ECLI:NL:RBGRO:2007:BB3041
Rechtbank Groningen
- Raadkamer
- L.M.E. Kiezebrink
- H.J. Bastin
- J.M.M. van Woensel
- Rechtspraak.nl
Ongegrondverklaring bezwaar DNA-profiel minderjarige veroordeelde
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 5 september 2007 uitspraak gedaan over het bezwaar van een minderjarige veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. De veroordeelde, geboren op [***] en wonende te [***], had bezwaar aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie om celmateriaal af te nemen voor DNA-analyse. Hij voerde aan dat de uitzonderingsbepaling van artikel 2, lid 1 onder b, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (WDNA) ten onrechte niet was toegepast, gezien zijn minderjarigheid ten tijde van de delicten en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was geweest.
De officier van justitie stelde echter dat de uitzonderingsbepaling niet van toepassing was en vorderde dat het bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank overwoog dat de belangen van minderjarigen in het geding zijn bij het afnemen van DNA, omdat dit een inbreuk maakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer. De rechtbank benadrukte dat de WDNA niet zonder meer kan worden toegepast op minderjarige veroordeelden, in het licht van artikel 40 van het Internationale verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank concludeerde dat, hoewel de veroordeelde ernstige misdrijven had gepleegd, de belangenafweging in dit geval niet in zijn voordeel uitviel. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond, omdat de omstandigheden die door de veroordeelde waren aangevoerd niet voldoende waren om aan te nemen dat het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel niet van betekenis zou zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. De beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer voor strafzaken, met inachtneming van de relevante wetgeving en internationale verdragen.