ECLI:NL:RBGRO:2003:AI0645

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
10 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
66105 KG ZA03-232
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.H. Praktijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bouwverbod nabij woning in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Groningen op 10 juli 2003 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en de Stichting Woonstade Hoogkerk Noorddijk. Eiseres verzocht de voorzieningenrechter om de stichting te verbieden om binnen een afstand van 3 meter van haar woning te bouwen. De voorzieningenrechter heeft de gevraagde voorziening geweigerd. Eiseres, vertegenwoordigd door procureur mr. P.H.F. Yspeert, stelde dat de bouwplannen van gedaagde onrechtmatig waren, omdat deze in strijd waren met een eerdere afspraak over de afstand tot haar woning. Gedaagde, vertegenwoordigd door procureur mr. M.A.P.H. Randag, voerde aan dat de afstand van de woning tot het bouwblok niet de verwachte 3 meter was, maar slechts 1.40 meter, en dat dit niet aan hen kon worden verweten.

De voorzieningenrechter overwoog dat de belangen van eiseres, die vreesde voor vermindering van lichtinval door de bouw van een 8 meter hoge muur, niet opwogen tegen de belangen van gedaagde bij het voortzetten van de bouwwerkzaamheden. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was van onrechtmatig handelen aan de zijde van gedaagde. De voorzieningenrechter besloot daarom de gevraagde voorziening te weigeren en compenseerde de proceskosten, zodat elke partij de eigen kosten droeg. Deze uitspraak werd gedaan in het kader van een kort geding, waarbij de rechter de belangen van beide partijen zorgvuldig heeft afgewogen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
Reg.nr.: 66105 KG ZA 03-232
Datum uitspraak: 10 juli 2003
V O N N I S
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [adres],
eiseres,
procureur mr. P.H.F. Yspeert,
en
de STICHTING WOONSTADE HOOGKERK NOORDDIJK, RECHTSOPVOLGER VAN DE VERENIGING WONINGBOUWVERENIGING HOOGKERK,
gevestigd en kantoorhoudende te [postcode] Groningen (Hoogkerk) aan de [adres],
gedaagde,
procureur mr. M.A.P.H. Randag.
PROCESVERLOOP
Eiseres heeft gedaagde doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt ertoe bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad[ ]
* gedaagde te verbieden binnen een afstand van 3 meter van de zuidelijke zijgevel van de door eiseres bewoonde be[adres eiser] te bouwen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per (gedeelte van een) dag dat gedaagde het verbod overtreedt;
* gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding.
Op de voor de behandeling bepaalde dag, 10 juli 2003[ ], is eiseres verschenen, vergezeld van
mr. Yspeert.
Namens gedaagde is [naam1] verschenen, vergezeld van mr. Randag.
Voorts zijn aan de zijde van gedaagde [naam2] van Klein Architekten te Groningen en [naam3] van Lidl Nederland GmbH verschenen.
Eiseres heeft conform de dagvaarding voor eis geconcludeerd, waarbij zij producties in het geding heeft gebracht.
Gedaagde heeft verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd eiseres hierin niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van eiseres in de kosten van de procedure.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en pleitnotities overgelegd.
Partijen hebben ten slotte vonnis gevraagd.
De uitspraak is bepaald op heden.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Vaststaande feiten:
a. Bij koopovereenkomst van 16 oktober 2001 heeft de inmiddels overleden echtgenoot van eiseres, [echtgenoot], samen met enkele familieleden, een tweetal woningen en bedrijfsterreinen aan de [adres buurpand eiser] en [adres eiser] verkocht aan Lidl Nederland GmbH (hierna: Lidl).
In artikel 5.3 van de koopovereenkomst is bepaald dat eiseres en haar inmiddels overleden echtgenoot het levenslang gebruiksrecht van de woning aan de [adres eiser] hebben.
Op 31 december 2002 heeft de levering plaatsgevonden aan Lidl die bij dezelfde akte de onroerende zaken heeft doorverkocht aan gedaagde.
b. In de tussenliggende tijd zijn (door Klein Architecten te Groningen) bouwplannen ontwikkeld die ertoe leiden dat aan de rechterzijde (zijnde de zuidelijke zijgevel) van de woning van eiseres winkelruimte wordt gerealiseerd met daarboven -tot een hoogte van 8 meter- (senioren)woningen.
c. Lidl heeft eiseres op 14 februari 2002 een brief geschreven met onder meer de volgende inhoud:
"...
