ECLI:NL:RBGRO:2006:AZ2013
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.P. Evenhuis
- M.J.B. Holsink
- M. Griffioen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak en veroordeling in zedenzaken met minderjarigen en de betrouwbaarheid van verhoren
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 2 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zwakbegaafde man die werd beschuldigd van seksuele delicten tegen zijn minderjarige zus en nichtje. De rechtbank sprak de man vrij van de meeste tenlastegelegde feiten, omdat de verklaringen van de slachtoffers, afgelegd tijdens verhoren door de politie, als onbetrouwbaar werden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de wijze van ondervraging, in combinatie met het beperkte verstandelijke vermogen van de verdachte, leidde tot sterke twijfels over de betrouwbaarheid van zijn verklaringen. Dit resulteerde in de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van bepaalde feiten, omdat er geen aangifte was gedaan door de wettelijke vertegenwoordiger van het minderjarige slachtoffer.
Desondanks werd de verdachte wel veroordeeld voor ontucht met zijn minderjarige nichtje, waarvoor hij een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden kreeg opgelegd, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals met de psychiatrische rapportages die wezen op een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat slachtoffers van zedendelicten vaak langdurige psychische gevolgen ondervinden van de gepleegde feiten.
De uitspraak is een belangrijke overweging in de context van de betrouwbaarheid van verhoren en de behandeling van kwetsbare verdachten in zedenzaken. De rechtbank heeft de noodzaak van zorgvuldige verhoormethoden onderstreept, vooral wanneer het gaat om verdachten met een beperkt verstandelijk vermogen. De zaak illustreert ook de complexiteit van zedenzaken waarbij minderjarigen betrokken zijn, en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van bewijs en getuigenverklaringen.