ECLI:NL:RBGRO:2007:BB6004

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
26 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/1332 WOB
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om openbaarmaking van agenda's van de Sociale Zekerheidskamer en de afweging van persoonlijke levenssfeer versus openbaarheidsbelang

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente Leeuwarden, waarin haar bezwaar tegen het geanonimiseerd verstrekken van agenda's van de Sociale Zekerheidskamer ongegrond werd verklaard. De rechtbank Groningen heeft op 26 juni 2007 uitspraak gedaan. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B. Smit, heeft aangevoerd dat de weigering van verweerster om alle gegevens van de agenda's te verstrekken een algemene weigering betreft, zonder dat deze ziet op een specifieke situatie. Eiseres stelt dat de agenda's van de Algemene kamer wel volledig en niet-geanonimiseerd worden verstrekt, wat volgens haar in strijd is met de zorgvuldigheid en het motiveringsbeginsel.

De rechtbank overweegt dat verweerster een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen, waarbij per agendapunt moet worden aangegeven waarom openbaarmaking van de namen en voorletters achterwege dient te blijven. De rechtbank stelt vast dat het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in het algemeen zwaarder weegt dan het openbaarheidsbelang, maar dat in elk individueel geval moet worden beoordeeld of dit belang zich voordoet. De rechtbank concludeert dat verweerster in haar besluit niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de namen en voorletters niet openbaar gemaakt kunnen worden.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerster binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit moet nemen. Tevens wordt de gemeente Leeuwarden veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 644,--, en dient de gemeente het betaalde griffierecht van € 37,-- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. H.G. Wiemans, en de rechter, mr. M.P. den Hollander.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Zaaknummer: AWB 05/1332 WOB
Uitspraak in het geschil tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. B. Smit,
en
de Adviescommissie bezwaarschriften van de gemeente Leeuwarden, verweerster.
1. Onderwerp van geschil
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 19 oktober 2004 (verzonden: 9 november 2004).
In dit (bestreden) besluit heeft verweerster het bezwaar van eiseres tegen het besluit van
1 juli 2004, waarbij haar de agenda's van -voor zover in dit geschil nog van belang- de Sociale Zekerheidskamer geanonimiseerd zijn verstrekt, ongegrond verklaard.
2. Procedure
De zaak is op de voet van artikel 8:13, eerste lid, tweede volzin, Algemene wet bestuursrecht (Awb) door de rechtbank Leeuwarden naar de rechtbank Groningen verwezen.
Het geschil is behandeld op de zitting van 18 juni 2007. Eiseres is daar vertegenwoordigd door mr. B. Smit en haar zoon, [naam zoon]. Verweerster heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.E. van der Helm en mr. S. Spoormans.
3. Overwegingen
feiten en standpunten van partijen
Bij besluit van 19 oktober 2004 heeft verweerster het bezwaar van eiseres tegen het geanonimiseerd verstrekken van de agenda´s van de Sociale Zekerheidskamer ongegrond verklaard. Verweerster heeft overwogen dat de verstrekking van die gegevens die op de agenda´s voorkomen, te weten de namen en voorletters van burgers in relatie tot de regeling met betrekking tot de sociale zekerheid waar zij een beroep op hebben gedaan, een aantasting van de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder e, WOB kan opleveren. Het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer prevaleert boven het belang van de openbaarheid van overheidsinformatie. Door de weglating van de namen en voorletters van burgers kan openbaarheid van overheidsinformatie worden bereikt zonder de persoonlijke levenssfeer van personen te schaden. Verweerster beroept zich in haar verweerschrift op een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden
(reg.nr. AWB 02/292 BESLU), waarbij die rechtbank een beroep tegen het geanonimiseerd verstrekken van een agenda van de Sociale Zekerheidkamer ongegrond heeft verklaard.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de weigering van verweerster om alle gegevens van de desbetreffende agenda's te verstrekken een algemene weigering betreft, zonder dat deze ziet op een specifieke situatie en dat de belangen in deze specifieke situatie zijn afgewogen. De agenda's van de Algemene kamer worden wel volledig en niet-geanonimiseerd verstrekt. Het besluit is in strijd met de zorgvuldigheid en met het motiveringsbeginsel. Eiseres refereert aan artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, WOB.
Ten aanzien van het geschil
