RECHTBANK GRONINGEN
DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
Reg.nr.: 61856 KGZA 02-430
Datum uitspraak: 12 december 2002
1. de vereniging Bond Van De Generieke Geneesmiddelen Industrie Nederland (BOGIN),
gevestigd te Haarlem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MULTIPHARMA B.V.,
gevestigd te Weesp,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ALPHARMA B.V.,
gevestigd te Baarn,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PHARMACHEMIE B.V.,
gevestigd te Haarlem,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HEXAL PHARMA B.V.,
gevestigd te Hillegom,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KATWIJK FARMA B.V.,
gevestigd te Leiden,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MAGNAFARMA B.V.,
gevestigd te Zaandam,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VIATRIS B.V.,
gevestigd te Diemen,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DISPHAR INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Hengelo,
eiseressen,
eiseres sub 1 hierna te noemen Bogin, eiseres sub 4 hierna te noemen Pharmachemie,
procureur mr. H.E.M. Hulleman,
advocaat mr. J.R.A. Schoonderbeek,
OWM GEOVÉ RZG ZORGVERZEKERAAR U.A.,
gevestigd te Groningen,
gedaagde,
procureur mr. H.J. de Groot,
advocaat mr. G.R.J. de Groot.
Eiseressen hebben gedaagde doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt ertoe bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagde te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis aan al haar verzekerden en alle apotheekhoudenden in Nederland een brief of telefax te sturen, onder gelijktijdige verzending van kopieën daarvan aan de raadsvrouwe van eiseressen, welke brief ertoe strekt die personen en/of ondernemingen te berichten dat de maatregel als omschreven in de brief van 14 oktober 2002 is ingetrokken;
2. gedaagde te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 100.000,-- voor elke overtreding van enig gebod als bedoeld onder 1 van het petitum of gedeelten daarvan, danwel voor elke dag dat deze overtreding voortduurt;
3. gedaagde te veroordelen in de kosten van de procedure.
Op de voor de behandeling bepaalde dag, 27 november 2002, zijn eiseressen verschenen in de persoon van [B.], [L.] en [G.], vergezeld van mr. Schoonderbeek.
Gedaagde is verschenen in de persoon van [Van D.], vergezeld van mr. G.R.J. de Groot.
Eiseressen hebben hun vordering aangevuld in die zin dat bij de brief van 14 oktober 2002 tevens de brief van 22 november 2002 moet worden betrokken.
Eiseressen hebben verder conform de dagvaarding voor eis geconcludeerd, waarbij zij producties in het geding hebben gebracht.
Gedaagde heeft verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd eiseressen hierin niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van eiseressen in de kosten van de procedure.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en pleitnotities overgelegd.
Partijen hebben ten slotte vonnis gevraagd.
De uitspraak is bepaald op 12 december 2002.
1.1. Krachtens artikel 3 van haar statuten is het doel van Bogin 'de behartiging van de belangen in meest ruime zin van producenten, importeurs, handelaren en distributeurs van generieke geneesmiddelen, zijnde farmaceutische preparaten'. Alle leden van Bogin, waaronder eiseressen sub 2 tot en met 9, produceren en verhandelen generieke geneesmiddelen.
Generieke geneesmiddelen zijn therapeutisch equivalente versies van bestaande merkgeneesmiddelen, die op de markt worden gebracht nadat het octrooi van het desbetreffende merkgeneesmiddel is verlopen.
1.2. Gedaagde is een zorgverzekeraar/ziekenfonds die/dat ziekenfondsverzekeringen aanbiedt op grond van de Ziekenfondswet (Zfw).
1.3. Krachtens de op basis van artikel 44 en verder Zfw door de zorgverzekeraar met apothekers gesloten medewerkersovereenkomsten zijn deze belast met het verlenen van farmaceutische zorg aan de verzekerden van de zorgverzekeraar. Voor die dienstverlening worden apothekers door de zorgverzekeraar gehonoreerd naar een in de tariefbeschikking van 14 december 2001 van het College Tarieven Gezondheidszorg vastgelegd maximaal tarief.
