RECHTBANK GRONINGEN
DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
Reg.nr.: 77479 / KG ZA 05-36
Datum uitspraak: 24 februari 2005
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser 4],
wonende te [woonplaats],
5. [eiser 5],
wonende te [woonplaats],
6. [eiser 6],
wonende te [woonplaats],
7. [eiser 7],
wonende te [woonplaats],
8. [eiser 8],
wonende te [woonplaats],
9. [eiser 9],
wonende te [woonplaats],
10. [eiser 10],
wonende te [woonplaats],
11. [eiser 11],
wonende te [woonplaats],
12[eiser 12],
wonende te [woonplaats],
13. [eiser 13],
wonende te [woonplaats],
14. [eiser 14],
wonende te [woonplaats],
15. [eiser 15],
wonende te [woonplaats],
16. [eiser 16],
wonende te [woonplaats],
17. [eiser 17],
wonende te [woonplaats],
18. [eiser 18],
wonende te [woonplaats],
19. [eiser 19],
wonende te [woonplaats],
20. [eiserr 20],
wonende te [woonplaats],
21. [eiser 21],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen eisers,
procureur mr. N.A. Heidanus,
advocaat mr. H.P. de Lange,
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS van de Gemeente Slochteren,
zetelend te Slochteren,
gedaagde,
hierna te noemen het College van B&W,
procureur mr. J.A.M. Janssen,
aan wiens zijde zich hebben gevoegd:
1. [gevoegde 1],
2. [gevoegde 2],
beiden wonende te [woonplaats],
3. [gevoegde 3],
4. [gevoegde 4],
beiden wonende te [woonplaats],
5. [gevoegde 5],
6. [gevoegde 6],
beiden wonende te [woonplaats],
7. [gevoegde 7],
8. [gevoegde 8],
beiden wonende te [woonplaats],
hierna gezamenlijk te noemen [gevoegden],
advocaat mr. W.R. van der Velde.
Eisers hebben het College van B&W doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt ertoe bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad op alle dagen en uren en op de minuut, de gemeente Slochteren te gebieden de aangekondigde uitgifte van kavels op 26 februari 2005 te staken, althans gestaakt te houden, totdat de gemeente Slochteren een rechtmatige regeling dienaangaande heeft vastgesteld, althans totdat door de voorzieningenrechter een regeling is vastgesteld die recht doet aan de positie van eisers, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 100.000,-- per eiser, bij overtreding van het verbod, met veroordeling van de Gemeente in de kosten van dit geding.
Op de voor de behandeling bepaalde dag, 21 februari 2005, zijn van de zijde van eisers verschenen [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3], [eiser 6], [eiser 10] en [eiser 11], vergezeld van mr. De Lange.
Namens het College van B&W zijn verschenen [naam burgemeester], burgemeester, en de heer [naam projectleider], projectleider, vergezeld van mr. Janssen.
Tevens zijn verschenen [gevoegde 1], [gevoegde 4], [gevoegde 5] en [gevoegde 7], vergezeld van mr. van der Velde.
Eisers hebben conform de dagvaarding, voorzien van een zevental producties, voor eis geconcludeerd.
Het College van B&W heeft verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd eisers in hun vordering niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de vordering af te wijzen, met veroordeling van eisers in de kosten van de procedure.
[gevoegden] hebben geconcludeerd primair tot afwijzing van de vordering van eisers en subsidiair, voor het geval de gevraagde voorziening wordt toegewezen, te bepalen dat [gevoegden] hun plaats in de wachtrij en het recht op de alsdan 1e, respectievelijk 2e, 3e en 4e keus voor een kavel, onverkort behouden, met veroordeling van eisers in de kosten van de procedure.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en pleitnotities overgelegd.
Partijen hebben ten slotte vonnis gevraagd.
De uitspraak is bepaald op 24 februari 2005.