Zoals besproken zou ik u een plattegrond toesturen van de schetsmatige planopzet welke tot op heden bekend is en zoals wij met u hebben besproken. Op deze schets heb ik aangegeven dat de uitvoering van de eerste fase tot ongeveer 3 meter vanaf de zijgevel van uw woning blijft. ...
..."
d. In het kader van de inmiddels gestarte bouwwerkzaamheden zijn nieuwe metingen verricht, Daarbij is gebleken dat de woning van eiseres niet op de historische erfgrens staat -zoals op de kadastrale tekeningen die onderdeel hebben gevormd van de koopovereenkomst, staat aangegeven- doch 2 meter uit die erfgrens. Dit heeft tot gevolg dat de afstand tussen het bouwblok en de woning van eiseres niet de verwachte 3 meter doch slechts 1.40 meter is.
2. Wederzijdse standpunten en beoordeling van het geschil:
2.1 Eiseres is van mening dat gedaagde nu zij haar verplichtingen voortvloeiende uit de met eiseres gemaakte afspraak dat er op een afstand van 3 meter van de zuidelijke zijgevel van de woning [ ]
van eiseres zou worden gebouwd, niet nakomt zich onrechtmatig jegens haar gedraagt.
2.2 Gedaagde is de mening toegedaan dat haar geen onrechtmatig gedrag kan worden verweten aangezien de omstandigheid dat de woning van eiseres dichterbij de zijgevel van het bouwblok blijkt te liggen dan aanvankelijk werd gedacht, haar niet kan worden toegerekend.
2.3 Aannemelijk is dat Lidl en gedaagde er op grond van de kadastrale gegevens zoals die bekend waren ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst, van uit zijn gegaan dat de in opdracht van gedaagde te bouwen winkel met (senioren)woningen op een afstand van 3 meter vanaf de zuidelijke zijgevel van de woning van eiseres zou komen. Eiseres is onder die voorwaarde destijds akkoord gegaan met de verkoop van de woning. Vaststaat dat op die afstand een blinde muur zou worden opgetrokken van ongeveer 8 meter hoog.
Uit het verhandelde ter zitting en de in het geding gebrachte stukken -waaronder foto's van het interieur van de woning en de situatie rondom de woning- is gebleken dat eiseres slechts de benedenverdieping van haar woning bewoont en vanuit het zijraam zicht heeft op bosschages die zich op enkele meters afstand van de gevel bevinden.
Het behoeft geen betoog dat door het optrekken van een 8 meter hoge blinde muur op relatief korte afstand van de zijgevel, eiseres aanzienlijk minder lichtinval via het zijraam in haar woonkamer zal krijgen dan thans het geval is. Het zal in dat opzicht echter weinig verschil maken of de litigieuze muur wordt geplaatst op een afstand van ongeveer 3 meter dan wel op een afstand van 1.40 meter.
Gedaagde heeft bovendien voldoende aannemelijk gemaakt dat de omstandigheid dat de kadastrale gegevens waarvan aanvankelijk is uitgegaan, niet overeenkomstig de werkelijke situatie zijn, haar niet kan worden verweten. Van enig onrechtmatig handelen aan de zijde van gedaagde is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook onvoldoende gebleken.
Nu voorts het belang van eiseres -die hoe dan ook door de bouw van het gehele project in haar woongenot zal worden gestoord- bij het onverkort vasthouden aan de afstand van ongeveer 3 meter naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet opweegt tegen het belang van gedaagde bij het voortzetten van de bouwwerkzaamheden -gelet op alle (financiële) gevolgen die daaraan verbonden zijn- dient de gevraagde voorziening te worden geweigerd.
2.4 De voorzieningenrechter acht -gelet op de aard van dit geding- termen aanwezig de proceskosten te compenseren in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
1. weigert de gevraagde voorziening;
2. compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Praktiek, voorzieningenrechter en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.