Dat maximale tarief wordt blijkens de bijlage bij genoemde tariefbeschikking bepaald aan de hand van de vergoedingsprijs die wordt gebaseerd op de prijs van de goedkoopste leverancier die de gehele markt kan voorzien minus 6,82%.
Indien geen van de generieke leveranciers heeft aangegeven de gehele markt te kunnen voorzien met een bepaald product, wordt de prijs van iedere leverancier in de vergoedingenlijst (ook genoemd de Taxe) opgenomen. In dat geval geldt blijkens artikel 2.1.2 van de bijlage bij die tariefbeschikking als maximumtarief de lijstprijs van de desbetreffende leverancier minus 6,82%.
1.4. Bij brief van 14 oktober 2002 heeft gedaagde aan al haar verzekerden en aan alle apotheekhoudenden in de regio Groningen het volgende medegedeeld:
'(...) Geové RZG (...) heeft onderzocht bij welke geneesmiddelen een aanmerkelijk verschil in taxeprijs valt te constateren voor een volstrekt identiek product.
Gebleken is dat het generieke middel Fluoxetine tabletten 20 mg door 11 generieke leveranciers in de handel is gebracht waarbij de duurste variant de tablet van Centrafarm is voor €1,01 en de goedkoopste de capsule van Pharmachemie voor € 0,49.
Dit gegeven is voor Geové RZG aanleiding geweest om een nadere invulling te geven aan de doelmatigheidsbepaling en het volgende te besluiten:
Vanaf 1 december zal op basis van een recept waarop fluoxetine 20 mg wordt voorgeschreven voor verzekerden van Geové RZG uitsluitend het product fluoxetine capsule PCH 20 mg, Z index 14312700 voor vergoeding in aanmerking komen. Andere fluoxetine preparaten 20 mg zullen dus niet worden vergoed.'
Dat product betreft de generieke versie van Prozac die door Pharmachemie (in de productnaam aangeduid als 'PCH') in de handel wordt gebracht. De octrooibescherming van Prozac is op 6 januari 2000 verlopen, waarna alle leden van Bogin met een generieke versie van Prozac op de markt zijn gekomen.
1.5. Bij brief van 22 november 2002 heeft gedaagde aan de gecontracteerde apothekers in de regio Groningen doen weten dat zij uit zorgvuldigheidsoverwegingen heeft besloten de ingangsdatum van de in de brief van 14 oktober 2002 bedoelde doelmatigheidsregeling te verplaatsen naar 1 februari 2003.
2. Standpunt van eiseressen:
2.1. De maatregel van gedaagde heeft tot gevolg dat alle leden van Bogin, met uitzondering van Pharmachemie, worden uitgesloten van levering van voornoemd fluoxetine product aan hun afnemers, zonder dat daarvoor een wettelijke of andere basis bestaat.
2.2. Genoemde maatregel is in strijd met het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering. Artikel 10 lid 1 sub a van dat besluit bepaalt dat een verzekerde slechts aanspraak heeft op farmaceutische zorg indien de zorg is voorgeschreven door een arts. Artikel 10 lid 2 bepaalt dat de verzekerd aanspraak heeft op een van de geneesmiddelen die de stof bevatten waarvan de stofnaam is vermeld op het voorschrift. Het is aan de arts om het merkproduct Prozac voor te schrijven of om voor te schrijven op stofnaam.
Het besluit beperkt de aanspraak niet tot één specifiek geneesmiddel, noch het merkproduct noch een van de generieke versies. De maatregel van gedaagde beperkt op onwettige wijze de aanspraak van verzekerden.
2.3. Op basis van de geldende tariefbeschikking van het College Tarieven Gezondheidszorg kan een apotheker voor alle producten de volledige Taxe-vergoedingsprijs rechtsgeldig in rekening brengen, behouden andere afspraken tussen de apotheekhoudende en de zorgverzekeraar. Dergelijke nadere afspraken zijn tot nu toe niet gemaakt: landelijk wordt de Taxe (behoudens een enkele uitzondering) als declaratiebasis gebruikt.
