RECHTBANK GRONINGEN
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/303 LEGGW HOB HUA
Uitspraakdatum: 4 november 2005
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
de heffingsambtenaar van de gemeente Loppersum,
verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft van eiser leges geheven voor advieskosten welstandszorg.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij de uitspraak op bezwaar van
26 januari 2005 de heffing gehandhaafd. Eiser heeft daartegen bij schrijven van 6 maart 2005 beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2005 te Groningen. Partijen zijn niet verschenen.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:
Op 15 maart 2002 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning. In verband daarmee heeft de welstandscommissie verbonden aan de stichting Libau aan verweerder advies uitgebracht. Bij besluit van 13 juni 2002 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Loppersum aan eiser bouwvergunning verleend. Bij beschikking van 24 september 2004 heeft verweerder bij eiser een bedrag van € 303,-- in rekening gebracht wegens advieskosten welstandszorg in verband met voornoemde aanvraag.
Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht van eiser leges ter hoogte van € 303,-- heeft geheven voor advieskosten welstandszorg.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
4. Beoordeling van het geschil
Artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, Gemeentewet bepaalt dat rechten kunnen worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Artikel 217 Gemeentewet bepaalt dat de belastingverordeningen in de daartoe leidende gevallen de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, de grondslag, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing en hetgeen overigens voor de heffing en de invordering van belang is, vermelden.
Artikel 2 van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2002 van de gemeente Loppersum (hierna: Legesverordening 2002) luidt: Onder de naam "leges" worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. Artikel 3 van de Legesverordening 2002 bepaalt dat de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend belastingplichtig is. Artikel 5, eerste lid, van de Legesverordening 2002 bepaalt dat de leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 1.5.1 van de Tarieventabel van de Legesverordening 2002 luidt, voor zover van belang: Indien omtrent de welstand van een bouwwerk, waartoe de bouwvergunning wordt gevraagd, advies wordt ingewonnen van de Stichting Provinciale Groningse Welstandszorg, worden de vorenbedoelde leges verhoogd met het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag aan de aanvrager medegedeelde kosten van beoordeling van het bouwplan uit het oogpunt van welstand door de Stichting Provinciale Groningse Welstandszorg, blijkend uit de door die Stichting vastgestelde tarieven.
In de Ommelander Courant van 12 november 2001 heeft verweerder het vaststellen van de Legesverordening 2002 overeenkomstig artikel 139 Gemeentewet bekendgemaakt.
Verweerder stelt in deze dat eiser op de hoogte is gesteld van de kosten voor het welstandsadvies. Uit artikel 1.5.1. van de Legesverordening 2002 blijkt immers dat de kosten van de welstandszorg voor rekening komen van de belastingplichtige. Voorts stond dit ook op de bouwvergunning vermeld.
De rechtbank overweegt in deze dat de in de verleende bouwvergunning opgenomen mededeling, nog los van de aard daarvan, anders dan artikel 1.5.1 van de Tarieventabel voorschrijft, geen mededeling is die voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag is gedaan en reeds om die reden geen doel kan treffen.
De rechtbank overweegt voorts dat niet is gebleken dat aan eiser op een andere wijze vooraf op voldoende duidelijke wijze inzicht is gegeven in de hoogte van het van hem te heffen bedrag. Zo is niet gebleken dat aan eiser informatie over de tarieven van de Stichting Provinciale Groningse Welstandszorg is verstrekt op basis waarvan hij zelf in staat zou zijn geweest vooraf te berekenen hoe hoog de advieskosten voor hem zouden gaan bedragen dan wel dat de tarieven van deze Stichting met de Legesverordening 2002 ter inzage zijn gelegd. Ook hangende de procedure zijn door verweerder dienaangaande geen stukken overgelegd.
Het bovenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder artikel 217 Gemeentewet heeft geschonden. Het beroep wordt gegrond verklaard en de bestreden uitspraak wordt vernietigd. De rechtbank overweegt voorts dat het niet mogelijk is de genoemde schending van artikel 217 Gemeentewet, gezien de aard daarvan, alsnog te herstellen. Om die reden vernietigt de rechtbank tevens de beschikking met verzenddatum 24 september 2004 en bepaalt de rechtbank, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid Awb, dat deze uitspraak in de plaats treedt van de bestreden uitspraak.
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de onderhavige beschikking;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar;
- gelast dat de gemeente Loppersum het door eiser betaalde griffierecht van € 39,-- vergoedt.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. M.P. den Hollander. De beslissing is op 4 november 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. drs. H.A. Hulst, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.