ECLI:NL:RBGRO:2007:BA6742

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
2 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
317695/07-6
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.R. van Baak-Klijnsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en kennelijk onredelijk ontslag in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Groningen op 2 april 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en het openbaar lichaam werkvoorzieningsschap Synergon. [eiser], die sinds 1983 in dienst was bij Synergon, werd op 3 november 2006 op staande voet ontslagen. Dit ontslag volgde na een reeks incidenten waarbij [eiser] zich schuldig had gemaakt aan misdragingen en ongeoorloofd verzuim. De kantonrechter moest beoordelen of het ontslag rechtsgeldig was en of er sprake was van kennelijk onredelijk ontslag.

De kantonrechter oordeelde dat Synergon gerechtigd was tot ontslag op staande voet, omdat er een dringende reden was voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De rechter stelde vast dat het BBA 1945 niet van toepassing was op de arbeidsovereenkomst van [eiser], waardoor geen ontslagvergunning nodig was. De rechter concludeerde dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst op 3 november 2006 rechtsgeldig was en dat de vorderingen van [eiser] in kort geding niet voor behandeling in aanmerking kwamen, omdat deze een constitutief karakter hadden en derhalve aan de bodemrechter voorbehouden waren.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vorderingen van [eiser] af en compenseerde de proceskosten, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de strikte eisen die aan ontslag op staande voet worden gesteld en de rol van de rechter in het beoordelen van de rechtmatigheid van dergelijke ontslagen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Winschoten
Zaak\rolnummer: 317695/07-6
Vonnis in kort geding d.d. 2 april 2007
inzake
[eiser],
wonende te [adres],
eiser, hierna [eiser] te noemen,
gemachtigde mr. E. Henkelman, advocaat te [adres],
tegen
het rechtspersoonlijkheid bezittende openbaar lichaam werkvoorzieningsschap Synergon,
gedaagde, hierna Synergon te noemen,
gemachtigde mr. M. Nieuwenhuis, advocaat te Groningen
PROCESGANG
Op de bij dagvaarding nader aangegeven gronden en na aanvulling van eis heeft [eiser] gevorderd dat Synergon, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening wordt:
I. veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen het brutoloon groot € 1.504,00 per maand, vanaf 3 november 2006 tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging wegens te late loonbetaling, alsmede de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
II. gelast om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis [eiser] toe te laten tot het verrichten van zijn werkzaamheden;
III. veroordeeld in de kosten van de procedure, waaronder begrepen het salaris gemachtigde;
IV. veroordeeld de arbeidsovereenkomst met [eiser] te herstellen, alsmede te bepalen dat de verplichting tot herstel vervalt door voldoening van een afkoopsom ter grootte van € 38.983,68;
V. veroordeeld tot het treffen van dusdanige voorziening omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking als de kantonrechter vermeent te behoren.
Op 21 maart 2007 heeft de mondelinge behandeling ter zitting plaatsgevonden. [eiser] is aldaar verschenen met [....] en zijn gemachtigde mr. Henkelman. Namens Synergon zijn verschenen A.L. Bekema (sectormanager) en J. Berkhof (hoofd P&O) met de gemachtigde mr. Nieuwenhuis. De zaak is tegelijkertijd behandeld met het (voor¬waarde¬lijke) verzoek van Synergon tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser] (zaak\rolnummer 316264/07-24). Mr. Henkelman heeft gepleit aan de hand van door hem overgelegde notities, van het overig verhandelde ter zitting zijn door de griffier aan¬teke¬¬ningen gemaakt. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. Hierna is vonnis bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
1.1 [eiser], geboren op 4 juni 1965, is op 21 juni 1983 in dienst getreden bij Synergon op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, laatstelijk in de functie van mede¬werker verpakking tegen een brutosalaris van laatstelijk € 1.504,-- per maand exclusief vakantie¬toeslag en overige emolumenten. Synergon is een sociaal werkvoor¬zieningschap voor mensen met een psychische of lichamelijke beperking. [eiser] is bij beschikking van 16 april 1996 van deze rechtbank wegens een geestelijke stoornis onder curatele gesteld.
1.2 In de afgelopen jaren hebben zich op 1 oktober 2004, 23 mei 2005, 2 december 2005,
5 december 2005 en 16 juni 2006 incidenten voorgedaan, waarbij [eiser] zich aan mis¬dragingen, overtredingen van de regels en ongeoorloofd verzuim heeft schuldig gemaakt. Dit heeft geleid tot ordemaatregels van Synergon bestaande uit schorsingen van enkele dagen en inhoudingen op het loon.
1.3 Naar aanleiding van het ongeoorloofd verzuim van [eiser] op 5 juli 2006 is hem door H. van der Wal, algemeen directeur van Synergon, bij brief van 20 juli 2006 te kennen gege¬ven dat hij bij wijze van ordemaatregel voor twee dagen wordt geschorst zonder behoud van loon. Tevens heeft Van der Wal aan [eiser] medegedeeld dat bij een volgende overtreding van de regels diens dienstverband zou worden beëindigd.
