ECLI:NL:RBGRO:2007:BA1407
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot omgang tussen biologische vader en minderjarig kind
In deze zaak heeft de rechtbank Groningen op 20 februari 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot omgang tussen een man en zijn minderjarig kind, geboren uit een eerdere relatie. De partijen hebben een affectieve relatie gehad, maar de vrouw heeft geen medewerking verleend aan een omgangsregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen indicaties zijn die tegen omgang pleiten, maar heeft het verzoek tot omgang afgewezen. De vrouw heeft bezorgdheid geuit over de veiligheid van het kind en haar ontvoeringangst, wat de rechtbank serieus heeft genomen. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de man recht heeft op omgang met zijn kind, de huidige situatie en de houding van de vrouw het niet in het belang van het kind maken om een omgangsregeling op te leggen. De rechtbank heeft wel bepaald dat de vrouw de man vier keer per jaar schriftelijk moet informeren over het wel en wee van het kind, inclusief een recente foto. Dit besluit is genomen in het kader van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat het recht op informatie over het kind waarborgt. De rechtbank heeft eerder al in 2005 en 2006 tussenbeschikkingen gegeven en heeft de Raad voor de Kinderbescherming gevraagd om advies over de omgangsregeling. De Raad heeft aangegeven dat er belemmeringen zijn voor een reguliere omgang, en dat de vrouw en haar huidige echtgenoot een dergelijke regeling afwijzen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vrouw geen medewerking wil verlenen aan een omgangsregeling, wat de mogelijkheid voor de man om een band op te bouwen met zijn kind ernstig belemmert. De rechtbank heeft de afwijzing van het verzoek van de man om omgang bevestigd, maar heeft de informatieplicht van de vrouw jegens de man vastgesteld.