RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
datum uitspraak: 22 maart 2007
vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 maart 2007.
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
zij in of omstreeks de periode van 30 november 2005 tot en met 13 november 2006 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of haar mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij
vermeld - gekocht, te weten:
- in of omstreeks de periode van 27 juli 2006 tot en met 28 augustus 2006, te Zuidhorn, een airco ([slachtoffer1], incident 1), en/of
- in of omstreeks de periode van 5 augustus 2006 tot en met 25 september 2006, te Groningen, een sauna (incident 3), en/of
- in of omstreeks de periode van 15 september 2006 tot en met 28 september 2006, te Bedum, een vaatwasser ([slachtoffer 2], incident 4), en/of
- in of omstreeks de periode van 2 oktober 2006 tot en met 10 oktober 2006, te Ureterp, een wasmachine en/of een wasdroger ([slachtoffer 3], incident 5), en/of
- in of omstreeks de periode van 29 september 2006 tot en met 16 oktober 2006, te Groningen, een koffieautomaat ([slachtoffer 4], incident 6), en/of
- in of omstreeks de periode van 17 oktober 2006 tot en met 24 oktober 2006, te Gorredijk, een wasmachine en/of een wasdroger ([slachtoffer 5], incident 7), en/of
- in of omstreeks de periode van 20 oktober 2006 tot en met 25 oktober 2006, te Sauwerd, een wasmachine en/of een wasdroger ([slachtoffer 6], incident 8), en/of
- in of omstreeks de periode van 4 oktober 2006 tot en met 31 oktober 2006, te Fluitenberg, een wasmachine en/of een condensatiedroger ([slachtoffer 7], incident 9), en/of
- in of omstreeks de periode van 31 juli 2006 tot en met 31 oktober 2006, te Zuidhorn, een airco ([slachtoffer 8], incident 10), en/of
- in of omstreeks de periode van 3 november 2006 tot en met 9 november 2006, te Vries, een wasautomaat en/of een wasdroger, ([slachtoffer 9], incident 11), en/of
- in of omstreeks de periode van 24 oktober 2006 tot en met 1 november 2006, te Wolvega, een wasmachine en/of een wasdroger ([slachtoffer 10], incident 12), en/of
- in of omstreeks de periode van 4 oktober 2006 tot en met 2 november 2006, te Zuidlaren, een home cinema set, ([slachtoffer 11], incident 13), en/of
- in of omstreeks de periode van 21 juli 2006 tot en met 1 november 2006, te Noordhorn, een of meer planken en/of palen ([slachtoffer 12], incident 14), en/of
- in of omstreeks de periode van 28 juli 2006, te Niekerk, een airco, ([slachtoffer 13], incident 15), en/of
- in of omstreeks de periode van 9 oktober 2006 tot en met 21 november 2006, te Zevenhuizen, een wasdroger en/of een wasautomaat ([slachtoffer 14], incident 16), en/of
- in of omstreeks de periode van 5 september 2006 tot en met 14 november 2006, te Haren, een was/droogcombinatie ([slachtoffer 15], incident 17), en/of
- in of omstreeks de periode van 1 oktober 2006 tot en met 23 november 2006, te Groningen, een koelkast ([slachtoffer 16], incident 18), en/of
- in of omstreeks de periode van 26 oktober 2006 tot en met 24 november 2006, te Sappemeer, een wasautomaat en/of een wasdroger ([slachtoffer 17], incident 19) en/of
- in of omstreeks de periode van 1 december 2005 tot en met 26 januari 2006, te Bedum, een laptop, ([slachtoffer 18], dossier met parketnummer 652126-06, incident 1), en/of
- in of omstreeks de periode van 12 december 2005 tot en met 20 februari 2006, te Groningen, twee, althans een of meer laptop(s), ([slachtoffer 19], dossier met parketnummer 652126-06, incident 3), en/of
- in of omstreeks de periode van 5 december 2005 tot en met 30 januari 2006, twee, althans een of meer laptops, te Zuidwolde ([slachtoffer 20], dossier met parketnummer 652126-06, incident 4), en/of
- op of omstreeks 19 oktober 2006, te Stiens een wasmachine en/of een condensdroger ([slachtoffer 21], aangifte in aanvullend proces-verbaal), en/of
- op of omstreeks 9 november 2006, te Roden twee fietsen ([slachtoffer 22], aangifte in aanvullend proces-verbaal), en/of
- in of omstreeks de periode van 12 oktober 2006 tot en met 14 oktober 2006, te Sint Annaparochie een wasmachine, een droger en/of een magnetron ([slachtoffer 23], aangifte in aanvullend proces-verbaal;
art 326a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(zaak met parketnummer 655354.06)