2.4. Indien gedaagde maatregelen wenst te nemen tot beheersing van de kosten van farmaceutische zorg, dan dient deze te trachten nadere afspraken te maken omtrent de door de apotheekhoudende gedeclareerde vergoeding.
2.5. Gedaagde heeft aangegeven dat het hoger geprijsde merkproduct Prozac wel normaal vergoed wordt. Gedaagde erkent de aanspraak van verzekerden op Prozac, maar niet op andere generieke versies dan die van Pharmachemie, zelfs al hebben deze een lagere lijstprijs dan Prozac. Die handelwijze achten eiseressen onbegrijpelijk en onzorgvuldig.
2.6. Nu gedaagde zich niet houdt aan de wettelijke bepalingen, handelt zij onrechtmatig jegens eiseressen. Ook overigens is sprake van onrechtmatig handelen nu gedaagde zonder geldige reden andere leveranciers uitsluit van leveringen aan hun afnemers.
2.7. De Taxe is in strijd met het kartelverbod en de daarvoor geldende ontheffing vervalt per 1 januari 2003.
3. Standpunt van gedaagde:
3.1. Het initiatief van gedaagde berust op een eenvoudig economisch principe: als er van eenzelfde product meerdere versies op de markt zijn met uiteenlopende prijzen, dan wordt in normale economische verhoudingen het goedkoopste product gekocht.
Concreet wil gedaagde deze regel vanaf 1 februari 2003 toepassen op het middel fluoxetine.
3.2. De maatregel heeft betrekking op de generieke geneesmiddelen, waarvoor geldt dat er per geneesmiddel diverse producten op de markt zijn met dezelfde werkzame stof en dezelfde farmaceutische vorm.
3.3. Van dergelijke generieke producten worden maandelijks de prijzen die de farmaceutische bedrijfstak opgeeft, opgenomen in de Taxe. Iedere maand bekijkt en vergelijkt gedaagde de prijzen in de Taxe. Als blijkt dat er van eenzelfde geneesmiddel twee of meer producten zijn met een prijsverschil van 5% of meer, kiest gedaagde het goedkoopste middel als 'preferent middel'.
Gedaagde heeft besloten deze methodiek in te voeren per 1 februari 2003.
Gedaagde heeft de apotheekhoudenden in de regio Groningen geïnformeerd bij brief van 22 november 2002.
3.4. Op grond van de met de apothekers gesloten medewerkersovereenkomsten wordt ook van de apothekers verwacht dat zij doelmatigheid betrachten, dus geen duurder product inkopen dan nodig is. Het initiatief van gedaagde geeft handen en voeten aan deze verplichting.
3.5. Ten aanzien van de vraag of Bogin gerechtigd is de vordering in kort geding in te stellen, wordt gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
Eiseressen sub 8 en 9 hebben geen belang bij de onderhavige vordering, nu geen van deze ondernemingen fluoxetine levert.
Pharmachemie heeft daarbij geen belang, nu haar product in aanmerking komt om als preferent te worden aangewezen.
3.6. Het is geen juiste voorstelling van zaken dat alle leden van Bogin, met uitzondering van Pharmachemie, worden uitgesloten van levering van fluoxetine. In principe komt elk product van elke leverancier in aanmerking om als preferent te worden aangewezen. Of dat gebeurt, hangt af van de prijs.
3.7. Het beroep op het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering gaat om verschillende redenen niet op.
Dat Verstrekkingenbesluit is geschreven in het belang van de verzekerden. De commerciële belangen van eiseressen zijn geen belangen, ter bescherming waarvan de regeling ingevolge de Ziekenfondswet strekt.
3.8. Bovendien zijn de bezwaren ongegrond. Hierbij is in het bijzonder artikel 10 Verstrekkingenbesluit van belang, welke bepaling een nadere regeling bevat van de verzekeringsaanspraak. Dit artikel houdt in dat indien een arts (of andere beroepsbeoefenaar) een geneesmiddel heeft voorgeschreven, de verzekerde aanspraak heeft op een van de geneesmiddelen die de stof bevatten waarvan de stofnaam is vermeld op het voorschrift.
