ECLI:NL:RBGRO:2006:AV0686

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
2 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
18/670482-05
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Eerde
  • A. Griffioen
  • J. Boonstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een veelpleger voor diefstal met geweld en poging tot afpersing

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 2 februari 2006 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 11 augustus 2005 in de gemeente Groningen meerdere diefstallen met geweld heeft gepleegd. De verdachte, die reeds eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, werd beschuldigd van het stelen van parfum uit de winkel De Bijenkorf, waarbij hij geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt tegen verschillende slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de flesjes parfum had weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, en dat deze diefstal werd voorafgegaan door geweld tegen de slachtoffers. De verdachte heeft ook geprobeerd een andere persoon, [slachtoffer 4], af te persen door dreigende woorden te gebruiken en zijn weg te blokkeren. De rechtbank achtte de verklaringen van de getuigen en de aangever overtuigend en geloofde de ontkenning van de verdachte niet. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, dat meerdere geweldsdelicten bevatte. De rechtbank besloot ook dat de in beslag genomen parfum moest worden teruggegeven aan de winkel Vroom en Dreesmann. De uitspraak werd gedaan op tegenspraak, waarbij de raadsvrouw van de verdachte, mr. Kromdijk, aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 670482-05
datum uitspraak: 2 februari 2006
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. Kromdijk
vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [penitentiaire inrichting].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2006.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij op of omstreeks 11 augustus 2005 in de gemeente Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer flesjes parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf De Bijenkorf, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer 1] (met kracht) heeft (weg)geduwd en/of (daarbij) heeft gezegd "Kutwijf, donder op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- een of meer slaande bewegingen heeft gemaakt naar die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gezegd "Ik steek jullie neer en maak jullie dood", "Ik steek jullie dood" en/of "jullie komen niet op je werk morgenvroeg", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 augustus 2005 in de gemeente Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen enig goed van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf De Bijenkorf, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte met voormeld oogmerk een of meer flesjes parfum heeft gepakt en/of (vervolgens) in een (plastic) tas heeft gestopt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer 1] (met kracht) heeft (weg)geduwd en/of (daarbij) heeft gezegd "Kutwijf, donder op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- een of meer slaande bewegingen heeft gemaakt naar die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gezegd "Ik steek jullie neer en maak jullie dood", "Ik steek jullie dood" en/of "jullie komen niet op je werk morgenvroeg", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A)
hij op of omstreeks 11 augustus 2005 in de gemeente Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen enig goed van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf De Bijenkorf, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk een of meer flesjes parfum heeft gepakt en/of (vervolgens) in een (plastic) tas heeft gestopt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
EN/OF
B)
hij op of omstreeks 11 augustus 2005 in de gemeente Groningen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
dreigend een of meer slaande bewegingen gemaakt naar die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek jullie neer en maak jullie dood", "Ik steek jullie dood" en/of "jullie komen niet op je werk morgenvroeg", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 augustus 2005 in de gemeente Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer flesje parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Vroom en Dreesmann, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
(gevoegd parketnr. 670674-05)
hij op of omstreeks 10 oktober 2005 in de gemeente Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk - (dreigend) die [slachtoffer 4] de weg/doorgang heeft versperd, althans voor die [slachtoffer 4] is gaan staan en/of
- (vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd: "Geef me je geld. Geef me je geld" en/of "Nu!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- (aldus) een voor die [slachtoffer 4] dreigende situatie heeft geschapen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
Met betrekking tot het bewijs van de tenlastegelegde feiten overweegt de rechtbank als volgt.
(feit 1)
Verdachte heeft verklaard dat hij niet de intentie had om de flesjes te stelen die hij in zijn tas had gestopt, maar dat hij bij het winkelpersoneel wilde informeren of er een korting gold voor deze producten. De rechtbank acht dit verhaal ongeloofwaardig, gelet op de omstandigheid dat verdachte de flesjes in zijn tas heeft gestopt, en gelet op de verklaringen van de getuigen.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat er sprake is van een voltooide diefstal, aangezien verdachte op het moment dat hij de flesjes in zijn tas had liggen als heer en meester over deze goederen kon beschikken. Hij haalde de zaken pas uit de tas op het moment dat een medewerkster van de winkel hem aansprak en hem sommeerde de zaken terug te leggen.
De rechtbank is, mede op grond van de verklaringen van de getuigen dat het door verdachte toegepaste geweld vrijwel meteen na de betrapping van verdachte plaatsvond, van oordeel dat dit geweld samenhangt met de door verdachte gepleegde diefstal. Er is dus sprake van een diefstal gevolgd van geweld.
(feit 2)
De verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd. De rechtbank acht dit feit echter bewezen op grond van de verklaringen van de aangever [aangever], die een melding kreeg dat een man met een plastic rode Edah-tas labels van producten aftrok, en van de getuige [slachtoffer 2], die op de parfumdozen in de Edah-tas van verdachte de prijsstickers van Vroom en Dreesmann herkende.
(feit 3)
De verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd. De rechtbank is echter van oordeel dat dit feit wel bewezen kan worden. De rechtbank baseert dit oordeel op de aangifte van [slachtoffer 4], de verklaring van de getuige [getuige], de fotoconfrontatie en spiegelconfrontatie waarbij verdachte door aangeefster en de getuige wordt herkend, en op grond van de omstandigheid dat de aangeefster en de getuige melding maken dat de man die [slachtoffer 4] wilde afpersen een opvallende verse snee/wond op de rechterzijde van zijn gezicht had, terwijl door de politie wordt vermeld dat verdachte op de dag van deze beroving betrokken is geweest bij een incident waarbij hij een wond aan het voorhoofd heeft opgelopen. Ook wordt door de politie opgemerkt dat het door [slachtoffer 4] en [getuige] opgegeven signalement overeenkomt met de signalementkenmerken van verdachte [verdachte].