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 23 februari 2006, in de gemeente Hoogeveen en/of in de gemeente De Wolden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] heeft bewogen tot het aangaan van een schuld (te weten een doorlopend krediet) en/of tot de afgifte van een
geldbedag van in totaal (ongeveer) 23000 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] geestelijk minder begaafd was/waren - die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] voorgehouden dat verdachte en/of haar mededader(s) in financiele problemen verkeerde(n) en/of in staat van faillissement was/waren gesteld en/of dreigden in staat van faillissement te worden gesteld en/of (vervolgens) een contract opgesteld en/of doen en/of
laten opstellen met betrekking tot het terugbetalen van het verschuldige geldbedrag,
waardoor die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] werd(en) bewogen tot het aangaan van bovenomschreven schuld en/of tot bovenomschreven afgifte;
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot 15 dagen gevangenisstraf onvoorwaardelijk met aftrek van voorarrest, 240 uren werkstraf onvoorwaardelijk en 6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
(feit 2)
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde bewezen kan worden.
Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de aangifte van [slachtoffer A] blijkt dat verdachte rond juli 2005 aan aangever en zijn echtgenote heeft gevraagd om haar en medeverdachte geld te lenen, omdat het bedrijf van medeverdachte anders failliet zou gaan. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 16 mei 2006, opgesteld naar aanleiding van door een verbalisant bij de Kamer van Koophandel en de rechtbank Assen ingewonnen informatie, blijkt echter dat er van de door verdachte beweerde financiële problemen dan wel dreigend faillissement geen sprake was; het bedrijf van medeverdachte is op 1 december 2005 onder een algemene reden tot ophef uitgeschreven uit de registers van de Kamer van Koophandel. Dat medeverdachte in mei 2006 uiteindelijk wel failliet is verklaard, is blijkens de door de curator op 19 juni 2006 aan verbalisant verstrekte informatie, een gevolg van op naam van medeverdachte openstaande boetes en openstaande rekeningen, nu hij op naam van het bedrijf goederen heeft gekocht en afgenomen, zonder deze te betalen, e.e.a. na verloop van tijd met medeweten van verdachte.
Blijkens de aangifte van [slachtoffer A] en de verklaring van de tussenpersoon voor de geldlening, de heer [tussenpersoon], zoals gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2006, is verdachte met medeverdachte, aangever en zijn echtgenote bij de heer [tussenpersoon] geweest om over de geldlening te spreken. De heer [tussenpersoon] heeft aangegeven dat, als extra zekerheid voor [slachtoffer A] en zijn echtgenote, gelijktijdig met het afsluiten van het krediet door aangever en zijn echtgenote, een schuldbekentenis is opgesteld waarbij medeverdachte als schuldenaar en aangever en zijn echtgenote als schuldeisers zijn genoemd, teneinde aldus de voorwaarden vast te leggen waaraan medeverdachte moest voldoen. Medeverdachte was, zo stelt [tussenpersoon], op de hoogte van zowel de geldlening als de schuldbekentenis. [medeverdachte] en [verdachte] zijn zowel bij hem op kantoor geweest alsook is hij bij hen thuis geweest om één en ander te bespreken. Uit het proces-verbaal en het verhandelde ter zitting blijkt echter dat medeverdachte deze schuldbekentenis nimmer heeft getekend. Medeverdachte heeft deze schuldbekentenis van de heer [tussenpersoon] gekregen en deze is met hem doorgenomen, maar hij wilde het geld eerst ontvangen alvorens hij ging tekenen. Door de heer [tussenpersoon] is aangegeven dat hij meermalen met verdachte en medeverdachte heeft gesproken over het tekenen van de schuldbekentenis maar dat zij beiden weigerden tot tekening over te gaan. Medeverdachte stelde zich op het standpunt dat hij niet over het geld had onderhandeld, er dus niets mee te maken had en derhalve niet hoefde te tekenen. Verdachte stelde zich op het standpunt dat haar naam niet in de schuldbekentenis stond vermeld en zij derhalve niet hoefde te tekenen. Ook na diverse verzoeken van de zijde van aangever en zijn familieleden is medeverdachte niet tot tekenen van de schuldbekentenis overgegaan.