Doel van de bepaling was bij te dragen aan de doelmatigheid van de geneesmiddelenverstrekking. De wetgever wilde het voorschrijven op stofnaam stimuleren.
3.9. Ook de Wet tarieven gezondheidszorg (Wtg) waarop de door eiseressen aangehaalde tariefbeschikking is gebaseerd, is niet geschreven voor en is niet van toepassing op farmaceutische ondernemingen. Dergelijke ondernemingen kunnen aan de Wtg dan ook geen enkel recht ontlenen.
3.10. Uit de Wtg of de tariefbeschikking vloeit niet voort dat een apotheker elk mogelijk geneesmiddel mag afleveren en aan het ziekenfonds in rekening mag brengen. Brengt hetgeen partijen daaromtrent zijn overeengekomen mee dat een bepaald geneesmiddel tegen betaling wordt afgeleverd, dan bepaalt de Wtg vervolgens welk maximaal bedrag in rekening mag worden gebracht. Men mag - zoals eiseressen doen - de zaak niet omkeren. Uit het feit dat er voor een bepaalde prestatie een maximumtarief geldt, volgt niet dat de vrije beroepsbeoefenaar die prestatie mag en moet verrichten en aanspraak heeft op betaling daarvoor.
3.11. Niet valt in te zien waarom gedaagde in onderhandeling zou moeten treden of een aanbestedingsprocedure zou moeten voeren.
Gedaagde volstaat met normaal economisch handelen: prijzen op een prijslijst bekijken en vergelijken. Op basis daarvan komt gedaagde tot aanwijzing van een preferent product; op grond van de overeenkomsten met apotheekhoudenden verlangt gedaagde vervolgens dat deze alleen het preferente product afleveren. Nadere onderhandeling is hiervoor niet nodig.
Aanbesteding heeft per definitie alleen betrekking op het aangaan van een contractuele relatie; gedaagde is dat op dit moment niet van plan.
4. Beoordeling van het geschil:
4.1. Aangaande de vraag of Bogin gerechtigd is de onderhavige vordering in te stellen overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Gelet op hetgeen onder 1.1. is aangehaald, behartigt Bogin de belangen van eiseressen sub 2-9 in de ruimste zin. Door in dezen op te treden ten behoeve van haar leden, is sprake van een zodanige bundeling van hun belangen dat daarmee een goede procesorde is gediend. Nog daargelaten het bepaalde in artikel 3: 305a BW beantwoordt de voorzieningenrechter de opgeworpen vraag daarom hoe dan ook bevestigend.
4.2. Met betrekking tot het litigieuze belang van eiseressen sub 8 en 9 kan de voorzieningenrechter zich verenigen met de stelling van eiseressen dat de desbetreffende maatregel thans fluoxetine betreft, doch dat in de toekomst andere producten - die worden geproduceerd door eiseressen sub 8 en 9 - door eenzelfde maatregel kunnen worden getroffen. Daarmee is het belang van eiseressen sub 8 en 9 naar voorlopig oordeel voldoende gegeven.
Dat geldt evenzeer voor Pharmachemie.
4.3. Omtrent het verweer van gedaagde dat de wettelijke regelingen waarop eiseressen zich beroepen, niet strekken ter bescherming van de belangen van eiseressen wordt het volgende overwogen.
4.4. Artikel 8 van de Zfw bepaalt dat de verzekerden aanspraak hebben op (onder meer) farmaceutische zorg. Bij het Verstrekkingenbesluit zijn de inhoud en omvang van die aanspraak nader geregeld.
4.5. Afgaande op de inhoud van bedoelde regelingen is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat deze ertoe strekken de aanspraken van de verzekerden nader vast te leggen. Ook hetgeen in de considerans van de Ziekenfondswet is vermeld - te weten: dat het wenselijk is regelen vast te stellen met betrekking tot de geneeskundige verzorging door middel van ziekenfondsverzekering - wijst daarop.
