2.2. Op 7 augustus 1996 heeft het Openbaar Ministerie te Groningen een transactievoorstel gedaan aan De Eendracht in verband met een [eiser] op 3 mei 1996 overkomen ongeval op de werkvloer. [eiser] heeft een wals schoongemaakt terwijl deze nog in werking was. In het transactievoorstel staat onder meer:
Met de Arbeidsinspectie ben ik van mening dat het ongeval voorkomen had kunnen worden door de knelplaats beter te beveiligen.
In een rapport van 9 mei 1996 inzake het ongeval staat vermeld dat [eiser] voor het reinigen van de walsen zijn arm door of onder het hekwerk heeft gestoken, terwijl de walsen tegen elkaar draaiend geplaatst waren. Andere werknemers zouden het soms ook op die manier doen.
2.3. De rapportage betreffende een ongeval op 20 april 2000 vertelt over de rechter middelvinger van [eiser] die klem is geraakt tussen de doorn en een deel van de omroller met als gevolg een schaafwond.
2.4. Blijkens een gespreksverslag van 23 mei 2000 is [eiser] door De Eendracht aangesproken op onder meer zijn werkhouding, die verbeterd dient te worden.
2.5. Uit de “rapportage ongeval” van een gebeurtenis op 29 december 2000 blijkt dat [eiser] zijn rechterbeen en knie heeft gekneusd door niet volgens werkvoorschrift te werken. Volgens werkvoorschrift mag men zich tijdens het draaien niet in de kooi bevinden. Geconstateerd is dat meerdere ploegen dat echter wel doen. Over dit ongeval heeft de Arbeidsinspectie op 11 april 2002 onder meer geschreven:
Door de eenvoudige en toegestane toegang tot de risicozone was het mogelijk te worden getroffen door de ongewild in beweging komende kartonrol.
De Eendracht is een bestuurlijke boete opgelegd op grond van de Arbeidsomstandighedenwet.
2.6. Op 4 mei 2001 is [eiser] blijkens een door hem ondertekend gespreksverslag aangesproken op onder meer veiligheidsbewustzijn.
2.7. Uit de “rapportage ongeval” van een gebeurtenis op 24 juni 2001 blijkt dat [eiser] een snijwond heeft opgelopen aan de wijsvinger van zijn linkerhand door een door hem gepleegde onveilige handeling, het sluiten van een deur terwijl de aandrukwals al bijna onderin was.
2.8. Op 11 maart 2003 heeft [eiser] van De eendracht een schriftelijke waarschuwing ontvangen omdat hij vanwege houding en gedrag de veiligheid van zichzelf en anderen in gevaar brengt.
2.9. Tijdens zijn werkzaamheden op 12 november 2004 heeft [eiser] niet de aanwezige loopbrug gebruikt en heeft hij tussen de tamboer (een papierrol van 9,5 ton) en die loopbrug gelopen. Op dat moment is er niet getakeld. In de “rapportage onveilige situatie” van De Eendracht staat dat [eiser] tussen de rol en het loopbordes is door gelopen. De loopbrug is aangelegd nadat op 3 augustus 2002 een andere werknemer beklemd is geraakt tussen de tamboer en een hekwerk.
2.10. Op 22 december 2004 heeft de CWI aan De Eendracht toestemming verleend tot het opzeggen van de arbeidsverhouding met [eiser]. Daarbij heeft de CWI onder meer overwogen:
(...) is door werkgever voldoende aangetoond dat betrokken werknemer herhaaldelijk onveilig gedrag heeft vertoond.
(...) Werkgever heeft, gelet op bovenstaande, voldoende aannemelijk gemaakt dat er ondanks zijn inspanningen geen verbetering is opgetreden in het gedrag van betrokkene.
2.11. Op 23 december 2004 heeft De Eendracht het dienstverband opgezegd tegen 1 april 2005 en [eiser] meegedeeld dat zijn laatste werkdag 18 januari 2005 zal zijn en dat hij de rest van de opzeggingstermijn op non-actief zal worden gesteld.