Verdachte en medeverdachte hebben bij de onderhandelingen welke hebben geleid tot de gewenste geldlening door [slachtoffer A] en zijn echtgenote, blijkbaar bewust een taakverdeling aangehouden welke taakverdeling zij nadien hebben gebruikt om de schuldbekentenis niet te hoeven ondertekenen.
Voorts neemt de rechtbank nog het volgende in aanmerking:
- Blijkens de verklaring van de medehuurders van het door medeverdachte voor zijn autocleanbedrijf gehuurde pand, heeft medeverdachte vrijwel geen tijd doorgebracht in zijn bedrijf en heeft hij zich uiteindelijk door de medehuurders, de gebroeders [naam], laten uitkopen. Ook uit de door de curator verstrekte informatie blijkt, aldus het proces-verbaal, dat medeverdachte niet bezig was een gezond bedrijf op te bouwen. Dat medeverdachte het geleende geldbedrag voor zijn bedrijf nodig had acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk.
- Verdachte heeft ten tijde van het bespreken met aangever en zijn echtgenote van de door haar gestelde financiële problemen huilend aangegeven dat zij zwanger was en dat ze geen geld had voor inrichting van de babykamer en afsluiting van gas en elektra dreigde. Aangever geeft aan dat dit hem mede heeft bewogen tot afgifte van het geld.
- Ten tijde van het verkrijgen van het geld van aangever heeft verdachte uit de boedelverdeling betreffende een eerder huwelijk 35.000,- euro ontvangen, welk bedrag (gedeeltelijk) is aangewend voor de aankoop van een stacaravan; deze aanschaf is niet logisch indien er daadwerkelijk financiële problemen zouden zijn geweest.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aangever en zijn echtgenote zijn overgegaan tot de door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] verzochte geldverstrekking als gevolg van door hen uitgesproken leugens. De rechtbank is van oordeel dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte], gezien vorenstaande, in dit verband als medeplegers van oplichting kunnen worden aangemerkt.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachten, toen ze de lening aangingen, wel het plan hadden om het geld terug te betalen. De rechtbank acht dit, op grond van het bovenstaande, niet aannemelijk. Dit was weliswaar wel toegezegd, maar toen het erop aan kwam wilde medeverdachte de schuldbekentenis niet tekenen. Hiermee werd de schuld niet afdwingbaar. Desgevraagd heeft medeverdachte ter zitting verklaard niet van plan te zijn tot terugbetaling over te gaan gezien de wijze waarop hij door de vader van mevrouw [slachtoffer B] was bejegend.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 30 november 2005 tot en met 13 november 2006 op na te noemen plaatsen tezamen en in vereniging met een ander een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en haar mededader, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij
vermeld - gekocht, te weten:
- in de periode van 27 juli 2006 tot en met 28 augustus 2006, te Zuidhorn, een airco ([slachtoffer 1]), en
- in de periode van 5 augustus 2006 tot en met 25 september 2006, te Groningen, een sauna, en
- in de periode van 15 september 2006 tot en met 28 september 2006, te Bedum, een vaatwasser ([slachtoffer 2]), en
- in de periode van 2 oktober 2006 tot en met 10 oktober 2006, te Ureterp, een wasmachine en een wasdroger ([slachtoffer 3]), en
- in de periode van 29 september 2006 tot en met 16 oktober 2006, te Groningen, een koffieautomaat ([slachtoffer 4]), en
- in de periode van 17 oktober 2006 tot en met 24 oktober 2006, te Gorredijk, een wasmachine en een wasdroger ([slachtoffer 5]), en
- in de periode van 20 oktober 2006 tot en met 25 oktober 2006, te Sauwerd, een wasmachine en een wasdroger ([slachtoffer 6]), en
- in de periode van 4 oktober 2006 tot en met 31 oktober 2006, te Fluitenberg, een wasmachine en een condensatiedroger ([slachtoffer 7]), en
- in de periode van 31 juli 2006 tot en met 31 oktober 2006, te Zuidhorn, een airco ([slachtoffer 8]), en
- in de periode van 3 november 2006 tot en met 9 november 2006, te Vries, een wasautomaat en een wasdroger, ([slachtoffer 9]), en
