RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670234-05
datum uitspraak: 9 maart 2006
vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in
P.I. Noord , HvB Groningen te Groningen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 augustus 2005, 27 oktober 2005, 19 januari 2006 en 23 februari 2006.
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij op of omstreeks 12 april 2005, in de gemeente Groningen, op of aan de openbare weg, de [straat], althans op een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen geld en/of een bankpasje, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met voormeld oogmerk die [slachtoffer] (met kracht) bij een pinautomaat heeft (weg)geduwd (tengevolge waarvan die [slachtoffer] tegen een chipknipzuil/-automaat viel, althans terecht kwam) en/of (vervolgens) naar/in de richting van voornoemde pinautomaat is geleund / heeft bewogen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 12 april 2005, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een tot semi-automatisch pistool omgebouwd alarmpistool, althans een vuurwapen, (van een korte afstand) een of meer kogels, althans scherpe pistoolpatronen, op het lichaam van die [slachtoffer 2], heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten dat hij op of omstreeks 12 april 2005 in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bankpasje en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk op die [slachtoffer 2] (die bij een pinautomaat stond en even daarvoor zijn bankpasje in de pinautomaat had gestopt en/of zijn pincode had ingetoetst) is afgerend en/of (daarbij) schreeuwend de woorden heeft
toegevoegd: "Ga weg" en/of die [slachtoffer 2] heeft (weg)geduwd en/of (daarbij) de woorden heeft toegevoegd: "Waar is je pas" en/of "Geef me je pas", zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van voornoemd feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 288 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 12 april 2005 in de gemeente Groningen, op of aan de openbare weg, de [straat], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een bankpasje en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk op die [slachtoffer 2] (die bij een pinautomaat stond en even daarvoor zijn bankpasje in de pinautomaat had gestopt en/of zijn pincode had ingetoetst) is afgerend en/of (daarbij) schreeuwend de woorden heeft toegevoegd: "Ga weg" en/of die [slachtoffer 2] heeft (weg)geduwd en/of (vervolgens) met een tot semi-automatisch pistool omgebouwd alarmpistool, althans een vuurwapen, (van een korte afstand) een of meer kogels, althans scherpe pistoolpatronen, heeft afgevuurd op en/of in de richting van die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Waar is je pas" en/of "Geef me je pas" en/of "Wil je dood", zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
hij op of omstreeks 12 april 2005 in de gemeente Groningen, op of aan de openbare weg, de [straat], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bankpasje en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met voormeld oogmerk op die [slachtoffer 2] (die bij een pinautomaat stond en even daarvoor zijn bankpasje in de pinautomaat had gestopt en/of zijn pincode had ingetoetst) is afgerend en/of (daarbij) schreeuwend de woorden heeft toegevoegd: "Ga weg" en/of die [slachtoffer 2] heeft (weg)geduwd en/of (vervolgens) met een tot semi-automatisch pistool omgebouwd alarmpistool, althans een vuurwapen, (van een korte afstand) een of meer kogels, althans scherpe pistoolpatronen, heeft afgevuurd op en/of in de richting van die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Waar is je pas" en/of "Geef me je pas" en/of "Wil je dood", zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
(overdracht van 10/600025-05)
hij op of omstreeks 12 april 2005 op het treintraject tussen Haren en Assen, althans in Nederland, (treinconducteur) [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een tot semi-automatisch pistool omgebouwd alarmpistool, althans een vuurwapen, (uit zijn, verdachte's, jaszak) gepakt en/of (zichtbaar voor die [slachtoffer 3]) doorgeladen, althans de slede naar achteren getrokken, en/of (vervolgens) op die [slachtoffer 3] gericht en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik jaag je een kogel door je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Met betrekking tot het onder twee primair en subsidiair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte deze feiten heeft begaan. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de opzet heeft gehad op het doden van aangever [slachtoffer], gelet op verdachtes verklaring ten overstaan van de politie en ter terechtzitting afgelegd, dat hij wist dat hij met dat pistool niet iemand kon doden of verwonden, omdat hem uit ervaring bekend was dat de kogels aangever niet konden bereiken. Volgens verdachte wilde hij slechts afschrikken met het pistool. Verdachte baseerde deze wetenschap volgens zijn verklaring op het feit dat hij, toen hij met dat pistool op een emmer probeerde te schieten, heeft geconstateerd dat de emmer niet werd geraakt; verdachte stond toen op een afstand van ongeveer één meter van de emmer. De rechtbank acht die verklaring geloofwaardig en is tot de overtuiging gekomen dat verdachte vanwege de door hem beleefde noodzaak hoe dan ook geld te verkrijgen een aantal kogels op [slachtoffer 2] heeft afgevuurd. Ondanks het feit dat uit het opgemaakte NFI-rapport blijkt dat de kogels, afgevuurd uit het betreffende pistool, wel degelijk in bepaalde omstandigheden zover het menselijk lichaam kunnen binnendringen dat dodelijk verlopend letsel mogelijk is, acht de rechtbank opzet, dan wel voorwaardelijk opzet op de ten laste gelegde doodslag, gelet op het hiervoor vermelde, aldus niet bewezen. Het onder twee meer subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het een, 2 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 12 april 2005, in de gemeente Groningen, aan de openbare weg, de [straat], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld toebehorende aan [slachtoffer], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met voormeld oogmerk die [slachtoffer] met kracht bij een pinautomaat heeft weggeduwd tengevolge waarvan die [slachtoffer] tegen een chipknipzuil/- automaat viel en vervolgens in de richting van voornoemde pinautomaat heeft bewogen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2. hij op 12 april 2005 in de gemeente Groningen, aan de openbare weg, de [straat], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld toebehorende aan [slachtoffer 2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met voormeld oogmerk op die [slachtoffer 2] die bij een pinautomaat stond en even daarvoor zijn bankpasje in de pinautomaat had gestopt en zijn pincode had ingetoetst is afgerend en daarbij schreeuwend de woorden heeft ingevoegd: "Ga weg "en die [slachtoffer 2] heeft weggeduwd en vervolgens met een tot semi-automatisch pistool omgebouwd alarmpistool, van korte afstand kogels heeft afgevuurd op en/of in de richting van die [slachtoffer 2], zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
3. hij op 12 april 2005 op het treintraject tussen Haren en Assen, treinconducteur [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf te gen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk en dreigend een tot semi-automatische pistool omgebouwd alarmpistool uit zijn, verdachtes, jaszak gepakt en zichtbaar voor die [slachtoffer 3] doorgeladen en vervolgens op die [slachtoffer 3] gericht en deze dreigend de woorden toegevoegd: " Ik jaag je een kogel door je kop".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1, 2 meer subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op:
1) poging diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
2) poging diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
3) bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportage d.d. 4 januari 2006, opgemaakt door H.A. Gerritsen, psychiater, en P.E. Geurkink, psycholoog, beiden verbonden aan het Pieter Baancentrum.
De conclusie van dat rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid en het ten laste gelegde en bewezen verklaarde aan verdachte slechts in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank deelt deze conclusie en maakt deze tot de hare.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Bij de bepaling van de straf, die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de vordering van de officier van justitie inhoudende een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren;
b) - de persoon van de verdachte zoals naar voren is gekomen uit:
het onderzoek op de terechtzitting d.d. 11 augustus 2005, 27 oktober 2005, 19 januari 2006 en 23 februari 2006;
- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte d.d. 2 mei 2005. Hieruit blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld wegens het plegen van vermogendelicten;
- het over de verdachte door de Stichting Reclassering Nederland te Groningen uitgebrachte voorlichtingsrapporten d.d. 3 augustus 2005 en 20 februari 2006;
- voormelde psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportage d.d. 4 januari 2006 en de briefrapporten van psychiater Van Os d.d. 13 mei 2005 en 27 juli 2005;
c) - de omstandigheid dat de verdachte, zoals deze ter terechtzitting heeft erkend, zich behalve aan het bewezen en strafbaar verklaarde, ook nog heeft schuldig gemaakt aan het plegen van twee misdrijven hetgeen blijkt uit het dossier met parketnummer [nummer], en welke feiten ter kennisneming aan de rechtbank zijn voorgelegd naast hetgeen in de tenlastelegging staat vermeld.
