ECLI:NL:RBGRO:2007:BA7883

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
26 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
93486/JE RK 07-290
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming wijziging verblijf minderjarige afgewezen met terugplaatsing bij pleegmoeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 26 april 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor wijziging van het verblijf van de minderjarige A. Het verzoek was ingediend door het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering (LJ&R), die op basis van signalen van mishandeling door de pleegmoeder, de pleegmoeder niet langer als een veilige omgeving voor A. beschouwde. De kinderrechter had eerder op 13 april 2007 een voorlopige beslissing genomen, maar deze werd door de rechtbank vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de situatie van A. bij de pleegmoeder niet onveilig was en dat het verzoek van LJ&R niet in het belang van de minderjarige was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de claims van mishandeling en dat de pleegmoeder en pleegvader in een echtscheidingsprocedure zaten, wat invloed had op de pleegkinderen. De rechtbank heeft bepaald dat A. met onmiddellijke ingang teruggeplaatst moest worden bij de pleegmoeder en dat de proceskosten gecompenseerd werden, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beslissing van de kinderrechter werd vernietigd, en het verzoek om een dwangsom werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
Meervoudige familiekamer
zaaknr.: 93486/JE RK 07-290
beschikking kinderrechter d.d. 26 april 2007
in de zaak van:
HET LEGER DES HEILS JEUGDZORG & RECLASSERING (LJ&R),
zetelende te Groningen,
v e r z o e k s t e r ,
hierna te noemen de LJ&R,
vertegenwoordigd door mevrouw I. Bouius en mr. B.H. van Wijk, raadsvrouw,
en
mevr. E.,
v e r w e e r s t e r ,
hierna te noemen de pleegmoeder,
procureur mr. M. Verheul.
Belanghebbenden:
De heer F. en mevrouw G.
PROCESVERLOOP
Bij beschikking van 13 april 2007 heeft de kinderrechter een beschikking gegeven op het
verzoek van LJ&R om met spoed vervangende toestemming te verlenen tot wijziging van de
woon/verblijfplaats van de minderjarige [A.].
Op 18 april 2007 is ter griffie van de rechtbank een brief binnengekomen, afkomstig van
mr. M. Verheul, raadsvrouw van de pleegmoeder.
Op 23 april 2007 is ter griffie van de rechtbank een brief binnengekomen, afkomstig van de
pleegmoeder.
Bij faxbericht, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 23 april 2007 heeft LJ&R
nadere stukken overgelegd.
Bij faxbericht, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 24 april 2007, bevestigd bij
brief van 25 april 2007, heeft de raadsvrouw van de pleegmoeder nadere stukken overgelegd,
evenals bij faxbericht van 25 april 2007.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren op 25 april 2007.
Gehoord zijn daarbij: de pleegmoeder, bijgestaan door haar raadsvrouw, mevrouw I. Bouius,
voornoemd en mr. B.H. van Wijk, voornoemd, namens LJ&R, de heer R.C.M. Wouters,
namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen
(hierna te noemen de Raad), de heer J.G. van der Kaap, informant namens de William
Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen de WSS) en
mevrouw A. van der Vondervoort, informant namens Pleegzorg.
Ter zitting heeft de raadsvrouw van de pleegmoeder een pleitnota overgelegd.
RECHTSOVERWEGINGEN
De rechtbank stelt vast dat de voogdij over de minderjarige A. in de onderhavige
procedure berust bij W&R. [A.] verblijft sinds kort na haar geboorte bij de pleegouders.
[A.] is een kwetsbaar kind dat veel zorg van deskundigen nodig had en heeft.
Standpunt van W&R -kort samengevat-:
LJ&R vond de situatie van [A.], bij de pleegmoeder niet langer vertrouwd en is op grond
daarvan overgegaan tot indiening van het (spoed) verzoekschrift.
In overleg met de informanten van de WSS en Pleegzorg, is [A.] in een crisispleeggezin
geplaatst.
