ECLI:NL:RBGRO:2006:AX9159

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
7 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
86949 / KG ZA 06-184
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • D.A. Flinterman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gezagswijziging en afgifte van een minderjarig kind in kort geding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen met als doel een voorlopige gezagswijziging en de afgifte van haar minderjarige kind, geboren in 2001, van de man, gedaagde. De vrouw stelde dat de man het kind had ontvoerd naar Thailand, wat leidde tot haar verzoek om gezagswijziging. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gevorderde gezagswijziging geen voorlopige maar een definitieve maatregel betreft, waardoor deze niet in kort geding kan worden toegewezen. Daarnaast werd vastgesteld dat er onvoldoende spoedeisend belang was voor de gevorderde afgifte van het kind, aangezien de terugkeer van het kind in het kader van de ontvoering via de Centrale Autoriteiten dient te verlopen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de Nederlandse rechter weliswaar rechtsmacht heeft, maar dat de afgifte van het kind in het kader van het Haags Kinderontvoeringsverdrag moet worden afgehandeld via de reguliere route. De vorderingen van de vrouw werden dan ook afgewezen. Het vonnis werd uitgesproken op 7 juni 2006.

Uitspraak

[de vrouw], eiseres
procureur mr. J.C. Lich,
tegen
[de man], gedaagde,
niet verschenen.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 29 mei 2006, waar tevens de Raad voor de Kinderbescherming is verschenen
- het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. De vrouw heeft gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut
primair
1 te bepalen dat de vrouw eenhoofdig wordt belast met het gezag over het minderjarige kind van partijen, [naam kind], geboren op [datum] 2001 te [woonplaats],
2 de man te veroordelen het minderjarige kind van partijen af te geven binnen 24 uur na het ten deze te wijzen vonnis op straffe van de verbeurte van een dwangsom van EUR 500,- per dag bij het in gebreke blijven,
3 de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
subsidiair
1 te bepalen dat de vrouw voorlopig eenhoofdig wordt belast met het gezag over het minderjarige kind van partijen, [naam kind], geboren op [datum] 2001 te [woonplaats],
2 de man te veroordelen het minderjarige kind van partijen af te geven binnen 24 uur na het ten deze te wijzen vonnis op straffe van de verbeurte van een dwangsom van EUR 500,- per dag bij het in gebreke blijven,
3 de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3. De beoordeling
3.1. De voorzieningenrechter zal eerst de primair en subsidiair sub 2 gevorderde afgifte van [het kind] beoordelen, daarna de primair en subsidiair sub 1 gevorderde gezagswijziging.
3.2. Onder het Verdrag betreffende Burgerlijke Aspecten van Internationale Ontvoering van Kinderen van 25 oktober 1980 (Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980: HKOV), waarbij Thailand is aangesloten, is het de rechter van de staat waarnaar het kind ontvoerd is, die beslist over de terugkeer van het kind. In het onderhavige geval is dat derhalve de Thaise rechter. Hoewel dit er niet zonder meer aan in de weg hoeft te staan dat de Nederlandse voorzieningenrechter in kort geding rechtsmacht heeft, is de voorzieningenrechter van oordeel dat in het licht van de bevoegdheidsverdeling in het HKOV, alsmede in het licht van het feit dat het twijfelachtig is of een vonnis van een Nederlandse kort geding rechter in Thailand kan worden geëxecuteerd, de afgifte van [het kind] in het kader van een ontvoering dient te worden bewerkstelligd via de reguliere route, dat wil zeggen, via de Nederlandse en Thaise Centrale Autoriteit en niet via een kort geding procedure. Ter zitting is gebleken dat de procedure via de Centrale Autoriteiten, mede met behulp van de Raad voor de Kinderbescherming, reeds in gang is gezet. De primair en subsidiair sub 2 gevorderde vordering tot afgifte van [het kind] zal derhalve worden afgewezen.
3.3. Ten aanzien van de gevorderde gezagswijziging wordt het volgende overwogen. Toewijzing van de primair sub 1 gevorderde gezagswijziging stuit naar het oordeel van de voorzieningenrechter af op het feit dat deze vordering naar haar aard niet een voorziening betreft met een voorlopig maar met een definitief karakter, zodat deze vordering in kort geding niet zal kunnen worden toegewezen.
Hoewel de aard van de voorlopige gezagswijziging zoals subsidiair sub 1 gevorderd zich als zodanig niet verzet tegen toewijzing in kort geding, dient ook deze vordering te worden afgewezen. Immers, nu eiseres de voorlopige gezagswijziging vordert in verband met de gestelde ontvoering van [het kind] en haar terugkeer naar Nederland, komt in het licht van het onder
3.2. overwogene, het (spoedeisend) belang aan dit deel van het gevorderde te ontvallen. Dit is te meer het geval nu er reeds een hoger beroepsprocedure aanhangig is bij het Gerechtshof te Leeuwarden met betrekking tot het verzoek van zowel eiseres als gedaagde om te worden belast met het eenhoofdig gezag over [het kind], in welk kader de Raad voor de Kinderbescherming is verzocht een onderzoek te verrichten en het Hof te adviseren.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1. wijst af het gevorderde;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. Flinterman en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2006.??