Ingevolge artikel 3, eerste lid, WOB kan een ieder een verzoek om informatie, neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Artikel 3, derde lid, WOB bepaalt dat een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Verweerster heeft zich in het bestreden besluit beroepen op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, WOB. Hierin is bepaald dat het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
(zie onder meer de uitspraak van 4 februari 2004, nr. 200305278/1, gepubliceerd in de Gemeentestem, jaargang 2004 onder nr. 66), blijkt dat het recht op openbaarmaking ingevolge de WOB uitsluitend het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering dient, welk belang de WOB vooronderstelt. Daarom kan ten aanzien van de openbaarheid geen onderscheid worden gemaakt naar gelang de persoon of de oogmerken van de verzoeker. Bij de te verrichten belangenafweging worden daarom het algemene of publieke belang bij openbaarmaking van de gevraagde informatie en de door de relatieve weigeringsgronden te beschermen belangen betrokken, maar niet het specifieke belang van eiser(es). De vraag of een ander dan het openbaar belang zich voordoet, dient door de rechter integraal te worden beoordeeld. De rechterlijke toetsing van het bestuurlijk oordeel over de vraag of het openbaarheidsbelang meer of minder zwaar weegt dan de andere in de WOB genoemde belangen, wijkt echter niet af van de (redelijkheids)toetsing overeenkomstig het tweede lid van artikel 3:4 Awb. Bij die toetsing dient het uitgangspunt van de WOB
-openbaarheid is regel- zwaar te wegen.
De rechtbank is van oordeel dat verweerster zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat bij openbaarmaking van de agenda's, in het algemeen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het openbaarheidsbelang. In elk individueel geval dient evenwel te worden beoordeeld of het eerstgenoemde belang zich inderdaad voordoet en dient vervolgens, indien verweerster van oordeel is dat deze zich voordoet, de (uit de wet voortvloeiende) belangenafweging door verweerster te worden gemotiveerd.
Deze afweging is door verweerster slechts algemeen voor de agenda's van de Sociale Zekerheidskamer gemaakt en niet per concreet bezwaarschrift dat door die Kamer wordt behandeld. De rechtbank merkt in dit verband op dat niet alle bezwaarschriften die door de Sociale Zekerheidskamer worden behandeld inkomens-, vermogens- en/of medische kwesties en dergelijke betreffen; deze bezwaarschriften kunnen ook betrekking hebben op formele kwesties als ontvankelijkheid, het niet in behandeling nemen van de aanvraag, en dergelijke. In zoverre berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, Awb.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het bestreden besluit in aanmerking komt voor vernietiging nu verweerster zich in het algemeen op het standpunt stelt dat zij op grond van de WOB niet gehouden is de namen en de voorletters van de bezwaarden in de agenda's van de Sociale Zekerheidskamer te vermelden.
Het beroep is gegrond.
Verweerster zal, met inachtneming van het vorenoverwogene, een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen. Daarbij dient verweerster per agendapunt aan te geven waarom openbaarmaking van de namen en voorletters achterwege dient te blijven. Om de afhandeling van de zaak te bespoedigen zal de rechtbank hiervoor een termijn stellen.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient op grond van artikel 8:74, eerste lid, Awb tevens te worden bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht ad € 37,-- door de gemeente Leeuwarden aan eiseres wordt vergoed.
De rechtbank acht verder termen aanwezig verweerster op de voet van artikel
8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken en wijst de gemeente Leeuwarden aan als de rechtspersoon die de kosten moet betalen.
Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt de rechtbank deze kosten op € 644,--, zoals nader aangegeven op een bij de uitspraak gevoegde bijlage.
4. Beslissing
De rechtbank,
-verklaart het beroep gegrond.
-vernietigt het bestreden besluit van 19 oktober 2004;
-bepaalt dat verweerster binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit dient te nemen op het bezwaar met in achtneming van de overwegingen van de rechtbank;
-bepaalt dat de gemeente Leeuwarden eiseres het betaalde griffierecht ad € 37,-- dient te vergoeden;
-veroordeelt verweerster in de proceskosten van eiseres welke zijn vastgesteld op € 644,-- en
bepaalt dat de gemeente Leeuwarden deze kosten aan eiseres dient te betalen.
Aldus gegeven door mr. M.P. den Hollander en in het openbaar door haar uitgesproken op 26 juni 2007 in tegenwoordigheid van mr. H.G. Wiemans als griffier.
de griffier de rechter
De rechtbank wijst er op dat partijen en andere belanghebbenden binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak daartegen hoger beroep kunnen instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA in Den Haag