LJ&R is van mening dat er de afgelopen periode signalen van mishandeling door
pleegmoeder naar voren zijn gekomen. Pleegmoeder en pleegvader zijn in een
echtscheidingsprocedure verwikkeld.
[A.] verbleef bij pleegmoeder. Twee andere tot het pleeggezin behorende kinderen,
[B.] en [C.] verblijven thans bij pleegvader.
Pleegvader heeft van de mishandeling geen melding gemaakt.
Pleegmoeder heeft gedreigd met zelfmoord.
Pleegmoeder gaf de pleegdochters de schuld van het feit dat pleegmoeder gestresst was.
De afgelopen week zijn de signalen van zowel de school van [B.], als de pleegkinderen
[B.] en [C.] toegenomen, dat het slecht gaat met pleegmoeder.
Pleegvader bevestigt deze signalen.
Standpunt van de raadsvrouw van de pleegmoeder zoals weergegeven in het verweerschrift
dat ter zitting nader is toegelicht -kort samengevat- en de pleegmoeder:
De pleegmoeder is door de aktie van W&R om [A.] weg te halen, overvallen.
De pleegmoeder is pas na de actie ingelicht over de mogelijkheid zich te beroepen op het
blokkaderecht.
Pleegmoeder is in een echtscheiding verwikkeld. Tien jaar geleden zouden pleegmoeder en
pleegvader ook scheiden. Ook toen heeft pleegvader pleegmoeder geprobeerd zwart te
maken.
LJ&R gaat ten onrechte af op hetgeen door [B.] over [C.] is verteld aan de
maatschappelijk werkster, verbonden aan de school van [B.]. LJ&R heeft hetgeen is
gesteld, niet met nadere stukken onderbouwd en heeft geen informatie ingewonnen bij de
school van [A.].
Er wordt gesproken over mishandeling door pleegmoeder van [C.], maar niet van [A.].
De pleegmoeder ontkent iedere mishandeling. Ze heeft de kinderen wel eens op een
verantwoorde wijze gecorrigeerd.
De pleegmoeder is niet suïcidaal. Tien jaar geleden heeft zij, tijdens de periode waarin de
scheiding speelde, een uitlating in die richting gedaan in aanwezigheid van [D.], de
meerderjarige dochter van pleegouders. [B.] logeert wel eens bij [D.].
Verzocht wordt [A.] met onmiddellijke ingang terug te plaatsen bij de pleegmoeder en
de beslissing van de kinderrechter van 13 april 2007 in te trekken, dan wel te herzien.
Voorts wordt verzocht LJ&R/bureau jeugdzorg Groningen te veroordelen tot afgifte aan de
pleegmoeder binnen twee dagen na 25 april 2007, zulks op verbeurte van een dwangsom van
€ 10.000,- voor iedere dag dat [A.] niet is afgegeven.
En tenslotte wordt verzocht het LJ&R/bureau jeugdzorg Groningen te veroordelen in de
kosten van de onderhavige procedure, waaronder de kosten van rechtsbijstand.
Standpunt van de Raad:
Er zal ten spoedigste een onderzoek moeten worden ingesteld naar de situatie van [A.]
en de pleegmoeder.
De signalen zijn gebaseerd op de verklaringen van twee pleegdochters.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van artikel 1:336a van het Burgerlijk Wetboek kan de voogd met instemming van
de pleegouders, door wie de minderjarige gedurende ten minste een jaar wordt verzorgd en
opgevoed, wijziging in het verblijf van de minderjarige brengen.
Indien de vereiste toestemming niet wordt verkregen, kan deze toestemming op verzoek van
de voogd door die van de rechtbank worden vervangen.
Dit verzoek wordt slechts ingewilligd, indien de rechtbank dit in het belang van de
minderjarige acht.
Thans ligt ter beoordeling aan de rechtbank het antwoord op de vraag of de beschikking
zoals door de rechtbank afgegeven d.d. 13 april 2007 in stand dient te worden gelaten.
