ECLI:NL:RBGRO:2002:AF2233
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Kantonrechter
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen sanctie wegens overschrijding maximumsnelheid binnen bebouwde kom
Op 11 november 2002 vond de openbare terechtzitting plaats in de Rechtbank Groningen, waar de kantonrechter de behandeling van het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie heeft geleid. De officier van justitie had verzocht om een proceskostenveroordeling ten laste van de betrokkene, omdat er sprake zou zijn van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Dit verzoek was gebaseerd op het feit dat de betrokkene, vertegenwoordigd door een bedrijfsjurist, in meerdere zaken standaard verweer voerde dat op internet te vinden was. De kantonrechter verklaarde het beroep ontvankelijk, omdat het tijdig was ingesteld en de benodigde zekerheid was gesteld voor de betaling van de opgelegde sanctie.
De kantonrechter oordeelde dat uit de politiefoto's en het aanvullende proces-verbaal van de Regiopolitie Groningen voldoende bewijs was dat de betrokkene de gedraging had begaan. De betrokkene had de overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom betwist, maar de kantonrechter vond de argumenten van de betrokkene niet overtuigend. De kantonrechter concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er termen aanwezig waren om de betrokkene te veroordelen in de proceskosten, omdat het beroep kennelijk onredelijk was.
De beslissing van de kantonrechter werd als volgt geformuleerd: het beroep werd ongegrond verklaard en de betrokkene werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van het Openbaar Ministerie waren gevallen. De kantonrechter benadrukte dat de betrokkene had moeten begrijpen dat het beroep zinloos was, gezien het bewijs dat voorhanden was. De kosten werden begroot op Euro 161,-, te storten op een specifiek rekeningnummer. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting, waarbij de gemachtigde van de betrokkene niet was verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.