1.a De gemeente Slochteren (hierna: de Gemeente) is in 1993 begonnen met de aanleg van de eerste fase van woonwijk “De Borgmeren” in Harkstede. De uitgifte van de bouwkavels geschiedde destijds aan de hand van het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. In 2004 heeft de Gemeente een start gemaakt met het bouwrijp maken van de fases 2 en 3 van “De Borgmeren” en heeft zij het project omgedoopt tot “Eilandrijk Borgmeren”.
b. In september 2004 heeft de Gemeente middels een nieuwsbrief, welke zij heeft gezonden aan de bij haar geregistreerde belangstellenden voor het project “Eilandrijk Borgmeren”, gemeld dat de kavels zouden worden uitgegeven op volgorde van inschrijving. Op 1 november 2004 heeft de Gemeente een speciale projectwebsite geopend, alwaar zij gepubliceerd heeft dat de uitgifte van de kavels, gelegen in het toekomstige “Eilandrijk Borgmeren”, zal geschieden op basis van het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”.
c. In de folder “Eilandrijk Borgmeren-bouwen op vrije kavels in Harkstede” en op de website heeft de Gemeente vermeld dat de uitgifte van de (in totaal 86) kavels start op zaterdag 26 februari 2005 om 10.00 uur.
d. Zowel de personen die bij de Gemeente geregistreerd stonden als zijnde belangstellend voor het project “Eilandrijk Borgmeren” als diegenen die via de website van de Gemeente hun belangstelling kenbaar hadden gemaakt, zijn -per brief van 22 december 2004- uitgenodigd voor een door de Gemeente op 29 januari 2005 te houden informatiemarkt, aangaande “Eilandrijk Borgmeren”.
e. Op 28 januari 2005, één dag voor de informatiemarkt, heeft een belangstellende zijn caravan bij de ingang van het gemeentehuis opgesteld. Vlak voor de aanvang van de informatiemarkt had zich inmiddels een rij gevormd van drie caravans. Direct na de informatiemarkt hebben nog een aantal personen zich in de rij aangesloten, waarmee deze groeide tot 14 gegadigden.
f. De Gemeente heeft op 31 januari 2005 op haar website “spelregels voor de plaats in de wachtrij” gepubliceerd. Deze spelregels luiden als volgt:
· De kaveluitgifte is gebaseerd op particulier opdrachtgeverschap en uitgifte aan een enkel huishouden dat ook de woning gaat bewonen;
· De kaveluitgifte is gesteld op 26 februari aanstaande om 10.00 uur, volgens het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. Mogelijkerwijs kan zich vóór dat moment een rij gaan vormen;
· De gemeente autoriseert de positie in de rij;
· Het enige recht dat ontleend kan worden aan een positie in de wachtrij is de positie in de wachtrij bij kaveluitgifte;
· Uitgangspunt is dat de positie in de wachtrij permanent door een huishouden wordt ingenomen. Hier geldt feitelijk de spelregel ‘opgestaan is plaats vergaan’;
· Onder permanente aanwezigheid wordt verstaan dat ten minste 1 persoon van het huishouden (in ruime zin) aanwezig is op het terrein van het gemeentehuis, al dan niet in een overdekte situatie (zoals bijvoorbeeld een caravan). Indien noodzakelijk kan de gemeente ertoe besluiten een andere locatie hiervoor aan te wijzen.
· Uitgangspunt is dat de aanwezigen zelf invulling geven aan dit kader.
g.Thans bestaat de rij voor het gemeentehuis uit 34 belangstellenden. De Gemeente heeft aan de wachtenden een “wachtrijnummer” toegekend.
2. Eisers leggen naast de vaststaande feiten het volgende aan hun vordering ten grondslag.
De Gemeente heeft de wijze van verdeling van de kavels vooraf onvoldoende inzichtelijk gemaakt. In eerste instantie heeft de Gemeente geen nadere invulling gegeven aan het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. Pas nadat -op 28 januari 2005- een belangstellende zijn caravan voor het gemeentehuis had opgesteld heeft de Gemeente aangegeven het vormen van een rij voor het gemeentehuis middels het plaatsen van caravans te gedogen en de wachtenden een nummer toe te kennen. De Gemeente is, door aldus te handelen, feitelijk al begonnen met de kaveluitgifte.
