b. Bij notariële akte van 4 januari 1990, verleden ten overstaan van notaris Bouwman te Bedum, heeft [verpachter] aan [gedaagde] in erfpacht uitgegeven, gelijk [gedaagde] in erfpacht heeft aanvaard:
De boerderij met (gedeelte van het) woonhuis en schuren en verdere bedrijfsgebouwen, staande en gelegen te [adres], met daarbij behorende landerijen, onder de gemeente [naam gemeente], uitmakende:
1. het perceel, kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens], geheel groot zes hektare, drie en tachtig are en veertig centiare, echter met uitzondering van een gedeelte groot ongeveer vier en twintig are (...)
2. het perceel, kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens], groot vier en vijftig hektare, zestig are en twintig centiare;
3. het perceel, kadastraal bekend gemeente [kadastrale gegevens], groot acht hektare zes are en dertig centiare.
(...)
In voornoemde akte is voorts bepaald:
De comparanten verklaarden, dat deze uitgifte in erfpacht is geschied:
a. voor een tijdvak van zes en dertig jaren, ingaande drie januari negentienhonderd en negentig en derhalve eindigende op twee januari van het jaar tweeduizend zes en twintig, met een optie voor een tijdvak van nog eens dertien jaren;
b. tegen een canon van EEN EN DERTIG DUIZEND GULDEN, (f. 31.000,--), per jaar, geïndexeerd zoals hierna in artikel 2 vermeld, te voldoen in halfjaarlijkse termijnen, op één mei en één november van ieder jaar, voor het eerst op één mei negentienhonderd en negentig;
c. zulks met dien verstande dat wordt uitgegaan van een erfpachtovereenkomst met betrekking tot tenminste negen en zestig hektare en dat over- of ondermaat wordt verrekend op basis van een hektareprijs per jaar van VIERHONDERD EN VIJFTIG GULDEN, (f. 450,--);
d. onder de volgende voorwaarden en bepalingen:
(...)
Artikel 2 - INDEXERING
Lid 1
De hierboven genoemde jaarlijkse canon zal eenmaal per vijf jaren, en wel steeds per één januari van het betreffende kalenderjaar en voor het eerst per één januari negentienhonderd vijf en negentig, worden herzien overeenkomstig de wijzigingen van de hoogst toelaatbare pachtprijs (basispachtwaarde) voor akkerbouwland als het onderhavige als bedoeld in artikel 3 van de Pachtwet (Pachtnormenbesluit negentienhonderd zeven en zeventig).
Daartoe wordt vergeleken de hoogst toelaatbare basispachtprijs voor zeekleigronden, categorie II, bedoeld in het Pachtnormenbesluit per één en dertig december negentienhonderd negen en tachtig met de op de herzieningsdatum geldende hoogst toelaatbare basispachtwaarde voor diezelfde categorie gronden.
Herziening vindt derhalve plaats volgens de volgende formule: aanvangscanon keer bovenbedoelde basispachtwaarde van de dag voor de herzieningsdatum gedeeld door bovenbedoelde basispachtwaarde per één en dertig december negentienhonderd negen en tachtig.
Lid 2
De canon zal nimmer dalen beneden de aanvangscanon.
Lid 3
Indien de overheid te eniger tijd het uitvaardigen van een Pachtnormenbesluit mocht staken, zal een zoveel mogelijk vergelijkbaar indexcijfer worden gehanteerd.
Bij verschil van mening hieromtrent zal door de meest gerede partij aan de direkteur van het Centraal Bureau voor de Statistiek een uitspraak worden gevraagd welke voor partijen bindend is.
De eventuele hieraan verbonden kosten worden door partijen elk voor de helft gedragen.
Artikel 3 - BETALING
(...)
Lid 4
Ten aanzien van alle verschuldigde bedragen wordt beroep door de erfpachter op schuldvergelijking uitgesloten.
(...)
Artikel 9 - OPSTALLEN
(...)
Lid 8
De erfpachter is gehouden telkenjare aan de grondeigenaar de helft van de premie te vergoeden welke de grondeigenaar zal moeten betalen voor het verzekerd houden van de opstallen tegen de gevolgen van brand en storm. (...) Deze betaling zal de erfpachter verrichten tegelijk met de telkenmale te verrichten canonbetaling zodat hij op één mei en op één november van ieder jaar steeds een kwart van de door de grondeigenaar op te geven premie betaalt; de erfpachter is tot deze betaling echter eerst gehouden na zijn ontvangst van een kopie van de betreffende premienota.
(...)
Artikel 10 - GEBRUIKSRECHT BOVENWONING
Lid 1
De grondeigenaar behoudt zich voor het recht van gebruik van de bovenwoning.(...)De grondeigenaar is bevoegd de bovenwoning aan derden in huur af te staan.
(...)
Lid 3
De onroerend goedbelasting (zakelijk- zowel als gebruikersdeel) alsmede de kosten van verbruik van electriciteit, gas en water, inclusief de kosten van het vastrecht of bij gemeenschappelijke aansluiting de helft daarvan, alles voor zover betrekking hebbende op de bovenwoning, zijn voor rekening van de grondeigenaar.
(...)
In afwijking van het in artikel 3 lid 1 en 4 bepaalde is de erfpachter gerechtigd om door hem betaalde en niet door of vanwege de grondeigenaar vergoede belasting en kosten als hierboven bedoeld te verrekenen met de periodieke canon-betaling.'