ECLI:NL:RBGRO:2007:BA7218
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- T.G. de Vries
- E.W. van Weringh
- J. Smit
- Rechtspraak.nl
Klachttermijn en mededelingsplicht bij bodemverontreiniging in koopovereenkomst
In deze zaak, uitgesproken op 14 februari 2007 door de Rechtbank Groningen, gaat het om een geschil tussen kopers en verkopers van een woning met betrekking tot de aanwezigheid van bodemverontreiniging. De kopers, die de woning op 16 oktober 2001 hebben gekocht, hebben in oktober 2004 aan de verkopers laten weten te vermoeden dat de ondergrond ernstig verontreinigd was. De verkopers hebben echter betoogd dat de kopers pas in juli 2005 melding hebben gemaakt van de vervuiling, en dat de klacht te laat was. De rechtbank oordeelt dat de kopers voldoende tijdig hebben geklaagd, aangezien de termijn voor het indienen van een klacht afhankelijk is van de mate van waarneembaarheid van het gebrek. De rechtbank stelt vast dat de kopers voldoende kennis hebben gegeven van hun klachten over de woning.
De rechtbank onderzoekt vervolgens de vraag of er sprake is van een mededelingsplicht van de verkopers. De verkopers hebben gesteld dat zij niet op de hoogte waren van de verontreiniging en dat zij niet tekortgeschoten zijn in hun mededelingsplicht. De rechtbank oordeelt dat er op de belendende percelen geen verontreiniging is aangetroffen die actuele risico's met zich meebrengt, en dat de verkopers in beginsel geen mededeling hoefden te doen aan de kopers. De rechtbank concludeert dat de kopers niet hebben aangetoond dat de verkopers wisten of hadden moeten weten dat de informatie over de verontreiniging van essentieel belang was voor de kopers.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de vorderingen van de kopers niet toewijsbaar zijn, omdat de verkopers niet tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen. De zaak wordt naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij partijen worden uitgenodigd om te verschijnen voor een minnelijke regeling.