ECLI:NL:RBGRO:2004:AO6497

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
20 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
218992/04-158
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.M. Overes-Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.R. Bartels, een verzoekschrift ingediend voor het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Dit verzoek is gedaan in het kader van een ontbindingsprocedure van de arbeidsovereenkomst met de Coöperatieve Rabobank Noord-Groningen U.A., die werd vertegenwoordigd door mr. G. Ham. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 februari 2004, waarbij beide partijen hun standpunten uiteenzetten. De Rabobank had bezwaar tegen het verzoek tot het houden van een getuigenverhoor, omdat zij van mening was dat de aard van de ontbindingsprocedure zich daartegen verzet.

De kantonrechter heeft op 20 februari 2004 een beschikking gegeven. In de beoordeling werd ingegaan op de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met name artikel 284, dat de toepassing van het bewijsrecht regelt in verzoekschriftprocedures. De kantonrechter oordeelde dat de spoedeisendheid van de ontbindingsprocedure in dit geval niet in lijn was met de toepassing van de wettelijke bewijsregels, en dat het verzoek tot het houden van een getuigenverhoor daarom moest worden afgewezen.

De kantonrechter heeft uiteindelijk het verzoek van verzoeker afgewezen, zonder een kostenveroordeling uit te spreken, aangezien de Rabobank hier niet op had aangedrongen. Deze beschikking werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en markeert een belangrijke beslissing in de context van arbeidsovereenkomsten en de bijbehorende juridische procedures.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
sector kanton, locatie Groningen
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker], wonende [adres],
verzoeker, gemachtigde mr. M.R. Bartels, advocaat te Drachten (postbus 277, 9200 AG),
tegen
de Coöperatieve Rabobank Noord-Groningen U.A., gevestigd en kantoorhoudende te 9980 AA Uithuizen,
verweerster, gemachtigde mr. G. Ham, advocaat te Groningen (postbus 1100, 9701 BC).
P R O C E S G A N G
Van verzoeker, ook te noemen [verzoeker], is op 6 februari 2004 een verzoekschrift ter griffie binnengekomen strekkende tot het bepalen van een voorlopig getuigenverhoor. Aan het verzoekschrift waren producties gehecht.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 februari 2004, nadat gerekwestreerde, ook te noemen de Rabobank, desgevraagd te kennen had gegeven bezwaar te hebben tegen inwilliging van het verzoek.
Bij de behandelingen waren aanwezig [verzoeker], bijgestaan door zijn gemachtigde, en de gemachtigde van de Rabobank. Laatstgenoemde heeft de bezwaren tegen inwilliging van het verzoek uiteengezet en de gemachtigde van [verzoeker] heeft diens standpunt nader toegelicht.
De kantonrechter heeft bepaald op vrijdag 20 februari 2004 een beschikking te zullen geven.
O V E R W E G I N G E N
1. De Rabobank heeft op 9 februari 2004 een verzoekschrift ter griffie van deze rechtbank, sector kanton, ingediend dat ertoe strekt de arbeidsovereenkomst tussen haar en [verzoeker] te ontbinden met ingang van 1 april 2004. [verzoeker] wenst dat voorafgaande aan de behandeling van het verzoekschrift een getuigenverhoor m.b.t. de feiten omschreven onder punt 15 van zijn verzoekschrift wordt bevolen. Ter zitting heeft hij gesteld, dat de behandeling van een ontbindingsverzoek
ex art. 7 : 685 BW zorgvuldig moet gebeuren, maar dat in het kader van een ontbindingsprocedure meestal geen getuigen worden gehoord en dat hij daarom deze voor de behandeling van het ontbindingsverzoek wenst te horen.
2. De Rabobank heeft gemotiveerd aangevoerd dat op grond van de aard van de ontbindingsprocedure het verzoek moet worden afgewezen. Voor zover voor de beslissing van belang zal de kantonrechter op haar verweren ingaan.
Beoordeling.
3. a. Ingevolge artikel 284 Rv. lid 1 geldt als hoofdregel, dat het gehele wettelijke bewijsrecht zoals neergelegd in afdeling 9 van titel 2 (de artikelen149-207 Rv) van overeenkomstige toepassing is op de verzoekschriftprocedure. De aard van de zaak, zo blijkt uit het slot van artikel 284 lid 1, kan zich tegen overeenkomstige toepassing verzetten.
b. De spoedeisendheid van een zaak kan aan toepassing van de bewijsrechtelijke voorschriften in de weg staan. Procedures betreffende ontbinding van een arbeidsovereenkomst zijn uit hun aard spoedeisend en de rechter beslist daarin zonder aan de wettelijke bewijsregels gebonden te zijn. De aard van die procedures verzet zich tegen overeenkomstige toepassing van artikel 186 Rv.
-2-
De kantonrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
4. Nu de Rabobank niet heeft aangedrongen op een kostenveroordeling van [verzoeker] zal de kantonrechter deze niet uitspreken.
B E S L I S S I N G
De kantonrechter:
Wijst het verzoek af
Deze beschikking is gegeven door mr. mr. M.M. Overes-Hulst, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 februari 2004 in aanwezigheid van de griffier.