- in de periode van 24 oktober 2006 tot en met 1 november 2006, te Wolvega, een wasmachine en een wasdroger ([slachtoffer 10]) en
- in de periode van 4 oktober 2006 tot en met 2 november 2006, te Zuidlaren, een home cinema set, ([slachtoffer 11]), en
- in de periode van 21 juli 2006 tot en met 1 november 2006, te Noordhorn, planken en palen ([slachtoffer 12]), en
- in de periode van 28 juli 2006, te Niekerk, een airco, ([slachtoffer 13]), en
- in de periode van 9 oktober 2006 tot en met 21 november 2006, te Zevenhuizen, een wasdroger en een wasautomaat ([slachtoffer 14]) en
- in de periode van 5 september 2006 tot en met 14 november 2006, te Haren, een was/droogcombinatie ([slachtoffer 15]), en
- in de periode van 1 oktober 2006 tot en met 23 november 2006, te Groningen, een koelkast ([slachtoffer 16]), en
- in de periode van 26 oktober 2006 tot en met 24 november 2006, te Sappemeer, een wasautomaat en een wasdroger ([slachtoffer 17]) en
- in de periode van 1 december 2005 tot en met 26 januari 2006, te Bedum, een laptop, ([slachtoffer 18]), en
- in de periode van 12 december 2005 tot en met 20 februari 2006, te Groningen, twee, laptops, ([slachtoffer 19]), en
- in de periode van 5 december 2005 tot en met 30 januari 2006, twee laptops, te Zuidwolde ([slachtoffer 20]), en
- op 19 oktober 2006, te Stiens een wasmachine en een condensdroger ([slachtoffer 20]), en
- op 9 november 2006, te Roden twee fietsen ([slachtoffer 21), en
- in de periode van 12 oktober 2006 tot en met 14 oktober 2006, te Sint Annaparochie een wasmachine, een droger en een magnetron ([slachtoffer 23);
2.
(zaak met parketnummer 655355.06)
zij in de periode van 1 juli 2005 tot en met 23 februari 2006, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer A] en [slachtoffer B] heeft bewogen tot het aangaan van een schuld (te weten een doorlopend krediet) en tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 23000 euro, hebbende verdachte en haar mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in
strijd met de waarheid - terwijl verdachte en verdachtes mededader wisten dat die [slachtoffer A] en die [slachtoffer B] geestelijk minder begaafd waren - die [slachtoffer A] en die [slachtoffer B] voorgehouden dat verdachte en haar mededader in financiële problemen verkeerden en dreigden in staat van faillissement te worden gesteld en (vervolgens) een contract laten opstellen met betrekking tot het terugbetalen van het verschuldigde geldbedrag, waardoor die [slachtoffer A] en die [slachtoffer B] werden bewogen tot het aangaan van bovenomschreven schuld en tot bovenomschreven afgifte;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
1. medeplegen van een beroep of een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en een ander de beschikking over die goederen te verzekeren;
2. medeplegen van oplichting.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande haar persoon opgemaakte rapportage, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding is vermeld en dat door verdachte is erkend.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft, samen met haar partner, een groot aantal bedrijven financieel benadeeld door goederen te bestellen, deze af te halen of te laten bezorgen, en vervolgens niet te betalen. Verdachte en haar partner zijn berekenend te werk gegaan door steeds andere winkels of bedrijven te benaderen, en door een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel te tonen bij de aanschaf van de goederen. Het in dit uittreksel vermelde bedrijf, [naam bedrijf], op naam van verdachte, is blijkens dit uittreksel gevestigd op 1 februari 2006, derhalve ná beëindiging en uitschrijving van het bedrijf van medeverdachte. Feitelijk bestond het bedrijf [naam bedrijf] alleen in naam, van bedrijfsactiviteiten was geen sprake. Benadeelden die zich nadat betaling uitbleef meldden bij verdachte of haar partner om te proberen hun goederen terug te krijgen, kregen nul op het rekest en werden soms zelfs door medeverdachte bedreigd.
