ECLI:NL:RBGRO:2006:AX2264

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
18 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
18/670545-05
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Holsink
  • Kocken
  • Van der Lugt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag door psychisch kwetsbare verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 18 mei 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw met ernstige psychiatrische problemen, die werd beschuldigd van poging tot doodslag op haar moeder. De verdachte had op 2 september 2005 in de gemeente Veendam met een mes gedreigd naar haar moeder, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood of bedreiging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en haar moeder een theaterstuk hadden opgevoerd om psychische hulp en andere huisvesting voor de dochter te verkrijgen. De verdachte had tijdens een ruzie met haar moeder, na het drinken van alcohol, met een mes gezwaaid, maar de rechtbank oordeelde dat haar handelen niet gericht was op het doden of bedreigen van haar moeder. De verdachte had een psychische hulpvraag en haar acties waren bedoeld om haar situatie te verbeteren, niet om haar moeder te schaden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. De Kruijff als raadsman van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de verklaringen van de moeder en de politieagenten wezen op een gezamenlijk opgezette actie om hulp te verkrijgen, en dat er geen sprake was van strafrechtelijk opzet.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 670545-05
datum uitspraak: 18 mei 2006
op tegenspraak
raadsman: mr. De Kruijff
vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 mei 2006.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
zij op of omstreeks 2 september 2005 in de gemeente Veendam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk haar moeder, genaamd [slachtoffer], van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de hand op haar moeder is afgelopen en/of met dat mes een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van haar moeder, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 02 september 2005 in de gemeente Veendam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar moeder, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in de hand op haar moeder is afgelopen en/of met dat mes een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van haar moeder, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 02 september 2005 in de gemeente Veendam haar moeder, genaamd [slachtoffer], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door toen aldaar opzettelijk dreigend met een mes in de hand op haar moeder af te lopen en/of met dat mes een of meer stekende bewegingen in de richting van haar moeder te maken en/of (daarbij) deze dreigend de woorden: "Ik steek je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, toe te voegen.
Vrijspraak
Met betrekking tot het bewijs overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft tijdens een ruzie en na te hebben gedronken, in het huis van haar moeder waar verdachte woonde, met een mes gezwaaid in de nabijheid van haar moeder, in aanwezigheid van twee politieagenten die tussen haar moeder en haar geposteerd waren.
Hoewel er gelet op wat er naar uiterlijke verschijningsvormen is gebeurd, sprake lijkt te zijn geweest van voorwaardelijk opzet op de dood/bedreiging van de moeder van verdachte, moet op grond van de overige omstandigheden van dit geval geoordeeld worden dat er geen opzet op de dood/bedreiging aanwezig is geweest. Verdachte had op het moment van het gebeuren een psychische hulpvraag. Verdachte woonde bij haar moeder maar wilde elders wonen. Verdachte was onmachtig om deze door haar gewenste situatie te realiseren en zag deze, tenlastegelegde, actie als de enige mogelijkheid om andere woonruimte en psychische hulpverlening te verkrijgen. Verdachte heeft, nadat zij wist dat haar moeder de politie had gebeld, een mes gepakt en heeft tot de komst van de politie niets met het mes gedaan. Pas toen de politie arriveerde heeft verdachte ten overstaan van 2 agenten het mes aan haar moeder getoond. Het handelen van verdachte was naar het oordeel van rechtbank derhalve gericht op vervulling van de psychische hulpvraag van verdachte en niet op het doden dan wel bedreigen van haar moeder. Dit wordt ondersteund door het gegeven dat uit brieven van de moeder aan de raadsman, welke brieven zich in het dossier bevinden, blijkt dat de moeder van verdachte zich niet door verdachte bedreigd heeft gevoeld. Daarbij heeft de rechtbank geconstateerd dat er zich in het dossier een door de politie uitgeschreven conceptaangifte van de moeder van verdachte bevindt waarin staat dat zij aangifte doet van bedreiging met de dood. De moeder van verdachte heeft echter op 2 september 2005 slechts een handtekening geplaatst op een notitie van de politie waarop staat "Ze wil aangifte doen van bedreiging, " in de wetenschap dat dit de enige manier was om op dat moment voor haar dochter een uithuisplaatsing te bewerkstelligen. De in bewoordingen van de agenten uitgewerkte conceptaangifte is niet door de moeder ondertekend. Derhalve kan niet worden gezegd dat deze aangifte daadwerkelijk weergeeft wat door de moeder van verdachte is verklaard. Er is, door dochter en moeder gezamenlijk, als het ware een stuk theater neergezet om het strafrechtelijk circuit in gang te zetten. Ook de verklaringen van verbalisanten, die aangeven dat zij van de problematiek tussen verdachte en haar moeder op de hoogte waren, getuigen daarvan.
Derhalve kan naar het oordeel van de rechtbank gelet op het bovenstaande in onderlinge samenhang bezien, niet worden gezegd dat verdachte, strafrechtelijk gezien, opzet heeft gehad op het doden danwel bedreigen van haar moeder.
De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het haar primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. Holsink, voorzitter, Kocken en Van der Lugt, in tegenwoordigheid van mr. De Jong als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 mei 2006.
Mr. Van der Lugt was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.