4.6. Ook anderszins is geenszins aannemelijk geworden dat die bepalingen mede strekken ter bescherming van de - commerciële - belangen van eiseressen.
Diezelfde conclusie dient te worden getrokken ten aanzien van de Wtg en de daarop gebaseerde tariefbeschikking d.d. 14 december 2001.
4.7. Afgezien van de strekking van die bepalingen, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het handelen van gedaagde daarmee niet strijdig is. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.8. Blijkens de nota van toelichting (Stb. 1995, 430) was het doel van artikel 10 Verstrekkingenbesluit bij te dragen aan de doelmatigheid van de geneesmiddelenverstrekking en daarmee aan kostenbeheersing:
"Bij de geneesmiddelen is een nieuw element dat uitgangspunt is dat het middel op stofnaam wordt voorgeschreven. Het hanteren van een stofnaam draagt bij tot doelmatigheid en daarmee kostenbeheersing.
(...)
Om voorschrijvers en afleveraars met het voorschrijven en afleveren op stofnaam te ondersteunen, is in artikel 10, tweede lid, een omschrijving gekozen waarin het voorschrijven op stofnaam tot uitdrukking komt. De bepaling komt er op neer dat, indien de arts voorschrijft op stofnaam, de verzekerde aanspraak heeft op een van de bij ministeriele regeling aangewezen geneesmiddelen die de desbetreffende stof bevatten.
Daarmee is in dit besluit een belangrijke stimulans opgenomen voor het bevorderen van substitutie. Op grond van de bepaling is niet het merk van het geneesmiddel bepalend voor de aanspraak, maar het middel dat uit oogpunt van kwaliteit en kosten het meest doelmatig is, met als doel dat niet een duurder geneesmiddel wordt voorgeschreven en afgeleverd dan voor de verzekerde noodzakelijk is. De verzekerde kan dan ook niet eisen dat een bepaald duurder, voor hem niet noodzakelijk, geneesmiddel wordt voorgeschreven en afgeleverd."
4.9. Gezien de tekst van artikel 10 Verstrekkingenbesluit en de aangehaalde nota van toelichting kan niet worden geconcludeerd dat de voorziene maatregel van gedaagde de aanspraak van verzekerden op een generiek geneesmiddel op onrechtmatige wijze beperkt. Die maatregel betekent immers niet meer (maar ook niet minder) dan dat het geneesmiddel met de laagste op de Taxe vermelde prijs door de apotheekhoudende wordt geleverd.
Voor zover eiseressen hebben willen betogen dat uit bedoeld artikel voorvloeit dat de verzekerde recht kan doen gelden op elk van de beschikbare generieke geneesmiddelen, berust dat naar voorlopig oordeel op een onjuiste uitleg.
4.10. In verband met het niet in geschil zijnde primaat van de arts in dezen ligt het in de rede dat gedaagde het merkproduct Prozac - mits voorgeschreven - ook in de toekomst volledig zal vergoeden, terwijl dat thans een 30% hogere lijstprijs heeft dan het product van Pharmachemie. Van 'discriminatie' van de generieke aanbieders ten opzichte van de leverancier van het merkproduct is aldus geen sprake.
4.11. Aangaande het beroep van eiseressen op de meergenoemde tariefbeschikking van 14 december 2001 kan de voorzieningenrechter instemmen met de stelling dat, behoudens andere afspraken tussen de apotheekhoudende en de zorgverzekeraar, een apotheker voor alle producten de volledige Taxe-vergoedingsprijs rechtsgeldig in rekening kan brengen, doch dat neemt niet weg dat gedaagde in haar rol van marktpartij die via haar verzekerden de verstrekte geneesmiddelen dient te vergoeden, van de apotheekhoudende kan vergen slechts het product met de laagste prijs te leveren.