Als voorwaarde voor het autoriseren van een plaats in de rij werd aanvankelijk gesteld dat de caravans permanent bemand dienden te zijn door (een van de leden van) het gezin dat een optie op een kavel wilde nemen. Inzet van familieleden of derden zou niet worden toegestaan. Met name tweeverdieners hadden als gevolg daarvan geen gelijke kans om een kavel te bemachtigen. Door vervolgens -op 31 januari 2005- de spelregels te verruimen (volstaan kon worden met de aanwezigheid van ten minste 1 persoon van het huishouden (in ruime zin) op het terrein van het gemeentehuis) konden personen die in eerste instantie dachten dat deelname aan de inschrijving voor hen niet haalbaar was, in tweede instantie mogelijk toch daaraan deelnemen. De rij bestond inmiddels echter al uit 34 belangstellenden, waarvan een aantal belangstelling heeft voor de kavels waarvoor eisers eveneens belangstelling hebben.
De Gemeente had de spelregels op voorhand openbaar en bekend moeten maken. Door dit niet te doen hebben eisers geen eerlijke c.q. gelijke kans gekregen om de door hen gewenste kavel te bemachtigen. Het is eisers bovendien gebleken dat een aantal caravans niet permanent bemand worden, dan wel bemand worden door personen die niet tot het toekomstige huishouden behoren. De Gemeente ziet echter niet toe op handhaving van de “spelregels”.
3. Het College van B&W verweert zich als volgt.
Eisers hadden de Gemeente moeten dagvaarden; het College van B&W is een zelfstandig orgaan van de Gemeente en zelf niet de eigenaar van de uit te geven gronden. Deze behoren in eigendom toe aan de Gemeente. Eisers dienen alleen al op deze grond niet-ontvankelijk in hun vordering te worden verklaard, dan wel dient hun vordering te worden afgewezen.
De Gemeente is vrij in de keuze welk systeem zij hanteert voor de uitgifte van bouwkavels. Ieder systeem heeft zijn voor- en nadelen. Voor de uitgifte van de kavels van “Eilandrijk Borgmeren” heeft de Gemeente gekozen voor het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt” omdat dit past bij het systeem van particulier opdrachtgeverschap, waarbij initiatief, eigen inbreng, keuzevrijheid en het zoveel mogelijk pakken van kansen voorop staat. De Gemeente heeft in het verleden -in 1993 en 1998- ook al eens gronden uitgegeven op basis van het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. De mogelijkheid dat er voor de datum van uitgifte een rij wordt gevormd is onlosmakelijk verbonden met het gekozen uitgiftesysteem. Het heeft de Gemeente verrast dat de eerste gegadigde reeds op 28 januari 2005 het begin van de rij is gaan vormen. De Gemeente ging er tot die tijd van uit dat, net als bij vorige gronduitgiftes, de lokettist de naleving van de uitgangspunten in de gaten kon houden. Op grond van deze onvoorziene omstandigheid heeft de Gemeente op 31 januari 2005 de invulling van de controle op de naleving van de gestelde uitgangspunten aangepast. Dit leidt echter niet tot schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur en derhalve niet tot onrechtmatig handelen.
De Gemeente acht het niet haar taak om permanent te controleren of een ieder zich aan de geformuleerde uitgangspunten houdt. Dit kan in alle redelijkheid ook niet van haar worden verwacht. Daaraan doet niet af dat de geformuleerde uitgangspunten nog steeds gelden. Op 26 februari 2005 vanaf 10.00 uur zal de Gemeente op basis van hetgeen haar uit eigen wetenschap bekend is, dan wel op basis van hetgeen zij aan informatie heeft ontvangen van bijvoorbeeld de aanwezigen in de rij, gegadigden uit de rij al dan niet in de gelegenheid stellen een optie op de kavel van hun voorkeur te nemen. Pas dan kan worden beoordeeld of de Gemeente het “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”-principe op een juiste wijze heeft toegepast.
