ECLI:NL:RBGRO:2005:AS9912

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
11 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
76949 KGZA 05-11
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W. Duitemeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op rechtsgang tegen coöperatieve woonvereniging door voormalig lid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Groningen op 11 maart 2005 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de coöperatieve woonvereniging De Middelhorst en een voormalig lid, aangeduid als gedaagde. De eisers, De Middelhorst en een tweede eiser, hebben gedaagde gedagvaard met de vordering om hem te verbieden hen in rechte te betrekken en als gemachtigde op te treden in procedures tegen hen. Gedaagde had in het verleden herhaaldelijk procedures aangespannen tegen de Middelhorst, waarbij hij steeds dezelfde argumenten aanvoerde die door de rechtbank als ongegrond werden beschouwd. De voorzieningenrechter oordeelde dat verdere procedures van gedaagde tegen de Middelhorst evident kansloos waren en dat er een onevenredigheid bestond tussen het belang van gedaagde om zijn rechtsgang te vervolgen en het belang van de Middelhorst om niet betrokken te worden in kansloze rechtszaken. De voorzieningenrechter heeft daarom de vordering van eisers toegewezen en gedaagde verboden om zich, direct of indirect, tot de eisers te richten, met een dwangsom van maximaal €100.000 voor elke overtreding. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan in het kader van civiel recht en betreft een kort geding.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
Reg.nr.: 76949 KGZA 05-11
Datum uitspraak: 11 maart 2005
V O N N I S
in de zaak van:
1. de coöperatie COÖPERATIEVE WOONVERENIGING DE MIDDELHORST U.A.,
gevestigd te Haren,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
hierna mede te noemen De Middelhorst en [eiser 2],
procureur mr. R.J. Skála,
en
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
hierna mede te noemen [gedaagde].
PROCESVERLOOP
Eisers hebben gedaagde doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt er na vermeerdering van eis toe gedaagde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a) te verbieden eisers in rechte te betrekken en te gebieden zijn bemoeienis als gemachtigde en als procespartij in de thans aanhangige procedures te beëindigen ter eerst dienende dag;
b) te verbieden in procedures tegen eisers als gemachtigde op te treden;
c) te verbieden zich tot [eiser 2] en tot het bestuur en/of de leden van De Middelhorst direct of indirect te richten;
a), b) en c) op straffe van verbeurte van een dwangsom van ? 10.000,-- (zegge: tienduizend euro) per overtreding,
met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
Op de voor de behandeling bepaalde dag, 1 maart 2005, zijn eisers verschenen, vergezeld van mr. Skála.
Gedaagde is in persoon verschenen.
Eisers hebben voor eis geconcludeerd.
Gedaagde heeft verweer gevoerd tegen de vordering.
Partijen hebben producties overgelegd en hebben hun standpunten nader toegelicht. De raadsman van eisers heeft daarbij een pleitnotitie overgelegd. Gedaagde heeft een akte genomen die tevens als pleitnotitie is aangemerkt.
Partijen hebben ten slotte vonnis gevraagd.
De uitspraak is bepaald op 11 maart 2005.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Vaststaande feiten:
1.1. De Middelhorst is een coöperatieve woonvereniging te Haren en exploiteert aldaar aan de [adres] en [adres] woonrechten. Dit betreft woningen die eigendom zijn van de Middelhorst en die ter bewoning aan de gerechtigden tot die woonrechten ter beschikking worden gesteld.
1.2. [gedaagde] is in het verleden lid geweest van de Middelhorst. Hij is in 1996 uit zijn lidmaatschap ontzet. Na een in januari 1997 gewezen vonnis in kort geding waarbij [gedaagde] is veroordeeld tot ontruiming van zijn woning en de Middelhorst te verlaten, heeft [gedaagde] dat woonrecht omstreeks maart 1997 verkocht en overgedragen.
2. Beoordeling van het geschil:
2.1. Aangaande de door [gedaagde] bij akte opgeworpen excepties overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Niet gebleken is dat (de inhoud van) de dagvaarding in strijd is met enige wettelijke bepaling.
Voor zover al kan worden aangenomen dat ter zake geldende bepalingen van de statuten van de Middelhorst niet zijn nageleefd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] daarop - nu hij geen lid van de Middelhorst is - geen beroep kan doen. Overigens heeft dat - wat daarvan verder ook zij - geen gevolgen voor de geldigheid van de dagvaarding.
