ECLI:NL:RBGRO:2003:AF4516

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
6 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
62763 KG ZA 03-13
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W. Duitemeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag op pootaardappelen in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Groningen op 6 februari 2003 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de maatschap Vermue en HZPC Holland B.V. Vermue, teler van pootaardappelen van het ras Spunta, heeft HZPC gedagvaard met de vordering om het door HZPC gelegde conservatoire beslag op haar pootaardappelen op te heffen. HZPC had op 24 december 2002 beslag gelegd op de Spunta pootaardappelen van Vermue, omdat zij van mening was dat Vermue gehouden was om deze pootgoed aan HZPC te leveren op basis van een poolovereenkomst die op 10 oktober 2001 was gesloten. Vermue heeft de overeenkomst echter buitengerechtelijk ontbonden, omdat HZPC niet bereid was de pootaardappelen in de hoogste kwaliteitsklasse af te nemen.

Tijdens de zitting op 21 januari 2003 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Vermue heeft aangevoerd dat HZPC tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de poolovereenkomst, terwijl HZPC betwistte dat er sprake was van een tekortkoming. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Vermue onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vordering van HZPC ondeugdelijk was. De rechter oordeelde dat de verplichtingen uit de poolovereenkomst door Vermue nagekomen dienden te worden en dat het beslag niet opgeheven kon worden.

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis de vordering van Vermue tot opheffing van het beslag afgewezen en heeft Vermue veroordeeld in de kosten van de procedure. In reconventie heeft de rechter de vordering van HZPC tot afgifte van de pootaardappelen toegewezen, met een dwangsom voor het geval Vermue niet aan de veroordeling zou voldoen. Dit vonnis benadrukt de verplichtingen van telers onder poolovereenkomsten en de gevolgen van het niet nakomen daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
Reg.nr.: 62763 KG ZA 03-13
Datum uitspraak: 6 februari 2003
V O N N I S
in de zaak van:
MAATSCHAP VERMUE,
gevestigd te Kloosterburen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen Vermue,
procureur mr. M.J. Ubbens,
advocaat mr. W.M. Bijloo te Middelharnis,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HZPC HOLLAND B.V.,
gevestigd te Joure,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen HZPC,
procureur mr. H.E.M. Hulleman,
advocaat mr. R.J.L. Gustenhoven te Leeuwarden.
PROCESVERLOOP
Vermue heeft HZPC doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt ertoe bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
* het op 24 december 2002 door gedaagde gelegde conservatoire beslag tot afgifte op de Spunta pootaardappelen in de bewaarloods aan de Breweelsterweg 3 te Hornhuizen op te heffen;
* HZPC te veroordelen in de kosten van dit geding.
Op de voor de behandeling bepaalde dag, 21 januari 2003, is namens Vermue [V.] verschenen, vergezeld van mr. Bijloo.
Namens HZPC is [B.], hoofd Productie en Logistiek, verschenen, vergezeld van mr. Gustenhoven.
Vermue heeft conform de dagvaarding voor eis geconcludeerd, waarbij zij producties in het geding heeft gebracht.
HZPC heeft in conventie verweer gevoerd en geconcludeerd de vordering af te wijzen, met veroordeling van Vermue in de kosten van de procedure.
In reconventie heeft HZPC voor eis geconcludeerd:
* Vermue te veroordelen alle pootaardappelen van het ras Spunta, voortgebracht in het oogstjaar 2002 op het oppervlak zoals omschreven in de poolovereenkomst tussen Vermue en HZPC d.d. 10 oktober 2001, ongeacht maat, klasse en kwaliteit volledig, onverkort en zonder enig voorbehoud op eerste afroep aan HZPC c.q. aan een door HZPC aangewezen derde ter beschikking te stellen en feitelijk af te geven conform de uit te geven sorteeropdracht en in de door HZPC bepaalde klasse, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- voor elke dag dat Vermue na betekening van het in dezen te wijzen vonnis in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
* kosten rechtens.
Vermue heeft in reconventie verweer gevoerd en geconcludeerd de vordering af te wijzen, met veroordeling van HZPC in de kosten van de procedure in reconventie.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en pleitnotities overgelegd.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens de uitspraak in dezen aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen tot overeenstemming te komen. Partijen hebben bij faxberichten van 28 januari 2003 bericht geen overeenstemming te hebben bereikt en verzocht vonnis te wijzen.