Verdachte heeft ter zitting gesteld dat zij en haar partner in grote financiële nood verkeerden, omdat zij schulden hadden. Medeverdachte is, nadat hij door de politie was aangehouden voor een deel van de op zijn tenlastelegging vermelde feiten, na vrijlating toch weer op dezelfde wijze verder gegaan met zijn criminele activiteiten en verdachte heeft daaraan actief deelgenomen. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat verdachte zich de goederen puur voor eigen financieel gewin en dat van medeverdachte heeft toegeëigend.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte en haar medeverdachte pas met hun kwalijke praktijken zijn gestopt toen de politie ingreep.
Verdachte heeft door haar verwerpelijke handelwijze het vertrouwen dat ondernemers in hun klanten moet kunnen hebben, ernstig geschaad. De rechtbank is van oordeel dat het begrip voor de slachtoffers dat verdachte ter zitting uitsprak, slechts een plichtmatig begrip is. De rechtbank heeft er dan ook geen enkel vertrouwen in dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van criminele activiteiten zoals hiervoor omschreven.
Ook heeft verdachte samen met haar partner een echtpaar, waarmee zij bevriend was, voor een groot geldbedrag opgelicht. Verdachte en haar partner wisten dat deze mensen geestelijk minder begaafd waren, maar dat heeft hen er niet van weerhouden om dit echtpaar om een lening te vragen zonder vervolgens tot de toegezegde terugbetaling over te gaan. Naar het oordeel van de rechtbank zijn verdachte en haar partner juist vanwege die kwetsbaarheid naar deze mensen, die een makkelijke prooi waren, toe gegaan waarmee zij op een laffe wijze misbruik hebben gemaakt van hun vertrouwen.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de rol van verdachte in het onder 1 bewezenverklaarde minder groot is geweest dan die van haar medeverdachte. De medeverdachte, verdachtes partner, was al eerder begonnen met het kopen van goederen zonder oogmerk deze te betalen. Pas later is verdachte zich hiermee ook gaan bezighouden. Zij heeft vervolgens wèl actief deelgenomen aan de strafbare feiten. De rechtbank acht het bijzonder kwalijk dat verdachte op enig moment zelfs haar kinderen heeft meegenomen terwijl zij de goederen ging ophalen, en daarmee dus haar kinderen heeft betrokken in haar criminele activiteiten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in het onder 2 bewezenverklaarde juist een aansturende rol heeft gehad. Zij was degene die een vriendschappelijke band had met het echtpaar [slachtoffer], op de hoogte was van hun geestelijke beperkingen, en zij is ook degene die het contact met hen heeft gelegd en steeds heeft onderhouden teneinde het geld bij hen los te krijgen.
De rechtbank betrekt in haar oordeel ook de houding van verdachte ter terechtzitting, en het feit dat verdachte desgevraagd geen enkel inzicht heeft getoond in de strafwaardigheid van haar handelen.
