ECLI:NL:RBGRO:2003:AF3624

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
9 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
62262 KGZA 02-503
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.M.A. Onnes-Wind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning na ontdekking hennepplantage door huurder

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Groningen op 9 januari 2003 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woningstichting De Huismeesters en een huurder. De eiseres, vertegenwoordigd door procureur mr. L.A.M. Barendregt, vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde, die deze had gebruikt als hennepplantage. De gedaagde, vertegenwoordigd door procureur mr. H.P. Eckert, had de woning sinds 1984 gehuurd en was beschuldigd van het aanbrengen van schade aan de woning door het illegaal kweken van hennep. Tijdens de zitting op 17 december 2002 werd vastgesteld dat de gedaagde gedurende vier maanden twee kamers van de woning had gebruikt voor de hennepteelt, wat leidde tot aanzienlijke schade aan het pand, geschat op ongeveer € 10.000,--. De voorzieningenrechter oordeelde dat het gebruik van de woning als hennepkwekerij in strijd was met goed huurderschap en dat de gedaagde tekort was geschoten in zijn verplichtingen als huurder. De rechter concludeerde dat de vordering van de eiseres tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming in een bodemprocedure waarschijnlijk zou worden toegewezen. De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis de woning te ontruimen, met de mogelijkheid voor de eiseres om de ontruiming zelf uit te voeren indien de gedaagde hieraan niet voldoet. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
Reg.nr.: 62262 KGZA 02-503
Datum uitspraak: 9 januari 2003
V O N N I S
in de zaak van:
Stichting WONINGSTICHTING DE HUISMEESTERS,
gevestigd te Groningen,
eiseres,
procureur mr. L.A.M. Barendregt,
en
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. H.P. Eckert.
PROCESVERLOOP
Eiseres heeft gedaagde doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt ertoe bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad gedaagde te veroordelen om binnen twee dagen na dit vonnis, althans binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, de aan eiseres in eigendom toebehorende woning staande en gelegen te [postcode] [woonplaats] aan de [adres] met al het zijne en de zijnen te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking te stellen van eiseres, met machtiging van eiseres om indien gedaagde niet aan deze veroordeling zal voldoen, de ontruiming zelf en op kosten van gedaagde te doen uitvoeren door het ministerie van een deurwaarder en zo nodig met behulp van de sterke arm, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 300,-- voor iedere dag of dagdeel dat gedaagde met deze ontruiming in gebreke blijft, met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.
Op de voor de behandeling bepaalde dag, 17 december 2002, is eiseres verschenen in de persoon van haar medewerker bewonerszaken, [L. ], vergezeld van mr. Barendregt.
Gedaagde is verschenen, vergezeld van mr. Eckert.
Eiseres heeft conform de dagvaarding voor eis geconcludeerd en producties in het geding gebracht.
Gedaagde heeft verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd eiseres hierin niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van eiseres in de kosten van de procedure.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en pleitnotities overgelegd.
Partijen hebben ten slotte vonnis gevraagd.
De uitspraak is bepaald op 9 januari 2003.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Vaststaande feiten:
1.1. Sedert 1984 huurt gedaagde de woning aan de [adres] te [woonplaats] van eiseres.
1.2. In oktober 2002 heeft de politie een inval gedaan in de woning van gedaagde en heeft daar een hennepplantage aangetroffen.
2. Beoordeling van het geschil:
2.1. Aangaande het door eiseres gestelde spoedeisend belang wordt overwogen dat dit met de aard van het gevorderde is gegeven.
2.2. Ter zitting heeft gedaagde verklaard dat hij gedurende vier maanden twee kamers van de door hem gehuurde woning in gebruik heeft gehad als hennepplantage.
Niet betwist is dat gedaagde ten behoeve van de bedrijfsmatige productie van hennep diverse voorzieningen in de woning had aangebracht en in verband daarmee gaten in de vloer, wanden en plafond had gemaakt, dat er sprake is van vocht en schimmel en dat aldus schade aan de woning is toegebracht, welke volgens een eerste schatting van eiseres ongeveer € 10.000,-- beloopt.
2.3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet het gebruik van de woning door gedaagde als illegale, bedrijfsmatige hennepkwekerij worden gekwalificeerd als strijdig met goed huurderschap.
De omstandigheid dat gedaagde de woning daarnaast 'gewoon' bewoonde - hetgeen eiseres overigens nadrukkelijk betwist - doet aan het vorenstaande niet af, omdat vaststaat dat dit illegale gebruik schade aan het gehuurde heeft toegebracht, terwijl dit gebruik bovendien een reële kans op overlast en gevaar van omwonenden in het leven riep.
Gedaagde is aldus tekort geschoten in de naleving van zijn verplichtingen als huurder; de omstandigheid dat de in het leven geroepen gevaren zich niet hebben verwezenlijkt, maken dat niet anders.
2.4. Gelet op het vorenstaande kan met voldoende mate van waarschijnlijkheid worden aangenomen dat een vordering van eiseres tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
De omstandigheid dat de hennepkwekerij niet meer bestaat en dat gedaagde - naar zijn zeggen - van de strafrechtelijke gevolgen van zijn handelen heeft geleerd en niet nogmaals dezelfde fout zal maken, staat daaraan niet in de weg, evenmin als de stelling van gedaagde dat hij bereid is de door zijn gedragingen ontstane schade te herstellen.
2.5. De gevraagde voorziening zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn voor ontruiming zal worden bepaald op twee weken teneinde gedaagde enige tijd te gunnen zich voor te bereiden op de ontruiming.
2.6. Voor het geval dat gedaagde niet aan dit vonnis voldoet acht de voorzieningenrechter voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis voldoende dat eiseres wordt gemachtigd de tenuitvoerlegging te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm. Voor oplegging van een dwangsom is dan ook geen aanleiding.
2.7. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden verwezen.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
1. veroordeelt gedaagde om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de aan eiseres in eigendom toebehorende woning staande en gelegen te [postcode] [woonplaats] aan de [adres] met al het zijne en de zijnen te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking te stellen van eiseres, met machtiging van eiseres om indien gedaagde niet aan deze veroordeling zal voldoen, de ontruiming zelf en op kosten van gedaagde te doen uitvoeren door het ministerie van een deurwaarder en zo nodig met behulp van de sterke arm;
2. veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagde begroot op € 270,56 aan verschotten eventueel vermeerderd met de niet voor verrekening vatbare omzetbelasting en op € 703,36 aan salaris van de procureur;
3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.A. Onnes-Wind, voorzieningenrechter en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 januari 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.
js