De uitspraak is bepaald op 6 februari 2003.
RECHTSOVERWEGINGEN
in conventie en reconventie:
1. Vaststaande feiten:
a. Vermue is teler van pootaardappelen (hierna: pootgoed) van onder meer het ras Spunta.
b. HZPC is een onderneming die zich bezighoudt met het inkopen van pootgoed bij de telers en het verhandelen daarvan op nationale en internationale markten.
c. De teelt van pootgoed staat onder toezicht van de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst, de NAK. Voor de teelt van pootgoed wordt vrijwel uitsluitend gebruik gemaakt van basispootgoed. Dat is pootgoed van de hoogste kwaliteitsklassen S, SE en E, dat goedgekeurd is door de NAK en ten bewijze daarvan van certificaten is voorzien.
d. Partijen hebben op 10 oktober 2001 een poolovereenkomst gesloten voor de teelt van pootgoed. Op deze poolovereenkomst zijn de HZPC-Poolvoorwaarden Pootaardappelen van toepassing.
e. De NAK heeft het pootgoed van Vermue van het ras Spunta van het oogstjaar 2002 in de klasse S en SE -de hoogste kwaliteitsklasse- gekwalificeerd. Vermue heeft HZPC verzocht de Spunta pootaardappelen in die klasse van haar af te nemen en te verkopen. HZPC is slechts bereid de Spunta pootaardappelen van Vermue in de lagere klasse E af te nemen.
f. Vermue heeft de overeenkomst met HZPC op 20 november 2002 buitengerechtelijk ontbonden.
Zij heeft vervolgens de Spunta pootaardappelen verkocht aan een derde.
g. HZPC heeft op 24 december 2002 conservatoir beslag tot afgifte doen leggen op de Spunta pootaardappelen van Vermue.
Beoordeling van het geschil:
2. in conventie:
2.1 Vermue heeft het spoedeisend belang bij haar vordering voldoende aannemelijk gemaakt zodat zij in zoverre daarin kan worden ontvangen.
2.2 Vermue heeft aangevoerd dat, nu HZPC niet bereid is de Spunta pootaardappelen in de hoogste klasse S en SE af te nemen, HZPC -die op grond van de poolovereenkomst de verplichting heeft het door Vermue geteelde pootgoed tegen een voor Vermue zo gunstig mogelijke prijs te verhandelen- toerekenbaar tekort is geschoten in haar uit die poolovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Op grond daarvan heeft Vermue de poolovereenkomst met HZPC buitengerechtelijk ontbonden tengevolge waarvan haar leveringsplicht aan HZPC is komen te vervallen.
2.3 HZPC heeft beslag doen leggen op grond van de stelling dat Vermue op grond van de met HZPC gesloten poolovereenkomst gehouden is de opbrengst van het in 2002 op 17,5 ha geteeld pootgoed van het ras Spunta aan HZPC te leveren.
2.4 Voor de beoordeling van het onderhavige geschil geldt als uitgangspunt dat een conservatoir beslag kan worden opgeheven indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het recht ter verzekering waarvoor beslag is gelegd. Daarbij ligt het op de weg van eiser tot opheffing van het beslag om aannemelijk te maken dat de door beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. De rechter zal vervolgens in kort geding een oordeel vellen aan de hand van hetgeen partijen -al dan niet summierlijk met bewijsmateriaal onderbouwd- naar voren hebben gebracht, daarbij rekening houdend met de wederzijdse belangen.
2.5 Naar voorlopig oordeel heeft Vermue aan de op haar rustende stelplicht niet voldaan en niet zodanige feiten en omstandigheden gesteld dat daaruit summierlijk van de ondeugdelijkheid van de door PZHC gepretendeerde vordering blijkt.
Voorshands is van de zijde van Vermue onvoldoende aannemelijk gemaakt dat HZPC in strijd met de tussen partijen gesloten poolovereenkomst heeft gehandeld door de Spunta aardappelen af te nemen in klasse E.