Uit het uittreksel uit het documentatieregister betreffende verdachte blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld vanwege het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de eis, zoals door de officier geformuleerd, geen recht doet aan de ernst van de feiten, met name niet ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde. De rechtbank zal daarom een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, en komt hiermee tot het opleggen van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Door de raadsman is aangevoerd dat de vorderingen slechts tot het bedrag van de inkoopprijs van de betreffende goederen kunnen worden toegewezen. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn redenering. De betreffende bedrijven hebben in hun bedrijfsvoering rekening gehouden en mogen houden met de winst die ze op de verkochte goederen zouden maken. Als gevolg van het niet betalen door verdachte van de aankoopprijs hebben de bedrijven een openstaande vordering, die ze als geleden schade bij de verdachte kunnen claimen.
(feit 1, incident 1)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 1], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 615,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
(feit 1, incident 3)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 24], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 3.990,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
(feit 1, incident 4)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 2], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 454,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Ten aanzien van het overige deel van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde niet rechtstreeks schade toegebracht. Dit betreft de post rente/kosten.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
(feit 1, incident 5)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 3], wonende te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 2.398,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
(feit 1, incident 6)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 4], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Nu door de benadeelde partij geen uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel is overgelegd, is niet duidelijk geworden of de op het voegingsformulier vermelde gemachtigde bevoegd is om de vordering in te dienen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
(feit 1, incident 7)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 5], wonende te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 2.228,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
(feit 1, incident 8)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 6], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 2.308,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
(feit 1, incident 9)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 7], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 2.138,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
(feit 1, incident 10)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 8], wonende te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 416,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
(feit 1, incident 12)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 10], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 2.388,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
(feit 1, incident 15)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 13], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 450,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
(feit 1, incident 16)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer14], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 1.750,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
(feit 1, incident 17)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 15], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 1.904,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
(feit 1, incident 18)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 16], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Uit het door de benadeelde partij overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel is niet duidelijk geworden of de op het voegingsformulier vermelde gemachtigde bevoegd is om de vordering in te dienen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
(feit 1, incident 19)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 17], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 2.750,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
(feit 1, dossier met parketnummer 652125-06, incident 1)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 18], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Dit betreft een vordering die is ontstaan voordat het faillissement van verdachte op 16 mei 2006 werd uitgesproken, zodat de curator in dat faillissement de aangewezen persoon om deze vordering bij in te dienen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
(feit 1, dossier met parketnummer 652125-06, incident 3)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 19], wonende te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Dit betreft een vordering die is ontstaan voordat het faillissement van verdachte op 16 mei 2006 werd uitgesproken, zodat de curator in dat faillissement de aangewezen persoon is om deze vordering bij in te dienen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
(feit 1, dossier met parketnummer 652125-06, incident 4)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 20], wonende te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Dit betreft een vordering die is ontstaan voordat het faillissement van verdachte op 16 mei 2006 werd uitgesproken, zodat de curator in dat faillissement de aangewezen persoon is om deze vordering bij in te dienen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
(feit 1, aanvullend proces-verbaal)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 21], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 2.158,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
(feit 1, aanvullend proces-verbaal)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 22], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 949,00. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Dit betreft de post ‘Gazelle herenfiets’.
Het overige gedeelte van de vordering zal de rechtbank afwijzen. Dit betreft de post ‘Gazelle damesfiets’. Dit deel van de vordering is onvoldoende onderbouwd, aangezien uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat deze fiets aan de benadeelde terug is gegeven. De gestelde schade is derhalve niet aannemelijk geworden.
