RECHTBANK GRONINGEN
DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
Reg.nr.: 58742 KGZA 02-174
Datum uitspraak: 21 juni 2002
[de curator],
wonende te [woonplaats], in zijn hoedanigheid van curator van de besloten vennootschap MEPA B.V., voorheen gevestigd te Groningen,
eiser in conventie,
v e r w e e r d e r in reconventie,
hierna te noemen de curator,
procureur mr. F.R. Omta,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
e i s e r in reconventie,
hierna te noemen [gedaagde],
procureur mr. W. Eelsing.
De curator heeft [gedaagde] doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt ertoe bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te veroordelen om binnen twee dagen na de uitspraak van dit vonnis aan eiser af te geven c.q. over te dragen de personenauto, merk Alfa Romeo, type 145 1.9 JTD, kenteken 81-DS-VX, bouwjaar 27 november 1999, met afgifte van alle bij de personenauto behorende bescheiden inclusief alle autopapieren, mede daaronder verstaan de autosleutels, alsmede al datgene te doen hetwelk noodzakelijk is om voornoemde personenauto ter vrije beschikking te stellen aan eiser, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] met voornoemde afgifte c.q. overdracht in gebreke blijft;
2. voor recht te verklaren dat de aan de overdracht ten grondslag liggende rechtshandeling tussen [gedaagde] en Mepa B.V., met ingang van 27 februari 2002 is ontbonden, dan wel de rechtshandeling te ontbinden;
1. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede ter zake van de noodzakelijk gemaakte deurwaarderskosten, welke kosten tot op heden € 250,-- bedragen en tevens ter zake van buitengerechtelijke incassokosten.
Op de voor de behandeling bepaalde dag, 4 juni 2002, is namens de curator mr. Omta verschenen.
[gedaagde] is verschenen, vergezeld van mr. Eelsing.
De curator heeft conform de dagvaarding voor eis geconcludeerd, waarbij hij producties in het geding heeft gebracht.
[gedaagde] heeft in conventie verweer gevoerd en geconcludeerd de curator niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van de curator in de kosten van de procedure.
In reconventie heeft [gedaagde] voor eis geconcludeerd de curator te veroordelen om de meergenoemde Alfa Romeo onder zich te houden tot in een bodemprocedure definitief is beslist wie eigenaar van deze auto is, en deze auto aan [gedaagde] af te geven binnen twee weken nadat definitief vaststaat dat de auto eigendom is van [gedaagde], op beide onderdelen op verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag voor elke dag dat de curator in gebreke blijft de auto onder zich te houden en aan de veroordeling in de bodemprocedure te voldoen.
De curator heeft in reconventie verweer gevoerd en geconcludeerd [gedaagde] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, dan wel de vordering af te wijzen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en pleitnotities overgelegd.
Partijen hebben ten slotte vonnis gevraagd.
De uitspraak is bepaald op heden.
in conventie en reconventie:
[gedaagde] is in dienst geweest van Mepa B.V. (Mepa), voorheen gevestigd te Groningen.
Op 19 december 2001 heeft de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) een inval gedaan bij Mepa in verband met verdenking van frauduleuze praktijken door (medewerkers van) Mepa.
De bestuurders van Mepa, [bestuurder 1] en [bestuurder 2], zijn vanaf 20 december 2001 gedurende een periode van 36 dagen, derhalve tot en met 23 januari 2002, gedetineerd geweest op verdenking van fraude en oplichting.
In een door [gedaagde] opgestelde brief van Mepa - in de persoon van [bestuurder 1] - aan [gedaagde] d.d. 31 december 2001 is onder meer het volgende vermeld:
"Bij deze ontvangt u de gemaakte afspraak op schrift.
Uw declaraties over het jaar 2001, tezamen ƒ 13.728,-- (€ 6.229,49, griffier) groot, willen wij als volgt met u verrekenen.
