ECLI:NL:RBGRO:2004:AO6497
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.M. Overes-Hulst
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.R. Bartels, een verzoekschrift ingediend voor het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Dit verzoek is gedaan in het kader van een ontbindingsprocedure van de arbeidsovereenkomst met de Coöperatieve Rabobank Noord-Groningen U.A., die werd vertegenwoordigd door mr. G. Ham. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 februari 2004, waarbij beide partijen hun standpunten uiteenzetten. De Rabobank had bezwaar tegen het verzoek tot het houden van een getuigenverhoor, omdat zij van mening was dat de aard van de ontbindingsprocedure zich daartegen verzet.
De kantonrechter heeft op 20 februari 2004 een beschikking gegeven. In de beoordeling werd ingegaan op de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met name artikel 284, dat de toepassing van het bewijsrecht regelt in verzoekschriftprocedures. De kantonrechter oordeelde dat de spoedeisendheid van de ontbindingsprocedure in dit geval niet in lijn was met de toepassing van de wettelijke bewijsregels, en dat het verzoek tot het houden van een getuigenverhoor daarom moest worden afgewezen.
De kantonrechter heeft uiteindelijk het verzoek van verzoeker afgewezen, zonder een kostenveroordeling uit te spreken, aangezien de Rabobank hier niet op had aangedrongen. Deze beschikking werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en markeert een belangrijke beslissing in de context van arbeidsovereenkomsten en de bijbehorende juridische procedures.