1.4 Op 27 oktober 2006 heeft [eiser] het verzoek van Bekema geweigerd om werkzaam¬heden op de afdeling Kartonnage van Synergon te verrichten, op welke afdeling op dat moment een piek in het werkaanbod bestond. Ook het wijzen op de consequenties van deze weigering door Bekema heeft [eiser] niet op andere gedachten kunnen brengen, waarna hij naar huis is gestuurd. Bij brief van 27 oktober 2006 is [eiser] door Synergon bericht dat hij is geschorst en dat werd overwogen om zijn dienstverband te beëindigen. Bij brief van
3 november 2006 is [eiser] op staande voet ontslagen.
1.5 Op 29 november 2006 heeft [eiser] via zijn gemachtigde schriftelijk de vernietigbaar¬heid van het ontslag ingeroepen en zich bereid verklaard zijn werkzaamheden te verrichten.
2. Standpunten van partijen
2.1 Standpunt [eiser]
Het voorval op 27 oktober 2006 biedt geen dringende reden voor een ontslag op staande voet. [eiser] heeft een beperkte motoriek, zijn longen functioneren niet goed en hij heeft last van Belrose. Deze beperkingen maken hem ongeschikt om op de afdeling Kartonnage te werken, aangezien dat werk overwegend staand dient te gebeuren. Bovendien is voor Hoog¬stra het voor Sociale Werkvoorzieningschappen wettelijk voorgeschreven ontwikkelingsplan en indicatiebesluit niet vastgesteld, zodat er geen basis bestond voor de overplaatsing naar een andere afdeling. Ook is niet aan de CAO-bepaling voldaan dat het ontslag aan de curator dient te worden medegedeeld. Nu deze mededeling aan [eiser] eerst zes dagen na het hem verweten feit heeft plaatsgevonden, kan het ontslag evenmin als onverwijld gegeven worden aangemerkt. Er is sprake van een kennelijk onredelijk ontslag, hetgeen dient te leiden tot herstel van de dienst¬betrekking.
2.2 Standpunt Synergon
Na meerdere eerdere incidenten en daarop volgende waarschuwingen, heeft [eiser] op
27 oktober 2006 de grens bereikt. Het vertrouwen in een goed vervolg van de dienstbetrek¬king is bij Synergon niet langer aanwezig en om haar autoriteit jegens de overige werk¬nemers niet te verliezen kan van haar niet langer worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [eiser] voort te zetten. Er bestaat een dringende reden voor een ontslag op staande voet, terwijl zij ook overigens gerechtigd was tot opzegging aangezien het BBA 1945 op de arbeidsovereenkomst tussen partijen toepassing mist.
BEOORDELING
3. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening.
4. De kantonrechter stelt voorop dat het BBA 1945 op grond van artikel 2, eerste lid onder a van het betreffende besluit toepassing mist op de arbeids¬overeenkomst van [eiser] met Syner¬gon. Dit betekent dat geen ontslagvergunning nodig is voor het beëindigen van de betref¬fende overeenkomst en om die reden de sanctie van nietigheid van de opzegging van de arbeidsover¬een¬komst thans niet aan de orde is. Met betrek¬king tot de gedane opzegging kan de kanton¬rechter voorts slechts vaststellen dat Synergon conform de inhoud van artikel 17 van de CAO (‘de werkgever deelt de opzegging schriftelijk mede aan de werknemer en/of diens wettelijke vertegenwoordiger’) heeft gehandeld, door de mededeling van de opzegging aan [eiser] te richten. Op grond hiervan dient de conclusie te zijn dat deze opzegging van de arbeidsovereen¬komst door Synergon op 3 novem¬ber 2006 ook daadwerkelijk heeft geleid tot het einde van de arbeidsovereenkomst tussen partijen.
5. Het einde van het dienstverband laat echter onverlet dat Synergon ter zake schade¬plichting kan zijn wegens de onregelmatigheid en/of de kennelijke onredelijkheid van het ontslag, in welk geval artikel 7:682 BW de rechter de mogelijkheid biedt de werkgever te veroordelen tot herstel van de arbeidsverhouding. De vordering van [eiser] die hierop is gericht leent zich evenwel niet voor behandeling in kort geding. Gelet op het constitutieve karakter van een veroordeling tot herstel van de arbeidsverhouding is de bevoegdheid daartoe aan de bodemrechter voorbe¬houden. Hierbij is tevens van belang dat de werkgever aan een veroordeling tot herstel kan ontkomen door betaling van een door de rechter vast te stellen afkoopsom. Het past derhalve niet om binnen het bestek van onderhavig kort geding op een dergelijke beslissing vooruit te lopen.
6. Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. De kantonrechter ziet aanleiding om de kosten van de procedure te compenseren, in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
BESLISSING IN KORT GEDING
De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
compenseert de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.R. van Baak-Klijnsma, kantonrechter, en op 2 april 2007 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: js