4. [gevoegden] hebben het volgende aangevoerd.
Voor iedereen was vanaf het begin kenbaar dat de kavels zouden worden uitgegeven volgens het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. Dit systeem is niet ongebruikelijk, het wordt door verschillende gemeenten gebruikt (onder meer Assen en Heerenveen) en is volstrekt legitiem.
De Gemeente heeft direct nadat zich een wachtrij vormde regels vastgesteld. Deze gelden nog steeds. Een ieder heeft gelijke kansen en gelijke rechten op een kavel. Eisers hadden ook in de rij kunnen gaan staan. Dat anderen hen nu voor zijn, maakt niet dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld.
Een eventueel door de voorzieningenrechter te treffen voorlopige voorziening zal recht moeten doen aan de gerechtvaardigde belangen van [gevoegden] Zij mochten er op vertrouwen dat de kavels zouden worden uitgegeven in volgorde van aanmelding en hebben zich een zeer bijzondere inspanning getroost door al bijna vier weken voor het gemeentehuis te bivakkeren.[gevoegden] hebben, op basis van hun plek in de rij, inmiddels vergaande beslissingen genomen. Het zou naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn als [gevoegden] de dupe zouden worden van eventuele fouten van de Gemeente.
Beoordeling van het geschil
5.1 Eisers noch het College van B&W hebben zich verzet tegen het verzoek van [gevoegden] om zich te mogen voegen aan de zijde van het College van B&W. Nu [gevoegden] worden geacht belang te hebben bij voeging -een beslissing ten nadele van het College van B&W kan tot gevolg hebben dat de rechten of de rechtspositie van [gevoegden] wordt benadeeld- en naar het oordeel van de voorzieningenrechter de goede procesorde daaronder niet lijdt, zal de voeging worden toegestaan.
5.2 De voorzieningenrechter is van oordeel, gelijk het College van B&W heeft betoogd, dat ten onrechte het College van B&W is gedagvaard. Het College van B&W is immers een bestuursorgaan en geen rechtspersoon, noch een natuurlijk persoon en kan dan ook niet zelfstandig (civielrechtelijk) in rechte worden betrokken. Dat het College van B&W namens de Gemeente “spelregels” op de website heeft doen publiceren, maakt dit niet anders. De gevraagde voorziening ligt reeds op voornoemde grond voor dadelijke afwijzing gereed.
Aangezien het College van B&W namens de Gemeente -zo althans begrijpt de voorzieningenrechter- ter gelegenheid van de terechtzitting (om proceseconomische redenen) heeft verzocht het geschil niettemin inhoudelijk te beoordelen, zal daartoe, middels overwegingen ten overvloede, worden overgegaan.
5.3 In dit kort geding staat de rechtmatigheid van het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”, op basis waarvan de Gemeente de bouwkavels wenst uit te geven, op zich niet ter discussie, aangezien eisers ter zitting hebben aangegeven op zichzelf beschouwd geen bezwaren tegen dit principe te hebben. De bezwaren van eisers zijn gelegen in de wijze waarop de Gemeente inhoud geeft aan voornoemd principe. In de kern komt het er op neer dat eisers zich niet kunnen vinden in het feit dat de Gemeente pas “spelregels” heeft opgesteld nadat zich al een wachtrij had gevormd en zij bovendien de regels nadien zou hebben gewijzigd. Eisers stellen dat dit in strijd is met de rechtszekerheid en dat hen een gelijke kans op een kavel te hunner keus is ontnomen.
