ECLI:NL:RBGRO:2004:AR6910

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
10 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
72821/FA RK 04-1178
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Rechtbank Groningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot bijstandsverhaal door gemeente op basis van maximale behoeftenorm voor kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 10 november 2004 uitspraak gedaan in een verzoek van de gemeente tot bijstandsverhaal. De gemeente had het verhaalsbedrag vastgesteld op de maximale behoeftenorm voor een kind, gebaseerd op de Tremanormen, zonder voldoende financiële gegevens van de onderhoudsplichtige. De rechtbank oordeelde dat dit de grenzen van redelijkheid overschreed. De onderhoudsplichtige, die afhankelijk is van loonvormende arbeid, moet ten minste het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente haar verzoek niet voldoende had onderbouwd en dat het beleid om de maximale behoeftenorm te hanteren in gevallen van onvoldoende gegevens niet langer als redelijk kan worden beschouwd. De rechtbank heeft de gemeente de mogelijkheid geboden om een nieuw verzoek in te dienen, maar heeft het huidige verzoek afgewezen. De beslissing is genomen ter openbare terechtzitting en de rechtbank heeft benadrukt dat het aan de gemeente is om haar beleid te heroverwegen en te zorgen voor een realistische vaststelling van het verhaalsbedrag, rekening houdend met de werkelijke financiële situatie van de onderhoudsplichtige.

Uitspraak

rechtbank Groningen
Reg.nr.: 72821/FA RK 04-1178
Datum uitspraak: 10 november 2004
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
de gemeente
en
verweerder,
in rechte niet verschenen.
PROCESVERLOOP
De gemeente heeft op 24 juni 2004 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift (met bijlagen) ingediend, waarin zij vraagt:
- De lopende bijdrage:
- voor wat betreft het verhaal van nog te maken kosten van bijstand een bedrag van € 630,38 per maand vast te stellen, dat door [adres] aan de gemeente zal worden betaald met ingang van de datum van deze beschikking;
- De achterstand:
- het bedrag aan achterstand over de periode van 1 januari 2004 tot 1 juni 2004 vast te stellen op
€ 3.151,90, vermeerderd met € 630,38 per maand tot de datum van deze beschikking;
- te bepalen dat door [adres] aan de gemeente zal worden betaald ter zake afbetaling van deze achterstand een bedrag van € 50,00 per maand met ingang van een door de rechtbank te bepalen datum;
- te bepalen dat -voor het geval in gebreke blijft voornoemd aflossingsbedrag aan de gemeente te voldoen- door de gemeente de totaalsom ad € 3.151,90, verminderd met wat daarop inmiddels is betaald, ineens kan worden ingevorderd;
- de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en op de minuut.
[adres] heeft binnen de gestelde termijn geen verweerschrift ingediend en heeft evenmin aangegeven mondeling verweer te willen voeren.
RECHTSOVERWEGINGEN
Sinds 5 mei 2000 worden mede ten behoeve van het minderjarige kind, welk kind door verweerder is erkend, kosten van bijstand gemaakt.
Verweerder is onderhoudsplichtig ten opzichte van voornoemde minderjarige.
Bij brief van 20 augustus 2003 heeft de gemeente ervan op de hoogte gesteld dat zij wilde gaan verhalen.
De beschikking tot verhaal is [adres] medegedeeld bij brief van 22 oktober 2003, waarbij het verhaalsbedrag werd bepaald op € 615,00 per maand, met ingang van 1 september 2003.
Verweerder heeft terzake niets aan de gemeente betaald.
Standpunt van de gemeente:
De gemeente grondt haar verzoek op artikel 93 Abw juncto 1:392 BW.
Beoordeling van het geschil:
De gemeente heeft, ervan uitgaande dat de verstrekte bijstand ondeelbaar is, in zijn verzoekschrift aangegeven dat het verhaalsbedrag bij gebreke van voldoende financiële gegevens van de onderhoudsplichtige is vastgesteld op de maximale behoeftenorm voor een kind op basis van de tabel eigen aandeel kosten van kinderen ingevolge de zogenaamde tremanormen.
De rechtbank heeft tot dusver steeds geoordeeld dat hantering van dit uitgangspunt in gevallen waarin in strijd met de informatieplicht geen dan wel onvoldoende gegevens waren verstrekt, de rechterlijke toetsing kon doorstaan.
De rechtbank ziet evenwel aanleiding om haar rechtspraak op dit punt bij te stellen en te wijzigen. Er doen zich namelijk met enige regelmaat gevallen voor waarin het uitgangspunt dat de onderhoudsplichtige op wie wordt verhaald geacht wordt een inkomen te hebben genoten c.q. te genieten dat hantering van de maximale behoeftenorm (voor kinderen) rechtvaardigt, op grond van de beschikbare gegevens zo weinig realistisch lijkt dat daarvan in redelijkheid niet mag worden uitgegaan.
Bovendien leidt hantering van genoemd uitgangspunt er in een aantal gevallen toe dat sprake is van sterke onevenredigheid tussen het verhaalsbedrag en de verstrekte bijstand.
Het tot dusver door onder meer de gemeente gevoerde beleid om in geval van geen of onvoldoende verstrekte/aanwezige gegevens de maximale behoeftenorm voor kinderen te hanteren bij de vaststelling van het te verhalen bedrag, wordt door de rechtbank daarom niet langer aangemerkt als gelegen binnen redelijkheidsgrenzen. Dit beleid en het daaraan verbonden uitgangspunt dat ook in casu is gehanteerd, kan het verzoek tot vaststelling van het verhaalsbedrag derhalve niet meer dragen, zodat het verzoek moet worden afgewezen.
Hoewel de rechtbank het in beginsel hierbij zou kunnen laten, en het aan de gemeente kan worden overgelaten om zich terzake nader te beraden, vindt de rechtbank aanleiding om aan het vorenstaande reeds nu het volgende toe te voegen.
In beginsel kan ervan worden uitgegaan dat degene die voor zijn bestaan is aangewezen op loonvormende arbeid, tenminste het wettelijk minimumloon moet kunnen verdienen. Een beleid waarbij in verband met een op te leggen verhaalsbijdrage en bij gebreke van voldoende financiële gegevens van dat verdienvermogen zou worden uitgegaan, zou naar het oordeel van de rechtbank binnen redelijkheidsgrenzen zijn gelegen. Uiteraard heeft de gemeente de vrijheid om, indien daartoe aanknopingspunten bestaan of aanwezig worden geacht, het inkomensniveau van de onderhoudsplichtige en daarmee ook de in dat geval geldende behoeftenorm gemotiveerd op een ander (hoger) bedrag vast te stellen.
De rechtbank is van mening dat het onder de gegeven omstandigheden aan de gemeente vrij staat om een nieuw verzoek in te dienen, in beginsel betrekking hebbend op dezelfde periode(n), nu van strijd met betrokkenes rechtszekerheid niet is gebleken. Een nieuw verzoek zal doorgaans tot een voor betrokkene gunstiger resultaat leiden, in elk geval niet tot een ongunstiger resultaat.
BESLISSING
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven ter openbare terechtzitting van 10 november 2004