ECLI:NL:RBGRO:2006:AW1838
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Smeets
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie bij pseudo-koop zonder schriftelijk bevel
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 13 april 2006, is de verdachte vervolgd voor het opzettelijk verkopen en aanwezig hebben van heroïne en cocaïne. De vervolging is echter ter discussie gesteld door de verdediging, die aanvoerde dat het bewijs voor de ten laste gelegde feiten is verkregen via een pseudo-koop, georganiseerd door verbalisanten zonder het vereiste schriftelijke bevel van de Officier van Justitie. De verdediging betoogde dat dit verzuim zo ernstig is dat de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard moet worden in de vervolging.
De Officier van Justitie stelde dat, zelfs als er sprake was van een pseudo-koop, het ontbreken van een schriftelijk bevel niet tot niet-ontvankelijkheid zou moeten leiden. Echter, de politierechter oordeelde dat het ontbreken van een schriftelijk bevel, zoals vereist in artikel 126i van het Wetboek van Strafvordering, een ernstig verzuim oplevert. Dit artikel stelt dat de Officier van Justitie een schriftelijk bevel moet geven voor een pseudo-koop, waarin vijf specifieke elementen moeten worden opgenomen.
De politierechter concludeerde dat er geen bewijs was dat een dergelijke belangenafweging had plaatsgevonden, aangezien er geen schriftelijk bevel in het dossier aanwezig was. Dit leidde tot de beslissing dat de Officier van Justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging van de verdachte. Het vonnis werd uitgesproken door mr. Smeets, politierechter, in aanwezigheid van de griffier.