5.4 De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Ruim voor de geplande datum van uitgifte, te weten in september 2004 en wederom in december 2004 heeft de Gemeente (door middel van een persoonlijk schrijven aan belangstellenden en via haar website) kenbaar gemaakt dat zij de kavels voor “Eilandrijk Borgmeren” zou gaan uitgeven op basis van het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. Eisers hebben tegen dit voornemen van de Gemeente alstoen geen bezwaar gemaakt. Voorts is niet betwist dat de Gemeente al twee keer eerder gronden heeft uitgegeven volgens gemeld principe en dat zich beide keren, gedurende meerdere aaneengesloten dagen, een rij (eveneens met caravans) voor het gemeentehuis heeft gevormd. Het uitgangspunt van het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt” moet, in al zijn eenvoud, geacht worden aan eisers voldoende duidelijk te zijn geweest. Eisers hadden er derhalve rekening mee kunnen houden dat ook deze keer belangstellenden voor de geplande datum van uitgifte (26 februari 2005) een rij zouden vormen. Het vormen van een rij is immers min of meer inherent aan het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”, met name wanneer de vraag het aanbod overtreft, zoals hier in de rede lag. Dat zich al ruim vier weken tevoren een dergelijke rij is gaan vormen, heeft klaarblijkelijk zowel de Gemeente als eisers verrast.
5.5 Eisers hadden, net als ieder ander, de mogelijkheid zich aanstonds bij de rij aan te sluiten. Zij hebben daar om hun moverende redenen vanaf gezien. De gevolgen daarvan dienen voor hun eigen rekening en risico te blijven. Eisers kunnen niet worden gevolgd in hun stelling dat zij geen “eerlijke kans” hebben gekregen de door hen gewenste kavel te bemachtigen. Nog daargelaten dat eisers niet hebben betwist dat zich temidden van de wachtenden bijvoorbeeld ook tweeverdieners bevinden -zodat reeds op grond daarvan niet kan worden geconcludeerd dat de gang van zaken op gespannen voet staat met het gelijkheidsbeginsel, zoals eisers ingang willen doen vinden- valt hoe dan ook niet in te zien dat de vermeende versoepeling van de “spelregels” jegens eisers als onrechtmatig moet worden bestempeld. Eisers hebben overigens ook na deze vermeende versoepeling verkozen zich niet alsnog in de rij op te stellen. De voorzieningenrechter kan zich daarbij niet aan de indruk onttrekken dat eisers hun teleurstelling over het feit dat zij op 26 februari 2005 niet als een van de eersten hun keuze voor een kavel kenbaar mogen maken, op de Gemeente trachten af te wentelen.
5.6 De Gemeente heeft ter zitting aangegeven dat eerst op 26 februari 2005, om 10.00 uur, wordt beslist of gegadigden uit de rij al dan niet in de gelegenheid worden gesteld een optie op de kavel van hun keuze te nemen, waarbij zij tevens heeft opgemerkt dat gegadigden die een “wachtrijnummer” hebben ontvangen maar niet voldaan hebben aan de “spelregels”, hun plaats in de rij zullen verliezen. Gelet hierop mist de stelling van eisers dat de Gemeente al een aanvang heeft gemaakt met de kaveluitgifte feitelijke grondslag, terwijl thans evenmin de conclusie kan worden getrokken dat de Gemeente aan deze “spelregels” bij de daadwerkelijke uitgifte voorbij zal gaan.
5.7 Het enkele gegeven dat de Gemeente terzake, vooruitlopend op de kaveluitgifte, een zekere betrokkenheid aan de dag heeft gelegd door caravans op het gemeentehuisterrein te gedogen, “spelregels” te formuleren en wachtenden een “wachtrijnummer” te verstrekken kan -wat van die bemoeienis overigens ook zij- naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter evenmin tot de slotsom leiden dat de Gemeente onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld.
6. Gelet op het voorgaande dient de vordering te worden afgewezen.
Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, daaronder begrepen de proceskosten van [gevoegden].
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
1. weigert de gevraagde voorziening;
2. veroordeelt eisers in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van tot het College van B&W begroot op € 244,-- aan verschotten en op € 816,-- aan salaris van de procureur en aan de zijde van [gevoegden] begroot op € 244,-- aan verschotten en op € 816,-- aan salaris van de procureur;
3. verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma, voorzieningenrechter en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.