(feit 1, aanvullend proces-verbaal)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 23], gevestigd te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Nu door de benadeelde partij geen uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel is overgelegd, is niet duidelijk geworden of de op het voegingsformulier vermelde gemachtigde bevoegd is om de vordering in te dienen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Feit 2
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer A], wonende te [adres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Dit betreft een vordering die is ontstaan voordat het faillissement van verdachte op 16 mei 2006 werd uitgesproken, zodat de curator in dat faillissement de aangewezen persoon is om deze vordering bij in te dienen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemde bedragen gehouden voorzover deze al door verdachtes mededader zijn voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemde geldbedragen ten behoeve van de benadeelde partijen aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partijen ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoedingen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 24c, 47, 57, 326 en 326a van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
(feit 1, incident 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], gevestigd te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 615,00 (zegge zeshonderd en vijftien euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 615,00 (zegge zeshonderd en vijftien euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1], gevestigd te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 615,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 1, incident 3)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 24], gevestigd te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 3.990,00 (zegge drieduizend negenhonderd en negentig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 3.990,00 (zegge drieduizend negenhonderd en negentig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 24], gevestigd te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 79 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.990,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 1, incident 4)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], gevestigd te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 454,00 (zegge vierhonderd en vier en vijftig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 454,00 (zegge vierhonderd en vier en vijftig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2], gevestigd te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 454,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 1, incident 5)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.398,00 (zegge tweeduizend driehonderd acht en negentig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2.398,00 (zegge tweeduizend driehonderd acht en negentig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.398,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 1, incident 7)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5], wonende te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.228,00 (zegge tweeduizend tweehonderd en achtentwintig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2.228,00 (zegge tweeduizend tweehonderd en achtentwintig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 5], wonende te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 44 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.228,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 1, incident 8)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6], gevestigd te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.308,00 (zegge tweeduizend driehonderd en acht euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2.308,00 (zegge tweeduizend driehonderd en acht euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 6], gevestigd te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 46 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.308,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 1, incident 9)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7], gevestigd te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.138,00 (zegge tweeduizend eenhonderd en acht en dertig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2.138,00 (zegge tweeduizend eenhonderd en acht en dertig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 7], gevestigd te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.138,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 1, incident 10)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] wonende te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 416,00 (zegge vierhonderd en zestien euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 416,00 (zegge vierhonderd en zestien euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 8], wonende te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 416,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 1, incident 12)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer10], gevestigd te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.388,00 (zegge tweeduizend driehonderd en acht en tachtig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2.388,00 (zegge tweeduizend driehonderd en acht en tachtig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 10], gevestigd te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.388,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 1, incident 15)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13], gevestigd te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 450,00 (zegge vierhonderd en vijftig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 450,00 (zegge vierhonderd en vijftig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 13], gevestigd te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 450,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 1, incident 16)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14], gevestigd te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.750,00 (zegge eenduizend zevenhonderd en vijftig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1.750,00 (zegge eenduizend zevenhonderd en vijftig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 14], gevestigd te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.750,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 1, incident 17)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 15], gevestigd te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.904,00 (zegge eenduizend negenhonderd en vier euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1.904,00 (zegge eenduizend negenhonderd en vier euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 15], gevestigd te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 38 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.904,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 1, incident 19)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 17], gevestigd te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.750,00 (zegge tweeduizend zevenhonderd en vijftig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2.750,00 (zegge tweeduizend zevenhonderd en vijftig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 17], gevestigd te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 55 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.750,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 1, aanvullend proces-verbaal)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 21], gevestigd te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.158,00 (zegge tweeduizend eenhonderd en acht en vijftig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2.158,00 (zegge tweeduizend eenhonderd en acht en vijftig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 21], gevestigd te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 43 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.158,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 1, aanvullend proces-verbaal)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 22], gevestigd te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 949,00 (zegge negenhonderd en negenenveertig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 949,00 (zegge negenhonderd en negen en veertig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 22], gevestigd te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 949,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Verklaart de benadeelde partijen
- [slachtoffer 4], gevestigd te [adres];
- [slachtoffer 16], gevestigd te [adres] (incident 18);
- [slachtoffer 18], gevestigd te [adres] (parketnummer 652125-06, incident 1);
- [slachtoffer 19], wonende te [adres] (parketnummer 652125-06, incident 3);
- [slachtoffer 20], wonende te [adres] (parketnummer 652125-06, incident 4);
- [slachtoffer 23], gevestigd te [adres] (aanvullend proces-verbaal);
in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (feit 2)
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer A], wonende te [adres], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. Stuiver, voorzitter, Oostveen en Agema, in tegenwoordigheid van Den Held, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 maart 2007.