Ingevolge artikel 4 van genoemde poolvoorwaarden is de teler verplicht het pootgoed, ongeacht maat, klasse en kwaliteit volledig, onverkort en zonder voorbehoud aan HZPC ter beschikking te stellen en staat het de teler niet vrij het pootgoed zelf af te zetten, te verkopen of te leveren. HZPC is op haar beurt ingevolge artikel 5 van genoemde poolvoorwaarden verplicht om het haar ter beschikking gestelde pootgoed naar beste weten en kunnen tegen de voor de gezamenlijke telers zo gunstig mogelijke prijzen en volumes te verhandelen.
Onbestreden is dat aan de poolovereenkomsten en de daarop van toepassing zijnde poolvoorwaarden een solidariteitsgedachte ten grondslag ligt, die behelst dat alle aardappelen in de pool terechtkomen waarna HZPC een zo hoog mogelijke gemiddelde aardappelprijs over een langere termijn tracht te generen voor alle aardappelen in die pool, hetgeen er op neerkomt dat de teler van tevoren weet dat hij nooit de maximale prijs zal krijgen die hij met enig geluk had kunnen realiseren, maar anderzijds ook weet dat hij als pooldeelnemer nooit een excessief lage prijs zal krijgen die hem bij individuele verkoop wellicht wel ten deel was gevallen.
Slechts in die gevallen waarin aan HZPC een speciale voorkeur wordt opgegeven voor het bedrijf waarvan men Spunta's in de klasse S en SE wil inkopen, wordt daaraan tegemoet gekomen.
Vermue heeft echter niet gesteld dat zich bij HZPC een afnemer heeft gemeld die een specifieke voorkeur voor de Spunta pootaardappelen van Vermue heeft opgegeven.
Ook heeft Vermue niet weersproken dat deze handelwijze voor haar in het verleden gunstig is geweest toen haar pootgoed nog niet die kwaliteit had die het thans heeft, doch zij wel een hogere prijs heeft ontvangen dan haar pootgoed op dat moment op de markt waard was.
Dat het getij voor Vermue inmiddels is gekeerd en zij voor haar hoogste kwaliteit Spunta pootaardappelen op de vrije markt thans meer kan ontvangen dan via de poolverdeling van HZPC, kan zij echter niet op HZPC afwentelen. Een dergelijke betalingssysteem is nu eenmaal inherent aan de werkwijze van HZPC waarmee zij zich, door middel van de poolovereenkomst, akkoord heeft bevonden.
De vordering tot opheffing van het beslag zal dan ook worden afgewezen.
2.6 Vermue zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in conventie worden veroordeeld.
3. in reconventie:
3.1 Gelet op het hiervoor in conventie overwogene is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Vermue haar verplichtingen uit de poolovereenkomst met HZPC dient na te komen. De vordering tot afgifte van de Spunta pootaardappelen aan HZPC is derhalve toewijsbaar met dien verstande dat de dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
De voorzieningenrechter gaat er hierbij vanuit dat Vermue het pootgoed voor verdere teelt, waarover tussen partijen reeds overeenstemming was bereikt, zla behouden.
3.2 Vermue zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in reconventie worden veroordeeld.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
in conventie:
1. weigert de gevraagde voorziening;
2. veroordeelt Vermue in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van HZPC begroot op € 193,-- aan verschotten eventueel vermeerderd met de niet voor verrekening vatbare omzetbelasting en op € 704,-- aan salaris van de procureur;
in reconventie:
3. veroordeelt Vermue alle pootaardappelen van het ras Spunta, voortgebracht in het oogstjaar 2002 op het oppervlak zoals omschreven in de poolovereenkomst tussen Vermue en HZPC d.d. 10 oktober 2001, ongeacht maat, klasse en kwaliteit volledig, onverkort en zonder enig voorbehoud op eerste afroep aan HZPC c.q. aan een door HZPC aangewezen derde ter beschikking te stellen en feitelijk af te geven conform de uit te geven sorteeropdracht en in de door HZPC bepaalde klasse;
4. veroordeelt Vermue tot betaling aan HZPC van een dwangsom groot € 5.000,-- (vijfduizend euro) voor iedere dag dat niet aan voormelde veroordeling wordt voldaan, met dien verstande dat maximaal € 100.000,-- (honderdduizend euro) aan dwangsommen verbeurd zal kunnen worden;
5. veroordeelt Vermue in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van begroot op € 350,-- aan salaris van de procureur;
6. verklaart de in reconventie gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
7. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Duitemeijer, voorzieningenrechter en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.
wjv