ECLI:NL:RBGRO:2006:AV3691

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
13 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
82493 KG ZA 05-317
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van beheer- en beschikkingsbevoegdheid in een gemeenschap van broer en zus

In deze zaak vorderde eiseres in kort geding een beperking van de beheers- en beschikkingsbevoegdheid van gedaagde ten aanzien van een gemeenschap waarin zij beiden deelgenoten zijn. De gemeenschap omvat een onroerende zaak met twee winkels en appartementen. Eiseres stelde dat gedaagde door zijn handelen schade toebrengt aan de gemeenschap, onder andere door het sluiten van zijn cafetaria en het onttrekken van gelden aan de gemeenschap. Eiseres vorderde dat gedaagde zonder haar toestemming geen beschikkingshandelingen meer zou verrichten en dat zij zelfstandig de gemeenschap zou mogen beheren. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de vordering van eiseres niet toewijsbaar was, omdat het vereiste onderzoek naar de feiten niet geschikt was voor een kort geding. Bovendien was er geen noodsituatie die een onmiddellijke voorziening rechtvaardigde. De rechter wees erop dat een eventuele bodemprocedure meer ruimte zou bieden voor een gedegen onderzoek naar de feiten en de onderlinge verhoudingen. De vordering werd afgewezen, en eiseres werd in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

