ECLI:NL:RBGRO:2002:AF2233

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
11 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
/
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Kantonrechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen sanctie wegens overschrijding maximumsnelheid binnen bebouwde kom

Op 11 november 2002 vond de openbare terechtzitting plaats in de Rechtbank Groningen, waar de kantonrechter de behandeling van het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie heeft geleid. De officier van justitie had verzocht om een proceskostenveroordeling ten laste van de betrokkene, omdat er sprake zou zijn van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Dit verzoek was gebaseerd op het feit dat de betrokkene, vertegenwoordigd door een bedrijfsjurist, in meerdere zaken standaard verweer voerde dat op internet te vinden was. De kantonrechter verklaarde het beroep ontvankelijk, omdat het tijdig was ingesteld en de benodigde zekerheid was gesteld voor de betaling van de opgelegde sanctie.

De kantonrechter oordeelde dat uit de politiefoto's en het aanvullende proces-verbaal van de Regiopolitie Groningen voldoende bewijs was dat de betrokkene de gedraging had begaan. De betrokkene had de overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom betwist, maar de kantonrechter vond de argumenten van de betrokkene niet overtuigend. De kantonrechter concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er termen aanwezig waren om de betrokkene te veroordelen in de proceskosten, omdat het beroep kennelijk onredelijk was.

De beslissing van de kantonrechter werd als volgt geformuleerd: het beroep werd ongegrond verklaard en de betrokkene werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van het Openbaar Ministerie waren gevallen. De kantonrechter benadrukte dat de betrokkene had moeten begrijpen dat het beroep zinloos was, gezien het bewijs dat voorhanden was. De kosten werden begroot op Euro 161,-, te storten op een specifiek rekeningnummer. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting, waarbij de gemachtigde van de betrokkene niet was verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
sector kanton, locatie
Kantonnummer:
CJIB-nummer:
Ter openbare terechtzitting van 11 november 2002 is , kantonrechter, bijgestaan door G. Veldstra als griffier, overgegaan tot de mondelinge behandeling van het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie, verzonden op 8 augustus 2002 respectievelijk 17 augustus 2002, welk beroepschrift op 4 september 2002 is ingediend door:
XXX,
hierna te noemen: betrokkene.
____________________________________________________________________
De officier van justitie heeft ter griffie van dit kantongerecht een schriftelijk commentaar d.d. 11 september 2002 ingediend, naar de inhoud waarvan hier wordt verwezen.
De gemachtigde van betrokkene is niet ter terechtzitting verschenen, ondanks behoorlijke oproeping.
Namens de officier van justitie wordt verklaard:
"Ik persisteer bij het schriftelijk commentaar. Ik verzoek de kantonrechter op de voet van artikel 13a WAHV een proceskostenveroordeling ten laste van betrokkene uit te spreken wegens kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Alleen al in het arrondissement Groningen hebben wij jaarlijks 10-tallen beroepschriften van xxx uit xx inzake snelheids-overschrijdingen. De bedrijfsjurist van xx maakt daarbij telkens gebruik van een standaard verweer, dat bekend is van internet. Nu in alle zaken met behulp van deze standaardtekst beroep is ingesteld en met name gelet op de inhoud ervan kan het instellen van het beroep nauwelijks anders worden gezien dan dat het de bedoeling is de justitiële keten (politie-OM-kantonrechter-CJIB) zoveel mogelijk te belasten en "zand in de machine te strooien". Het beroepschrift is verder innerlijk tegenstrijdig. Er wordt ontkend dat er gereden is, vervolgens wordt door de bedrijfsjurist (en niet door de bestuurder) verklaard dat hij ter plekke bekend is en nooit te hard rijdt, waarna nog een heel verhaal volgt over ijkrapporten, onjuiste opstellingen, beëdiging van buitengewone opsporingsambtenaars indien de overtreding is geconstateerd door een dergelijke ambtenaar enz. enz.".
De kantonrechter heeft vervolgens de behandeling beëindigd en op het beroepschrift op de navolgende gronden een beslissing genomen, welke beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Het beroep is tijdig ingesteld en binnen de in artikel 11 lid 3 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV) voorgeschreven termijn is zekerheid gesteld voor de betaling van de door de officier van justitie opgelegde sanctie.
Het beroep wordt derhalve ontvankelijk verklaard.
De gedraging "overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (gedragsregel) tot en met 10 km. per uur" wordt door betrokkene, aan wie de sanctie als kentekenhouder is opgelegd, betwist. De gemachtigde van betrokkene heeft ontkend dat de betreffende personenauto met kenteken xx op 21 maart 2002 heeft gereden op de N360 te Appingedam en al zou de betreffende auto aldaar wel hebben gereden, dan is daarmee de maximum snelheid niet overtreden. Voorts was volgens hem de meetapparatuur niet op de juiste wijze geijkt en niet volgens de voorschriften gebruikt, ingesteld en uitgelijnd zodat van een betrouwbare meting geen sprake kon zijn.
Uit de zich in het dossier bevindende politiefoto's blijkt voldoende dat daarop een personenauto zichtbaar is voorzien van het kenteken van de betreffende personenauto van betrokkene, terwijl op de voorzijde van deze auto duidelijk de bedrijfsnaam "xxx" leesbaar is. Uit het ambtsedige aanvullende proces-verbaal van de Regiopolitie Groningen d.d. 11 juni 2002 blijkt bovendien dat de apparatuur waarmee de bewuste gedraging is vastgelegd, op het moment van de gedraging was geijkt. Naar het oordeel van de kantonrechter is gelet op het voorgaande voldoende komen vast te staan dat betrokkene de gedraging heeft begaan.
Het beroep van betrokkene dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
De kantonrechter acht verder termen aanwezig om xxx op grond van het bepaalde in de artikel 13a WAHV te veroordelen in de kosten.
Geoordeeld moet immers worden dat xxx in het onderhavige geval een kennelijk onredelijk gebruik heeft gemaakt van procesrecht. Uit de reeds gemelde politiefoto's en het aanvullend proces-verbaal van de Regiopolitie had het volkomen duidelijk kunnen zijn dat het beroep zinloos was. Nu niettemin een uit de lucht gegrepen, aan het internet ontleend, beroepschrift is ingediend met het kennelijke doel "zand in de machine te strooien" waarop het OM genoodzaakt was te antwoorden, bestaat aanleiding om te komen tot een proceskostenveroordeling, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten Bestuursrecht.
BESLISSING
De kantonrechter:
verklaart het beroep omgegrond;
veroordeelt xxxx in de kosten van deze procedure, aan de zijde van het OM gevallen en begroot op Euro 161,-, te storten op rekeningnummer 192325825 t.n.v. arrondissement 539 Groningen te Groningen onder vermelding van het betalingskenmerk van het CJIB en het OM nummer.
Waarvan dit proces-verbaal.
Verzonden op:
Indien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard of de opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, kan tegen de beslissing hoger beroep worden ingesteld door binnen zes weken na de hiervoor vermelde datum van verzending een beroepschrift in te dienen bij de griffie van de sector kanton van de rechtbank, Ossenmarkt 7 te Groningen (correspondentieadres: postbus ).
Het hoger beroep wordt behandeld door het gerechtshof te Leeuwarden.
Die procedure verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarbij u uw standpunt mondeling kunt toelichten.