Daar door u bekende omstandigheden, een geldelijke afrekening momenteel niet mogelijk is, ontvangt u ter verrekening van de door u ingediende declaraties de Alfa Romeo 145 Diesel, 81-DS-VX."
Op een aandeelhoudersvergadering van Mepa d.d. 15 februari 2002 is besloten het faillissement van Mepa aan te vragen.
Aandeelhouders van Mepa waren Noorderlijn Beheer B.V. en Tunt Holding B.V.
Aandeelhouder van Noorderlijn Beheer B.V. is [bestuurder 1] voornoemd. Aandeelhouder van Tunt Holding B.V. is [bestuurder 2] voornoemd.
Op 19 februari 2002 heeft deze rechtbank Mepa in staat van faillissement verklaard, met benoeming van [de curator] tot curator en [de R-C] tot rechter-commissaris.
Op 19 februari 2002 was de bedoelde Alfa Romeo op naam gesteld van Mepa. De autopapieren zijn door de FIOD op 19 december 2001 in beslag genomen. Na het faillissement zijn deze vervolgens aan de curator gezonden. De auto zelf is niet in de boedel aangetroffen.
Mepa heeft een nieuw kentekenbewijs aangevraagd en verkregen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer te Veendam. De kosten daarvan zijn blijkens de door de curator overgelegde productie 6 op 15 februari 2002 door Mepa betaald. Na de faillissementsdatum is vervolgens de tenaamstelling gewijzigd in die zin dat de auto op naam van [gedaagde] kwam te staan.
Bij brief van 27 februari 2002 heeft de curator, onder verwijzing naar artikel 42 Faillissementswet (Fw), de tussen de directeur van Mepa en [gedaagde] gemaakte afspraken terzake van de auto vernietigd.
Daarbij heeft de curator verzocht de auto aan hem af te geven.
Blijkens een overgelegde opgave van de ANWB is de richtprijs verkoop van een Alfa Romeo 145 1.9 JTD, bouwjaar 1999, € 8.400,-- en de richtprijs inkoop € 6.400,--.
Beoordeling van het geschil:
Niet ter discussie staat dat in betaling geven van de auto aan [gedaagde] als een onverplicht verrichte rechtshandeling valt aan te merken.
Ingevolge artikel 42, eerste lid, eerste zin, Fw kan de curator ten behoeve van de boedel een dergelijke rechtshandeling vernietigen indien de bij de rechtshandeling betrokken partijen wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn.
Ingevolge het eerste lid, sub 1 van artikel 43 Fw wordt in een geval als het onderhavige de aan het slot van artikel 42, eerste lid, eerste zin, Fw bedoelde wetenschap, behoudens tegenbewijs, vermoed aan beide zijden te bestaan indien de waarde der verbintenis aan de zijde van de schuldenaar aanmerkelijk die der verbintenis aan de andere zijde overtreft.
De vorengenoemde opgave van de ANWB omtrent de richtprijs verkoop en inkoop is niet weersproken, zodat de voorzieningenrechter die opgave als vaststaand beschouwt.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in een geval als het onderhavige de richtprijs verkoop als leidraad voor de waarde heeft te gelden. Dat is immers de prijs die ook een particuliere autoverkoper redelijkerwijs kan bedingen. In dit verband zij overwogen dat [gedaagde] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat aangaande de verkoopprijs de positie van een particuliere autoverkoper een andere is dan die van een professionele. Dat - naar [gedaagde] heeft gesteld - een professionele autoverkoper meer middelen ten dienste staan, moge juist zijn, doch dat doet aan het vorenoverwogene niet af.
De voorzieningenrechter is voorshands dan ook van oordeel dat, indien [gedaagde] besluit de auto te verkopen, hij daarvoor € 8.400,-- kan bedingen, welk bedrag aanzienlijk hoger is dan het bedrag waarop hij blijkens de door hem bij Mepa ingediende declaratie ad € 6.229,49 recht kon doen gelden.