De officier van justitie heeft verdachte door middel van een in de dagvaarding gedane mededeling ervan op de hoogte gesteld dat deze feiten eveneens aan de rechtbank zouden worden voorgelegd.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking dat verdachte op klaarlichte dag een aantal mensen op een vreselijke manier doodsangst heeft aangejaagd en het slachtoffer [slachtoffer 2] ook daadwerkelijk letsel heeft toegebracht. Hij heeft met een doorgeladen pistool gericht op de slachtoffers en ook daadwerkelijk geschoten op een slachtoffer. Dat het afvuren van de kogels niet tot veel ernstiger gevolgen heeft geleid was voor de slachtoffers en verdachte van tevoren niet te voorzien. Door het optreden van verdachte worden gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot.
Daarnaast heeft de rechtbank bij het opleggen van de vrijheidsstraf in aanmerking genomen de conclusie op basis van voormelde psychiatrische onderzoeksrapportage, dat het bewezen verklaarde aan verdachte slechts in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank heeft acht geslagen over hetgeen over verdachte is gerapporteerd en de persoon van verdachte zoals hij naar voren is gekomen op de terechtzitting. Hieruit komt het beeld naar voren van een zwakbegaafde man waarbij niet exact duidelijk wordt hoe het op 12 april 2005 zo heeft kunnen escaleren. Onhandigheid en slecht doordacht handelen springen in het oog als ook het ontbreken van overzicht over de situatie waarin verdachte zich bevindt en begeeft. Het contact met de treinconducteur in de trein loopt anders dan verdachte had verwacht. Hij voelt zich door de conducteur gediscrimineerd als deze hem – terecht - geen kaartje wil verkopen en wordt zo boos dat hij de conducteur met een pistool bedreigt. Nadat verdachte zijn paspoort als borg heeft ingeleverd bij een taxichauffeur aan wie hij tachtig euro verschuldigd is, ziet verdachte geen andere manier om aan geld te komen dan door de slachtoffers te overvallen waarbij hij een slachtoffer duwt en een slachtoffer beschiet.
De rechtbank acht van groot belang dat verdachte wordt begeleid door de reclassering bij het vinden van een opleiding, werken het omgaan met gevoelens van onrechtvaardigheid.
Daarom zal de rechtbank een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen mede om de daaraan te verbinden bijzondere voorwaarde een voldoende basis tot nakomen te bieden.
De rechtbank weegt de ernst van de bewezenverklaarde feiten anders dan de officier van justitie en in samenhang met de persoon van de verdachte komt zij tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een muts, moet worden teruggegeven aan verdachte.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer] wonende te [adres].
De rechtbank acht het op voorhand aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden door het ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit echter de exacte omvang daarvan is niet met bewijsstukken gestaafd. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer 2], wonende te [adres].
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van Eur 2.350,-. De vordering kan derhalve tot dat bedrag worden toegewezen. Dit betreft de posten leren jas, spijkerbroek, overhemd en naar redelijkheid en billijkheid een bedrag van Eur 2.000,- voor de immateriële schade.
De post 4, inhoudende niet gewerkte dagen, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd middels bewijsstukken. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [slachtoffer 3], postadres [adres].
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van Eur 2.000,-.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2 meer subsidiair en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd, die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging óók kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Gelast de teruggave van:
een muts aan verdachte.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], in haar vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van Eur 2.350,- (zegge: drie-en-twintig honderd vijftig euro).
Verklaart de benadeelde partij met betrekking tot het deel van de vordering dat ziet op de loonkosten niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van Eur 2.350,- (zegge: drie-en-twintig honderd vijftig euro) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], wonende te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van Eur 2.350,- ten behoeve van het slachtoffer, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van Eur 2.000,- (zegge: twee-duizend euro). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van Eur 2.000,- (zegge: twee-duizend euro) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van Eur 2.000,- ten behoeve van het slachtoffer, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. Holsink, voorzitter, Kiezebrink en Kocken, in tegenwoordigheid van Kingma als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2006.
Mr. Holsink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.