Voorts is niet gebleken dat de voorzieningenrechter onbevoegd is van het onderhavige geding kennis te nemen. Een lopende bodemprocedure brengt die onbevoegdheid hoe dan ook niet met zich.
Voor doorverwijzing naar de meervoudige kamer van het gerechtshof te Leeuwarden, bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen wettelijke basis.
Ten aanzien van de akte tot herroeping ex artikel 382 Rv is de voorzieningenrechter van oordeel dat een dergelijk geding ingevolge artikel 385 Rv wordt ingeleid met een dagvaarding.
Het vorenstaande brengt met zich dat de aangevoerde excepties alle worden verworpen.
2.2. Met betrekking tot de door de raadsman van eisers in geding gebrachte producties heeft [gedaagde] gesteld deze niet te hebben ontvangen, zodat daarmee geen rekening kan worden gehouden.
De voorzieningenrechter heeft ter zitting het volgende overwogen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij op 1 februari 2005 een schrijven van de raadsman van eisers heeft ontvangen waarin deze mededeelde dat de producties hem per separate pakketpost zou worden toegezonden, doch dat hij deze mede vanwege een verblijf in het ziekenhuis nimmer heeft ontvangen. Mr. Skála heeft daaromtrent aangevoerd dat het ingeval een dergelijk pakket niet kan worden afgeleverd gebruikelijk is dat een bericht wordt achtergelaten waar dat pakket binnen welke termijn kan worden afgehaald.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] hoe dan ook op 2 februari 2005 wist van de brief van 1 februari 2005 en dat hij derhalve kon weten dat de producties hem per pakketpost werden toegestuurd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is [gedaagde] verder verantwoordelijk voor het eventueel laten doorsturen van post, zodat het voor zijn risico komt dat hij het nader bericht omtrent verzending van het pakket niet heeft aangetroffen. Omdat [gedaagde] er vervolgens, ondanks dat hij wist van de brief van 1 februari 2005, voor heeft gekozen daaromtrent geen contact op te nemen met de griffie van de rechtbank danwel met mr. Skála, wordt het verweer terzake gepasseerd.
2.3. Vaststaat dat [gedaagde] sedert zijn vertrek uit de Middelhorst in 1997 vele procedures tegen de Middelhorst c.q. tegen één of meer (bestuurs)leden daarvan heeft gevoerd, zowel in eigen naam als in hoedanigheid van gemachtigde van enige leden van de Middelhorst alsook van voormalige leden.
2.4. In al die procedures heeft [gedaagde] in wezen hetzelfde aan de orde gesteld, te weten de legitimiteit van het huidige bestuur met als voorzitter [eiser 2], eiser sub 2. [gedaagde] heeft in diverse (waaronder ook thans aanhangige) procedures gesteld dat het bestuur onder voorzitterschap van [naam] sedert 17 juni 1996 het rechtsgeldige bestuur van de Middelhorst is. In een aantal procedures is de bevoegdheid van het bestuur [eiser 2] echter bevestigd. In een geding tussen de Middelhorst en haar toenmalige bestuursleden tegen [gedaagde] en acht anderen heeft de Hoge Raad bij beschikking van 31 januari 2003 het door [gedaagde] ingestelde cassatieberoep verworpen, waardoor de beschikking van deze rechtbank d.d. 18 januari 2002 kracht van gewijsde verkreeg, zodat de vaststelling door de rechtbank dat het op 17 juni 1996 genomen besluit tot benoeming van het (tijdelijke) bestuur [naam] niet geldig is, onherroepelijk is geworden.
2.5. Ook na 31 januari 2003 heeft [gedaagde] veelal als gemachtigde van één of meer (voormalige) leden van de Middelhorst diverse procedures geëntameerd waarbij de legitimiteit van het bestuur [eiser 2] en de rechtsgeldigheid van besluiten van dat bestuur ter discussie is gesteld. Blijkens de overgelegde stukken gebeurde en gebeurt dit niet op basis van solide juridische uitgangspunten. De argumenten die door [gedaagde] aan zijn vorderingen/verzoeken ten grondslag worden gelegd, sneden en snijden veelal geen hout, zijn gezocht, onnavolgbaar danwel onbegrijpelijk. Daarbij komt dat [gedaagde] in de gevoerde procedures steeds weer - ongefundeerd - aanvoert dat (één of meer van) zijn opponenten zich schuldig hebben gemaakt aan meineed, bedrog, diefstal en/of verduistering en dat dit - mede - tot de in zijn ogen onterechte rechterlijke uitspraken heeft geleid.
