ECLI:NL:RBGRO:2006:AY9342

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
3 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/630390-06
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Brink
  • A. Agema
  • B. Boekaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handel in harddrugs in de provincie Groningen met betrekking tot cocaïne en XTC-pillen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 3 oktober 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van handel in harddrugs, specifiek cocaïne en XTC-pillen. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] en woonachtig in [woonplaats], was preventief gedetineerd en werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van verdovende middelen in de periode van 1 juni 2004 tot en met 7 juni 2006. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde in deze middelen, die onder de Opiumwet vallen. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een wapen van categorie II, te weten een elektrische stroomstootwapen, op 7 juni 2006.

De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen overwogen, waaronder verklaringen van medeverdachten die bevestigden dat de verdachte actief betrokken was bij de drugshandel. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor drugsgerelateerde delicten.

De rechtbank heeft ook beslist over het beslag dat op de inbeslaggenomen voorwerpen gelegd was, waarbij bepaalde voorwerpen verbeurd zijn verklaard en andere onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder parketnummer 630290-06. De rechtbank heeft de verdachte ook de verplichting opgelegd om zich te houden aan de voorschriften van de reclassering gedurende de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 630290-06
datum uitspraak: 3 oktober 2006
op tegenspraak
raadsman: mr. Eenhoorn
vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] in [geboortedatum]
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2006.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot en met 7 juni 2006, te
Uithuizen, althans in de gemeente Eemsmond, althans in het arrondissement
Groningen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad, een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne
en/of cocaine en/of een hoeveelheid pillen of tabletten bevattende MDMA,
zijnde heroïne en/of cocaine en/of MDMA (telkens) (een) middel(en) als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 7 juni 2006, althans in of omstreeks de periode van 1 juni
2006 tot en met 7 juni 2006, te Uithuizen, althans in de gemeente Eemsmond,
(een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door
een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn
kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, en dat beslist wordt omtrent het beslag, zoals weergegeven in de door de officier van justitie ter terechtzitting overgelegde lijst.
Bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde van oordeel dat er sprake is van medeplegen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van [medeverdachte 1] d.d. 15 juni 2006, dat hij zichzelf ziet als een bemiddelaar, en dat hij wist dat de gesprekken om de drugshandel gingen;
- de verklaring van [medeverdachte 2] d.d. 11 juni 2006, dat hij het regelde met [verdachte] als iemand drugs nodig had, en dat hij wel XTC-pillen voor [verdachte] verkocht;
- de verklaring van [medeverdachte 3] d.d. 28 juni 2006, dat hij meestal twee of drie bolletjes cocaïne in zijn huis had liggen die hij voor [verdachte] verkocht, en dat hij vanaf de vorige zomer tot februari dit jaar cocaïne heeft verkocht voor [verdachte] en [medeverdachte 1].
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2004 tot en met 7 juni 2006, in het arrondissement Groningen, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of vervoerd, cocaïne en/of een hoeveelheid pillen of tabletten bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 7 juni 2006, in de gemeente Eemsmond, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer twee jaren met anderen in verdovende middelen gehandeld, te weten cocaïne en XTC-pillen. Van voornoemde drugs is algemeen bekend, dat zij de volksge-zondheid in ernstige mate in gevaar brengen. Verdachte heeft door zijn hande-len de maatschap-pij bewust aan dit risico blootgesteld.
De manier waarop de verdovende middelen werden verkocht komt professioneel over; verdachte had de contacten in de stad Groningen en kocht daar de cocaïne en de XTC-pillen in. Er werden afspraken gemaakt over de verdere verkoop, en over de manier waarop het geld en de verdovende middelen werden overgedragen. Verdachte verkocht met enige regelmaat vooral cocaïne, en er werden grote hoeveelheden XTC-pillen verkocht.
Aan de andere kant neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte niet eerder is veroordeeld vanwege drugsgerelateerde delicten en dat verdachte de harddrugs leverde binnen een relatief overzichtelijke, beperkte groep gebruikers/afnemers. Verder heeft de rechtbank niet de indruk gekregen dat verdachte erop uit was om grote winst te maken.
De rechtbank zal een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, mede om daaraan een bijzondere voorwaarde te verbinden, inhoudende toezicht door de reclassering. Hoewel verdachte, zoals hiervoor al overwogen, een first offender is, was er wel sprake van een langdurige periode waarin verdachte heeft gehandeld in harddrugs. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, ziet de rechtbank meerwaarde in een verplicht contact met de reclassering. Daarmee kan zoveel mogelijk worden voorkomen dat er een terugval in crimineel gedrag zoals handel in drugs zal plaatsvinden, ook al omdat verdachte na zijn detentie zal terugkeren naar [woonplaats] waar hij de mensen aan wie hij drugs leverde en de personen met wie hij de delicten pleegde weer zal tegenkomen.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten
-Geld B-004 en B-005
-Blik blauw
-Drugs (gebruikersartikelen) B-012,
-Papier rood
-Papier wit
moet worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en dat dit voorwerpen betreft met betrekking tot welke het onder 1 bewezenverklaarde is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten
-Wit poeder, zaknr. B-001, B-002, B-013, B-014
-XTC B-008 en B-009
-Koker zwart
-Stroomstok
-Pijp,
moet worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken, dat met betrekking tot deze voorwerpen de bewezenverklaarde strafbare feiten zijn begaan.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een GSM, moet worden teruggegeven aan verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland te Groningen, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Verklaart verbeurd:
-Geld B-004 en B-005
-Blik blauw
-Drugs (gebruikersartikelen) B-012.
-Papier rood
-Papier wit
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
-Wit poeder, zaknr. B-001, B-002, B-013, B-014
-XTC B-008 en B-009
-Koker zwart
-Stroomstok
-Pijp.
Gelast de teruggave van:
een GSM aan veroordeelde [veroordeelde].
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. Brink, voorzitter, Agema en Boekaar, in tegenwoordigheid van Den Held, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 oktober 2006.