[eiseres],
procureur mr. M. Braun
en
[gedaagde],
procureur mr. J. Poortinga.
PROCESVERLOOP
(...)
De vordering strekt ertoe bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
- gedaagde te verbieden zonder tussenkomst van eiseres enige beschikkingshandelingen en/of beheershandelingen ten aanzien van de tussen partijen bestaande gemeenschap te verrichten op verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor elke keer dat gedaagde dit verbod zal overtreden met een maximum van € 50.000,-, althans een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
- eiseres toe te staan alleen en zonder tussenkomst van gedaagde beschikkinghandelingen ten aanzien van de bestaande gemeenschap te verrichten en/of de tussen partijen bestaande gemeenschap te beheren, althans eiseres een zodanige beschikkingsbevoegdheid en een zodanig beheer toe te staan als de voorzieningenrechter in goede justitie mag vermenen te behoren;
- gedaagde te verbieden veranderingen aan te brengen aan het gemeenschapsgoed op verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor elke dag dat gedaagde dit verbod zal overtreden met een maximum van € 50.000,- , althans een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
- gedaagde in de kosten van het geding te veroordelen.
(...)
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Vaststaande feiten:
1.1 Partijen zijn broer en zuster van elkaar en elkaars deelgenoot in een beperkte gemeenschap ten aanzien van de registergoederen gelegen aan:
-[kadastrale gegevens]
-[kadastrale gegevens],
ieder voor de onverdeelde helft.
1.2 De registergoederen betreffen een terrein met daarop een pand waarin zich op de begane grond een viswinkel (door eiseres geëxploiteerd), een cafetaria (door gedaagde geëxploiteerd), een caféruimte en een leegstaande winkelruimte bevinden. Voorts bevinden er zich op de eerste etage drie appartementen. De vader van partijen (hierna: [senior]) heeft de winkelruimte op de benedenverdieping in gebruik en heeft een recht van gebruik en bewoning op één van de appartementen. De toegang tot dit appartement loopt via een trap die zich in het cafégedeelte bevindt. De overige appartementen zijn bestemd voor verhuur aan derden. Eén van deze appartementen staat leeg.
1.3 Het beheer van de gemeenschap is door partijen niet nader geregeld en is, behoudens spoedeisende kwesties, tot dusver in onderling overleg gevoerd.
1.4 In 2003 heeft gedaagde wegens ziekte [senior] gemachtigd om zijn zaken waar te nemen. Voorts zijn er in 2003 tussen partijen gesprekken gevoerd over de overdracht van het aandeel van gedaagde in de gemeenschap aan eiseres, maar deze gesprekken zijn niet gevolgd door een overdracht. In februari 2005 heeft gedaagde het beheer over zijn zaken weer op zich genomen.
2. Standpunt eiseres:
Eiseres stelt zich op het standpunt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan gedaagde zijn aandeel in de gemeenschap aan haar zou overdragen. Nu gedaagde het bestaan van deze overeenkomst ontkent, is eiseres voornemens om in een bodemprocedure primair nakoming van deze overeenkomst te vorderen en subsidiair verdeling van de gemeenschap. Eiseres stelt de uitkomst van deze procedure echter niet te kunnen afwachten nu gedaagde reeds enige tijd het dagelijks bestuur van de gemeenschap frustreert, ten gevolge waarvan de gemeenschap schade lijdt. Zo heeft gedaagde in februari 2005 zijn cafetaria gesloten en de gezamenlijke en eigen boekhouding meegenomen. Door deze sluiting trekt ook de zaak van eiseres minder klanten en door het weghalen van de boekhouding heeft zij geen inzicht meer in de financiële situatie van de gemeenschap. Ook heeft gedaagde regelmatig gelden aan de gemeenschap onttrokken en heeft hij niet aan zijn lopende betalingsverplichtingen voldaan, hetgeen er uiteindelijk toe heeft geleid dat de betalingsrekening van de gemeenschap is geblokkeerd. Voorts staan door toedoen van gedaagde een appartement en de winkelruimte in het gemeenschappelijke gebouw leeg, zodat er geen inkomsten uit verhuur binnenkomen. Gedaagde heeft tevens een vuilniscontainer zodanig geplaatst dat er stankoverlast is ontstaan. Ten slotte dreigt gedaagde met zijn verbouwingsplannen in strijd te handelen met het voorgenomen gebruik van het gemeenschapsgoed. De verbouwing is er namelijk niet op gericht om de vrije toegang tot het appartement naar het appartement van [senior] te behouden. Derden zouden eveneens toegang hebben tot het appartement. Om verdere schade te voorkomen is het van belang dat vooralsnog de bevoegdheden van gedaagde ten aanzien van de gemeenschap worden beperkt en eiseres alle noodzakelijke beheers- en beschikkingshandelingen zelfstandig kan verrichten.
3. Standpunt gedaagde:
Gedaagde ontkent het bestaan van een overeenkomst tussen partijen en stelt dat de slechte financiële situatie van de gemeenschap niet door zijn toedoen is ontstaan. Zo heeft gedaagde wel geld opgenomen van de gemeenschapsrekening en is er geld afgeboekt van de gemeenschapsrekening naar gedaagdes privérekening, maar dit is gebeurd met medeweten van eiseres. Na verrekening van de schuld van gedaagde resteerde slechts een bedrag van € 3.700,- . Gedaagde heeft aangeboden dit bedrag in termijnen te voldoen. Sedertdien heeft gedaagde voorts privé een aantal betalingen gedaan ten behoeve van de gemeenschap, ten gevolge waarvan de schuld met nog eens €3.000,- is teruggebracht. De gezamenlijke boekhouding is voorts weer ter beschikking gesteld aan de gemeenschap en de vuilniscontainer werd uitsluitend op de betreffende locatie geplaatst om te kunnen voldoen aan de voorwaarden die de verzekeringsmaatschappij stelt.
De slechte financiële situatie van de gemeenschap wordt vooral veroorzaakt door het feit dat de winkelruimte op de benedenverdieping van nr. 61 sinds maart 2004 niet meer wordt verhuurd aan derden. [senior] heeft deze ruimte in gebruik, maar betaalt daarvoor geen vergoeding. Voorts staat één van de appartementen van nr. 61 al enige tijd leeg, zodat ook daardoor inkomsten worden misgelopen. Niet het handelen van gedaagde maar de slechte communicatie tussen partijen en de gebrouilleerde relaties binnen de familie veroorzaken grote problemen voor de gemeenschap.
Partijen hebben mondeling afgesproken dat zij het beheer gezamenlijk voeren. Bij brief van 10 juli 2005 heeft gedaagde aan eiseres nog eens aangegeven dat hij geen beheershandelingen zal verrichten zonder haar medewerking. Gedaagde heeft zich steeds aan deze toezegging gehouden. Indien eiseres een andere regeling wil, kan zij de kantonrechter verzoeken een regeling te treffen ex artikel 3:168 lid 3 BW.
Er bestaat al met al geen enkele reden om gedaagdes beheers- en beschikkingsbevoegdheid te beperken en de bevoegdheid van eiseres te vergroten. Ook is er geen enkele plaats voor een verbod zoals eiseres dat heeft gevorderd sub 3. Gedaagde heeft immers toegezegd niet tot de verbouwing van het pand over te gaan alvorens hij met eiseres overleg heeft gevoerd.
4. Beoordeling:
4.1 Eiseres vordert sub 1 en 2 een voorlopige wijziging van de beheers- en beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van de gemeenschap op grond van het feit dat gedaagde voor de gemeenschap nadelige handelingen heeft verricht, waarbij gedaagde geen zelfstandige bevoegdheid meer toekomt en de bevoegdheden van eiseres worden uitgebreid. Voorts vordert eiseres sub 3 een verbod voor gedaagde om wijzigingen aan te brengen in het gemeenschapsgoed wegens de dreigende schade die zou voortvloeien uit de verbouwingsplannen van gedaagde. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is uit de producties en het ter zitting verhandelde echter onvoldoende aannemelijk geworden dat het handelen van gedaagde er de oorzaak van is dat de gemeenschap in financiële problemen verkeert en dat een verbod zoals sub 3 gevorderd, gerechtvaardigd is. Tevens is niet aannemelijk geworden dat gedaagde zich bij overeenkomst heeft verplicht zijn aandeel in de gemeenschap aan eiseres over te dragen. Gedaagde heeft de door eiseres aangevoerde feiten gemotiveerd betwist en tegenover de aanwijzingen die duiden op de aannemelijkheid van het standpunt van eiseres, staan even zovele aanwijzingen die op het tegendeel duiden. Toewijzing van de vordering van eiseres vergt een onderzoek naar de feiten dat zich niet leent voor een procedure in kort geding. In een eventuele bodemprocedure inzake de nakoming van de overeenkomst, althans een verdeling van de gemeenschap, of een beheersregeling ex artikel 3:168 lid 3 BW, zou het één en ander nader kunnen worden uitgezocht.
Voorts is niet gebleken van een noodsituatie die noopt tot het treffen van een onmiddellijke voorziening.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter partijen er reeds op gewezen dat de onderhavige procedure partijen weinig soelaas zal kunnen bieden en dat zij, tenzij zij hun heil zoeken in een bodemprocedure, genoodzaakt zijn om de handen ineen te slaan om te voorkomen dat de toestand waarin de gemeenschap zich bevindt, verder verslechtert.
4.2 Op grond van het bovenstaande zal de vordering worden afgewezen, waarbij eiseres, als de in de ongelijk gestelde partij, in de kosten van de procedure zal worden veroordeeld.
(enz)