De rechtbank overweegt, gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, het
volgende.
LJ&R heeft op grond van signalen, afgegeven door [B.], [C.] en de maatschappelijk
werkster, verbonden aan de school van [B.], alsmede hetgeen werd vernomen van de
informanten van de WSS en Pleegzorg, geconcludeerd dat de situatie bij de pleegmoeder
dusdanig onveilig werd voor [A.], dat haar veiligheid aldaar niet langer gegarandeerd
kon worden en deswege het onderhavige verzoek ingediend om [A.] met spoed te
kunnen plaatsen in een crisispleeggezin.
LJ&R heeft haar standpunt dat bij de pleegmoeder sprake is van alcoholmisbruik niet
gehandhaafd.
Van de zijde van LJ&R zijn ter onderbouwing van haar standpunt diverse verslagen
overgelegd afkomstig van de WSS en Pleegzorg, alsmede van pleegvader.
Er zijn er geen stukken overgelegd van deskundigen, die [A.] begeleidden noch stukken
van [A.]'s school, die bevestigen dat mishandeling van [A.] heeft plaatsgevonden,
dan wel dat er sprake is van een zeer onveilige thuissituatie bij de pleegmoeder en evenmin
dat er bij hen signalen zijn binnengekomen.
LJ&R heeft de onveilige situatie bij vooral pleegmoeder gebaseerd op signalen van [B.]
en [C.], welke door haar met name zijn afgegeven aan de eerdergenoemde maatschappelijk
werkster.
Deze signalen zouden met name de 'stelselmatige' mishandeling door de pleegmoeder van
[C.] betreffen Op grond hiervan is geconcludeerd dat de situatie van [A.] bij de
pleegmoeder niet meer veilig was te achten.
Daarentegen heeft de raadsvrouw van de pleegmoeder haar verweer onderbouwd met diverse
verklaringen ook van deskundigen alsmede met een verklaring van [A.]'s school, die de
pleegmoeder dan wel [A.], dan wel beiden, hebben meegemaakt.
De rechtbank betrekt behalve hetgeen hiervoor is vermeld ook het feit dat pleegmoeder en
pleegvader in een echtscheiding zijn verwikkeld, die zijn weerslag vindt op de pleegkinderen
en hun gedrag.
Het verzoek om met spoed vervangende toestemming te verlenen tot wijziging van verblijf
van [A.] kan slechts worden ingewilligd, indien de rechtbank dit in het belang van de
minderjarige acht.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het met spoed
verlenen van vervangende toestemming tot wijziging van verblijf van [A.] niet in haar
belang is en dat deswege het verzoek van LJ&R moet worden afgewezen.
Op grond hiervan dient de beschikking zoals door de kinderrechter gegeven d.d. 13 april
2007 waarbij voorlopig op dat verzoek is beslist, te worden vernietigd.
Namens LJ&R is ter zitting verklaard dat, mocht de rechtbank tot vernietiging van de
genoemde beschikking overgaan, men [A.] met onmiddellijk ingang zal terugplaatsen bij
pleegmoeder, op grond waarvan de rechtbank het verzoek van de pleegmoeder tot bepaling
van een dwangsom achterwege zal laten.
Ten aanzien van de kostenveroordeling oordeelt de rechtbank als volgt. Het LJ&R is
enerzijds afgegaan op onvolledige informatie, anderzijds is gebleken dat men heeft
gehandeld volgens een veiligheidsprotocol, zodat de rechtbank van oordeel is dat er geen
plaats is voor de verzochte kostenveroordeling. De rechtbank zal de proceskosten
compenseren.
BESLISSING
vernietigt de beschikking van de kinderrechter d.d. 13 april 2007;
bepaalt dat A. met onmiddellijke ingang wordt teruggeplaatst bij de pleegmoeder;
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.C. Bosch, D.A. Flinterman en C. van den Noort, en
door eerstgenoemde, in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 april 2007.