RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/051384-04
datum uitspraak: 9 maart 2006
raadsman: mr. S.O. Roosjen
vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2006.
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij op of omstreeks 11 september 2004 in de gemeente Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon (te weten zijn kleinzoon [slachtoffer]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 september 2004 in de gemeente Groningen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten zijn kleinzoon [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(gevoegd parketnummer 051385-04)
hij op of omstreeks 18 oktober 2004 in de gemeente Groningen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten zijn kleindochter [slachtoffer 2), (met kracht)(van achteren) heeft vastgepakt en/of de nek heeft omklemd (gehouden), althans bij de nek heeft vastgepakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
(gevoegd parketnummer 051385-04)
hij op of omstreeks 05 november 2004 in de gemeente Groningen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Diamantlaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (zijn dochter) [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- het (met kracht) (met gebalde vuist) slaan/stompen tegen het lichaam en/of in het gezicht van die [slachtoffer 3] en/of
- het (met kracht) (met geschoeide voet) schoppen/trappen tegen het lichaam en/of in het gezicht van die [slachtoffer 3] en/of
- (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag) het drukken van de knieën in de rug van die [slachtoffer 3] en/of
- het (met kracht) trekken aan de haren van die [slachtoffer 3];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 05 november 2004 in de gemeente Groningen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten zijn dochter [slachtoffer 3]), terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag en hij, verdachte, met zijn knieën in haar rug drukte, althans met zijn knieën op haar rug zat, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of (met kracht) aan de haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank overweegt het volgende.
Zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris hebben een aantal getuigen en aangever - met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde - verklaringen afgelegd. Verdachte zelf ontkent het onder 1 tenlastegelegde.
De door de getuigen afgelegde verklaringen lopen op diverse punten zodanig uiteen, dat in samenhang met de verklaring van aangever alsmede met die van verdachte daaruit niet de conclusie kan worden getrokken dat het onder 1 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. De raadsman heeft ter terechtzitting foto's getoond, waaruit blijkt dat verdachte bij de onder 1 gestelde vechtpartij gewond is geraakt. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat met betrekking tot het letsel van verdachte enig onderzoek is ingesteld, waardoor niet is komen vast te staan hoe het verloop van de gebeurtenissen feitelijk is geweest.
Het onder 2 tenlastegelegde wordt eveneens door verdachte ontkend. Met betrekking tot dit feit is door een aantal getuigen en door aangeefster een verklaring afgelegd. De afgelegde verklaringen lopen echter zodanig uiteen, waarbij de rechtbank met name de verklaring van [naam getuige] als getuige die met name onbekend is met zowel aangeefster als verdachte, van belang acht, dat het onder 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
(gevoegd parketnummer 051385-04)
hij op 05 november 2004 in de gemeente Groningen met anderen, op de openbare weg, Diamantlaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen zijn dochter [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- het slaan tegen het lichaam en in het gezicht van die [slachtoffer 3] en
- het met kracht met geschoeide voet schoppen tegen het lichaam en in het gezicht van die [slachtoffer 3] en
- terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag het drukken van de knieën in de rug van die [slachtoffer 3] en
- het met kracht trekken aan de haren van die [slachtoffer 3];
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 3 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert het volgende strafbare feit op:
3.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Bij de bepaling van de straf, die aan verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de vordering van de officier van justitie, te weten 240 uur werkstraf subsidiair 120 dagen hechtenis en 5 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarde toezicht van de Reclassering;
b) - de persoon van verdachte zoals naar voren is gekomen uit:
- het onderzoek op de terechtzitting d.d. 23 februari 2006;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d. 24 februari 2005. Hieruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld wegens het plegen van een soortgelijke feit;
- het over de verdachte door de Stichting Reclassering Nederland te Groningen uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 7 juni 2005.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf moet worden opgelegd, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft in het kader van een familieruzie zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen zijn dochter, waarbij hij het nodige lichamelijk geweld niet heeft geschuwd. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij op klaarlichte dag op de openbare weg zich op deze wijze heeft gedragen
De rechtbank zal bij het opleggen van de straf afwijken van de vordering van de officier van justitie, hetgeen verklaard wordt uit de omstandigheid dat die vordering gebaseerd is op alle drie ten laste gelegde feiten.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer], wonende te [adres].
Verdachte is vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is.
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer 2], wonende te [adres slachtoffer].
Verdachte is vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is.
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer 3], wonende te [adres].
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij niet van zodanig eenvoudige aard, dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 3 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
het verrichten van een taakstraf bestaande uit 50 uren onbetaalde arbeid met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De taakstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de te verrichten onbetaalde arbeid gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland te Groningen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres slachtoffer], in haar vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres slachtoffer 2], in haar vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [adres slachtoffer 3], in haar vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, M.J.B. Holsink en C.L.B. Kocken, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 9 maart 2006.
Mr. Holsink en de griffier waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.