Immers, wat er verder ook zij van de stelling van gedaagde dat algemeen de opvatting bestaat dat de zorgverzekeraars in het proces van distributie en prijsvorming van geneesmiddelen een veel sterkere rol moeten gaan vervullen en het mede op grond van die opvatting bestaande beleid danwel voornemens daartoe van de overheid om die rol te versterken, is het naar voorlopig oordeel reeds vanuit een (bedrijfs)economisch gezichtspunt gerechtvaardigd dat zorgverzekeraars inzetten op het laagstgeprijsde generieke product.
Een en ander brengt tevens mee dat niet kan worden gesproken van het zonder reden uitsluiten van andere leveranciers, nu het van de door de desbetreffende leverancier te hanteren prijs afhangt of en in hoeverre deze door gedaagde als preferent wordt aangewezen.
4.12. Dat de Taxe-prijs - naar eiseressen hebben gesteld - mede door het systeem van de zogeheten 'kortingen en bonussen' geen verband heeft met de daadwerkelijke transactieprijs die - naar de voorzieningenrechter begrijpt - tussen de leverancier en de apotheekhoudende wordt overeengekomen, doet daaraan niet af. Gedaagde heeft naar voorlopig oordeel in dit licht bezien immers voldoende aannemelijk gemaakt dat de Taxe de enige prijslijst is die voor haar de nodige doorzichtigheid biedt. De omstandigheid dat gedaagde de Taxe als uitgangspunt heeft genomen bij bepaling van de leverancier die de laagste prijs voor het desbetreffende product berekent, kan haar dan ook niet worden tegengeworpen.
Bovendien is niet in geschil dat de prijs die de apotheekhoudende berekent aan de patiënt en via hem aan de zorgverzekeraar veelal het in de tariefbeschikking van 14 december 2001 vastgestelde maximumtarief is. Blijkens artikel 2.1.2 van de bijlage bij die beschikking geldt in dezen als maximumtarief de lijstprijs van de desbetreffende leverancier minus 6,82%. In die zin houdt bedoelde prijs naar voorlopig oordeel hoe dan ook verband met de Taxe-vergoedingsprijs.
4.13. Dat gedaagde mogelijk andere middelen ten dienste staan om een lager tarief voor de door haar te vergoeden geneesmiddelen te verkrijgen, doet aan het vorenstaande niet af, nu het naar voorlopig oordeel aan gedaagde is een keuze te maken uit de mogelijkheden die zij daartoe heeft, tenzij gedaagde - wettelijk - verplicht is een van die andere wegen te bewandelen. Een dergelijke verplichting is in casu echter onvoldoende gebleken.
Zo is door eiseressen niet voldoende aangegeven op grond waarvan een door haar gesuggereerde aanbestedingsprocedure zou moeten worden gevoerd.
4.14. Eiseressen hebben verder gesteld dat, bij gebreke van procedurele afspraken - voor zover al toegestaan - en/of een ontheffing van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (Nma), het aannemelijk is dat de Taxe per 1 januari 2003 verboden is wegens strijd met het mededingingsrecht, waardoor het voorgestelde beleid van gedaagde zou komen te rusten op een wettelijk verboden regeling. Gedaagde heeft dienaangaande aangevoerd dat in den lande geen eenstemmigheid bestaat omtrent de mededingingseffecten van de Taxe. Nu eiseressen hun stelling in dezen vervolgens niet nader hebben geadstrueerd - hetgeen wel op hun weg had gelegen - zal de voorzieningenrechter hieraan verder voorbij gaan. Daar komt bij dat een nader onderzoek terzake het kader van dit kort geding te buiten gaat.
4.15. Gelet op het vorenoverwogene wordt de gevraagde voorziening geweigerd.
Eiseressen worden als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding verwezen.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
1. weigert de gevraagde voorziening;
2. veroordeelt eiseressen hoofdelijk in de kosten van het geding in die zin dat voor zover een eiseres heeft betaald de anderen zullen zijn bevrijd, tot op heden begroot op € 258,18 aan verschotten eventueel vermeerderd met de niet voor verrekening vatbare omzetbelasting en op € 703,36 aan salaris van de procureur;
3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma, voorzieningenrechter en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.