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 augustus 2005 in de gemeente Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen flesjes parfum, toebehorende aan het winkelbedrijf De Bijenkorf, welke diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- die [slachtoffer 1] heeft weggeduwd en daarbij heeft gezegd "Kutwijf, donder op", en
- een of meer slaande bewegingen heeft gemaakt naar die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], en
- daarbij tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gezegd "Ik steek jullie neer en maak jullie dood", "Ik steek jullie dood" en "jullie komen niet op je werk morgenvroeg";
2.
hij op 11 augustus 2005 in de gemeente Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen flesjes parfum, toebehorende aan het winkelbedrijf Vroom en Dreesmann;
3.
hij op 10 oktober 2005 in de gemeente Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door
bedreiging met geweld [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag,
toebehorende aan die [slachtoffer 4], met voormeld oogmerk
- dreigend die [slachtoffer 4] de weg/doorgang heeft versperd, en
- vervolgens dreigend tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd: "Geef me je geld. Geef me je geld" en "Nu!", en
- aldus een voor die [slachtoffer 4] dreigende situatie heeft geschapen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1 primair en onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op:
1. diefstal, gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
2. diefstal;
3. poging tot afpersing.
Strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf, die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de vordering van de officier van justitie, strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde, en veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest;
b) - de persoon van de verdachte zoals naar voren is gekomen uit:
- het onderzoek op de terechtzitting d.d. 19 januari 2006;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d. 12 augustus 2005. Hieruit blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke feiten;
- het over de verdachte door de Verslavingszorg Noord Nederland uitgebrachte adviesrapport d.d. 29 augustus 2005;
- het over de verdachte door de Verslavingszorg Noord Nederland uitgebrachte afloopbericht toezicht d.d. 10 oktober 2005;
- het over de verdachte door de Verslavingszorg Noord Nederland uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 17 november 2005;
c) - de omstandigheid dat de verdachte, zoals deze ter terechtzitting heeft erkend, zich behalve aan het bewezen en strafbaar verklaarde, ook nog heeft schuldig gemaakt aan het plegen van vier andere strafbare feiten, hetgeen blijkt uit de dossiers met de parketnummers 670482-05 en 670674-05, en welke feiten ter kennisneming aan de rechtbank zijn voorgelegd naast hetgeen in de tenlastelegging staat vermeld.
De officier van justitie heeft verdachte door middel van een in de dagvaarding gedane mededeling ervan op de hoogte gesteld dat deze feiten eveneens aan de rechtbank zouden worden voorgelegd.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft 7 strafbare feiten gepleegd. Bij het grootste deel van de feiten heeft verdachte geweld gebruikt of mensen bedreigd. De strafbare feiten betreffen een winkeldiefstal, overtreding winkelverbod, een diefstal met geweld, verzet bij aanhouding, bedreiging van politieagenten en een inbraak. Verder heeft verdachte geprobeerd een vrouw op straat geld afhandig te maken. Uit de in het dossier gevoegde schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat deze vrouw als gevolg van dit feit nog steeds een bedrukt en gespannen gevoel heeft, dat zij zich slecht kan concentreren en prikkelbaar is, en last heeft van depressieve klachten. Zij is inmiddels doorverwezen naar een therapeut voor speciale trauma therapie. De rechtbank rekent verdachte dit feit zwaar aan, echter zeker ook de overige feiten waarbij verdachte de slachtoffers overlast en schade heeft berokkend.
Verdachte heeft een enorm strafblad, waaruit blijkt dat hij in de laatste jaren meer geweldsdelicten is gaan plegen. Verdachte is eind 2004 nog veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor een bedreiging. Ondanks de vele veroordelingen gaat verdachte maar door met het plegen van delicten. Verdachte was nog maar net een maand op vrije voeten toen hij weer een strafbaar feit pleegde. Verdachte is enige tijd opgenomen geweest in het IMC te Eelde maar is daar vanwege overtreding van de regels weggestuurd. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij geen behandeling nodig heeft en dat hij van plan is zich verre te houden van het gebruik van verdovende middelen en de daarmee samenhangende criminaliteit, zolang hij maar zijn methadon krijgt en een uitkering om in zijn levensonderhoud te voorzien. Verdachte bagatelliseert hiermee naar het oordeel van de rechtbank de ernst van zijn - langdurige - verslaving en toont hiermee onvoldoende inzicht te hebben in zijn problematiek. De rechtbank heeft er, mede gelet op het lange strafblad en de houding van verdachte, geen vertrouwen in dat verdachte zich daadwerkelijk zal onthouden van het plegen van strafbare feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank rest thans niets anders dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten
- parfum Davidoff Cool Water en
- parfum Davidoff Deep,
moet worden teruggegeven aan Vroom en Dreesmann te Groningen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair en het onder 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair en het onder 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd, die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave van:
- parfum Davidoff Cool Water en
- parfum Davidoff Deep
aan Vroom en Dreesmann te Groningen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. Van Eerde, voorzitter, Griffioen en Boonstra, in tegenwoordigheid van Den Held als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2006.