Dit oordeel brengt met zich dat de waarde der verbintenis aan de zijde van de schuldenaar - in casu Mepa - die der verbintenis aan de andere zijde - in casu van [gedaagde] - aanmerkelijk overtreft.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het eerste lid, sub 1 van artikel 43 F van toepassing is.
Naar voorlopig oordeel is [gedaagde] niet geslaagd in het bewijs van het tegendeel. Hetgeen [gedaagde] daaromtrent heeft verklaard is daarvoor niet voldoende. [gedaagde] heeft weliswaar ter zitting verklaard dat hij slechts zeer beperkt toegang had tot de administratie/boekhouding van de bedrijven en dat hij de hele financiële toestand van Mepa niet kon overzien, doch dat kan, voorshands geoordeeld, niet zonder meer als tegenbewijs als vorengenoemd dienen. Dit klemt te meer nu [gedaagde] een en ander niet - met justificatoire bescheiden - heeft onderbouwd.
Gelet op het vorenstaande wordt de wetenschap van benadeling zoals bedoeld aan het slot van artikel 42, eerste lid, eerste zin, F vermoed aan beide zijden te hebben bestaan.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat de curator voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van benadeling van de gezamenlijke schuldeisers in het faillissement van Mepa. Vaststaat immers dat door de overdracht van de auto de zich in de faillissementsboedel bevindende activa zijn verminderd.
Hetgeen [gedaagde] dienaangaande heeft aangevoerd - dat de crediteuren in het faillissement volledig aan hun trekken komen - heeft hij onvoldoende onderbouwd, zodat daaraan voorbij zal worden gegaan.
De voorzieningenrechter is derhalve van oordeel dat het beroep van de curator op de gedane vernietiging slaagt. Daarmee valt de bestreden rechtshandeling weg alsof deze nimmer heeft bestaan.
Gelet op het vorenoverwogene wordt de gevraagde voorziening wat betreft de afgifte van de auto
toegewezen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de gevraagde termijn te bepalen op twee dagen na betekening van dit vonnis. De gevraagde dwangsom zal worden gemaximeerd.
De gevraagde voorziening aangaande de verklaring voor recht wordt afgewezen, nu de aard van een kort geding zich daartegen verzet.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding verwezen.
De buitengerechtelijke incassokosten zullen, als zijnde niet op deugdelijke wijze onderbouwd, worden afgewezen.
Zoals in conventie reeds is overwogen, valt een rechtshandeling bij een geslaagd beroep op de vernietiging daarvan weg alsof deze nooit bestaan heeft, zodat naar voorlopig oordeel de auto met terugwerkende kracht tot het vermogen van Mepa en daarmee tot de faillissementsboedel behoort.
Bij deze beoordeling speelt een rol dat de voorzieningenrechter de kans niet waarschijnlijk acht dat de bodemrechter tot een ander oordeel zal komen.
Gelet daarop wordt de gevraagde voorziening in reconventie afgewezen.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure verwezen.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
1. veroordeelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan de curator af te geven de personenauto, merk Alfa Romeo, type 145 1.9 JTD, kenteken 81-DS-VX, bouwjaar 1999, met afgifte van alle bij de personenauto behorende bescheiden inclusief alle autopapieren, mede daaronder verstaan de autosleutels, alsmede al datgene te doen hetwelk noodzakelijk is om voornoemde personenauto ter vrije beschikking te stellen aan de curator;
2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de curator van een dwangsom groot € 250,-- (zegge: tweehonderdenvijftig euro) voor iedere dag dat niet aan voormelde veroordeling wordt voldaan, met dien verstande dat maximaal € 7.500,-- (zegge: zevenduizendenvijfhonderd euro) aan dwangsommen verbeurd zal kunnen worden;
3. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 258,18 aan verschotten eventueel vermeerderd met de niet voor verrekening vatbare omzetbelasting en op € 703,36 aan salaris van de procureur;
4. weigert de gevraagde voorziening;
5. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 453,78 aan salaris van de procureur;
in conventie en reconventie:
6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Praktiek, voorzieningenrechter en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.