar de rechtbank oordeelde dat de omschrijving van de tenlastelegging voldoende feitelijk was en niet in strijd met de wet.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele andere beschuldigingen die niet bewezen konden worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de Informatie Beheer Groep en het feit dat de verdachte eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Informatie Beheer Groep onvoldoende controle heeft uitgeoefend op haar medewerkers, wat heeft bijgedragen aan de mogelijkheid voor de verdachte om deze verduisteringen te plegen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
parketnummer: 076000-02
datum uitspraak: 10 juni 2002
op tegenspraak
raadsman: mr. De Mare
VONNIS
van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2002.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
verdachte
op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip, gelegen in op omstreeks
de periode van 15 juli 1997 tot en met 4 oktober 2001, althans in of omstreeks
het/de ja(a)r(en) 1997 en/of 1998 en/of 1999 en/of 2000 en/of 2001,
te Groningen, (althans) in de gemeente Groningen, in ieder geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk
een of meer geldbedrag(en) -tot een totaalbedrag van (ongeveer)
1.016.749,80 Euro of daaromtrent-, althans een hoeveelheid of hoeveelheden
geld,
die/dat (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de Informatie Beheer
Groep, in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan verdachte,
en welk(e) geld(bedrag(en)) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn
persoonlijke dienstbetreking van/als medewerker Examendiensten 4 van de
(financiële) (bedrijfs)administratie van de afdeling Examen Diensten van de
Informatie Beheer Groep, in elk geval (telkens) anders dan door misdrijf onder
zich had,
(telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Wijziging tenlastelegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenlastelegging als volgt zal worden gewijzigd:
in het (onder feit 1) tenlastegelegde in de 6e volzin van boven invoegen vóór 'geldbedrag(en)': 'uit zogenaamd giraal geld bestaande'.
Deze vordering is door de rechtbank ter terechtzitting, gehoord de verdachte en diens raadsman, toegewezen.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
NIETIGHEID VAN DE DAGVAARDING
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard aangezien het bestanddeel 'anders dan door misdrijf verkregen' onvoldoende feitelijk is omschreven.
De rechtbank is van oordeel dat de omschrijving 'anders dan door misdrijf verkregen' voldoende feitelijk is en niet strijdig moet worden geacht met de bepalingen van artikel 261 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte had, uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking het geld in zijn feitelijke macht en aldus onder zich. Daarmee staat vast dat het geld anders dan door misdrijf is verkregen en hij daar vrijelijk over kon beschikken.
Het verweer dient derhalve te worden verworpen.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
verdachte
op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip, gelegen in op omstreeks
de periode van 15 juli 1997 tot en met 4 oktober 2001, althans in of omstreeks
het/de ja(a)r(en) 1997 en/of 1998 en/of 1999 en/of 2000 en/of 2001,
te Groningen, (althans) in de gemeente Groningen, in ieder geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk
een of meer uit zogenaamd giraal geld bestaande geldbedrag(en) -tot een totaalbedrag
van (ongeveer) 1.016.749,80 Euro of daaromtrent-, althans een hoeveelheid of hoeveelheden
geld,
die/dat (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de Informatie Beheer
Groep, in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan verdachte,
en welk(e) geld(bedrag(en)) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn
persoonlijke dienstbetrekking van/als medewerker Examendiensten 4 van de
(financiële) (bedrijfs)administratie van de afdeling Examen Diensten van de
Informatie Beheer Groep, in elk geval (telkens) anders dan door misdrijf onder
zich had,
(telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
KWALIFICATIE
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert het volgende strafbare feit op:
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
MOTIVERING STRAF
Bij de bepaling van de straf, die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de vordering van de officier van justitie;
b) de persoon van de verdachte, zoals naar voren gekomen uit:
- het onderzoek op de terechtzitting d.d. 27 mei 2002;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d. 8 februari 2002. Hieruit blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld wegens het plegen van een soortgelijk feit;
- het over de verdachte door de Stichting Reclassering Nederland te Groningen uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 3 mei 2002;
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft gedurende een langere periode ernstige strafbare feiten begaan en enorme geldbedragen weggesluisd. Daardoor is veel beroering bij de Informatie Beheer Groep en verdachtes directe collega's ontstaan. Op beschamende wijze heeft verdachte met zijn handelen het vertrouwen geschaad dat hem in het kader van zijn functie werd geschonken en bovendien aan de Informatie beheer Groep groot nadeel toegebracht. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte reeds eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Overigens is de rechtbank van mening dat de Informatie Beheer Groep het de verdachte wel erg gemakkelijk heeft gemaakt door onvoldoende controle uit te oefenen op de verrichtingen van haar medewerkers, geen duidelijke functiescheiding aan te brengen, geen screening toe te passen op nieuw aan te stellen medewerkers en door -blijkbaar- onvoldoende betrouwbare periodieke financiële controles uit te voeren.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 57 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van VIERENTWINTIG MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd, die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot ZES maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. [voorzitter], voorzitter, [rechter 1] en [rechter 2], in tegenwoordigheid van [griffier], als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 10 juni 2002.