ECLI:NL:RBGRO:2007:BB4825
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek afgewezen in faillissementsprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 3 oktober 2007 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de gemachtigde van [verzoeker], die van mening was dat rechter [mr. B] niet langer onpartijdig kon oordelen. Het wrakingsverzoek volgde op een zitting waarin het verzoek tot faillietverklaring van [verzoeker] door [bedrijf Z] werd behandeld. Tijdens deze zitting weigerde [mr. B] bepaalde stukken die door [mr. C], de gemachtigde van [verzoeker], waren ingediend. De gemachtigde stelde dat deze weigering en de vraag van [mr. B] over de aanwezigheid van de curator van [verzoeker] op de zitting, een aanwijzing waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter.
De rechtbank oordeelde dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de vraag van [mr. B] aan de gemachtigde van [verzoeker] geen aanwijzing gaf voor vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat de beslissing om stukken niet aan het dossier toe te voegen aan de rechter is en dat deze beslissing niet automatisch duidt op partijdigheid. De rechtbank oordeelde dat de vrees van [verzoeker] niet objectief gerechtvaardigd was en dat de beslissing van [mr. B] om de stukken te weigeren niet als onpartijdig kon worden beschouwd.
Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd bepaald dat de procedure in de hoofdzaak zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer van de Rechtbank Groningen, bestaande uit de rechters R.B.M. Keurentjes, M.W. de Jonge en H.L. Stuiver, in aanwezigheid van griffier A.W. Wassink.