2.6. In de gegeven omstandigheden en gelet op diverse rechterlijke uitspraken waaruit blijkt dat over alle door [gedaagde] bij herhaling aangedragen punten, voor zover al begrijpelijk, reeds onherroepelijk is beslist door diverse kantonrechters, voorzieningenrechters en rechters van de civiele sector van deze rechtbank, moet het ervoor worden gehouden dat verdere procedures van [gedaagde] tegen de Middelhorst evident kansloos zijn, zodat een onevenredigheid is ontstaan tussen het belang van [gedaagde] - om gebruik te kunnen (blijven) maken van zijn bevoegdheid (rechts)personen in rechte te betrekken - en het belang van de wederpartij - om te verhinderen te worden betrokken in bij voorbaat kansloze procedures.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat een voortgezet procederen in nieuw aan te brengen zaken door [gedaagde] tegen (één of meer leden van) de Middelhorst misbruik oplevert van zijn door de wet gegeven bevoegdheid.
2.7. Gelet op het vorenoverwogene zal de voorzieningenrechter de vordering strekkende tot het verbod om eisers in rechte te betrekken toewijzen, waarbij de voorzieningenrechter overweegt dat het [gedaagde] vanzelfsprekend vrijstaat zich voor zover nodig in rechte te verweren.
Aangaande de vordering [gedaagde] te gebieden zijn bemoeienis als gemachtigde en als procespartij in de thans aanhangige procedures te beëindigen ter eerst dienende dag, overweegt de voorzieningenrechter dat deze als te onbepaald zal worden afgewezen. Daarbij speelt ook een rol dat vooralsnog niet goed te overzien is welke gevolgen de gevraagde toewijzing voor die procedures zal hebben.
2.8. Waar gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] een beroepsmatig belang heeft op te treden als gemachtigde van (één of meer) (voormalige) leden van de Middelhorst en [gedaagde] in de procedures waarin hij als zodanig optreedt, ook steeds dezelfde onder 2.4. bedoelde punten aandraagt, geldt het vorenoverwogene evenzeer voor het optreden van [gedaagde] als gemachtigde, zodat ook de vordering onder b) voor toewijzing gereed ligt.
2.9. Aangaande de vordering onder c) overweegt de voorzieningenrechter dat [gedaagde] niet alleen - zoals onder 2.3. aangehaald - in de gevoerde procedures steeds weer - ongefundeerd - aanvoert dat (één of meer van) zijn opponenten zich schuldig hebben gemaakt aan meineed, bedrog, diefstal en/of verduistering, doch dat hij zich in talloze geschriften (zoals de door eisers als productie 20 overgelegde brandbrief d.d. 10 januari 2005) jegens de leden van de Middelhorst op diezelfde wijze uitlaat, waarbij hij ook dan niet nalaat - en steeds uitvoerig - te vermelden dat het huidige bestuur van de Middelhorst niet rechtsgeldig is benoemd.
In de ernst van de - nimmer gefundeerde - aantijgingen en de grote hoeveelheid geschriften ziet de voorzieningenrechter voldoende aanleiding eisers te beschermen tegen contacten van de zijde van [gedaagde], zodat ook de vordering onder c) voor toewijzing gereed ligt.
2.10. De gevraagde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding verwezen.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
1. verbiedt gedaagde eisers in rechte te betrekken;
2. verbiedt gedaagde in procedures tegen eisers als gemachtigde op te treden;
3. verbiedt gedaagde zich, direct of indirect, tot [eiser 2] en tot het bestuur en/of de leden van De Middelhorst te richten;
4. veroordeelt gedaagde tot betaling aan eisers van een dwangsom groot ? 5000,-- (vijfduizend euro) voor iedere overtreding van voormelde verboden, met dien verstande dat maximaal ? 100.000,-- (honderdduizend euro) aan dwangsommen verbeurd zal kunnen worden;
5. veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van eisers begroot op ? 329,60 aan verschotten eventueel vermeerderd met de niet voor verrekening vatbare omzetbelasting en op ? 816,-- aan salaris van de procureur;
6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Duitemeijer, voorzieningenrechter en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.