RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 91975/FA RK 07-231
beschikking d.d. 6 maart 2007
A., de vrouw,
procureur mr. M. Wierts,
B., de man,
procureur mr. M.J.C. Schutte.
De vrouw heeft op 2 februari 2007 een verzoekschrift ingediend, waarin zij vraagt te bepalen, dat:
I. het hoofdverblijf van het minderjarige kind van partijen C. aan haar wordt toegewezen alsmede te bepalen dat tussen de man en het kind een omgangsregeling zal gelden van een weekend per twee weken van donderdagavond 17.00 uur tot zondagavond 19.00 uur alsmede gedurende ten minste de helft van de vakantiedagen en gedurende de helft van de feestdagen of een dusdanige omgangsregeling te bepalen die uw rechtbank juist en redelijk acht;
II. voor het geval dat de man weigert daarvoor toestemming te geven, vervangende toestemming te verlenen voor het bezoeken van een basisschool per april 2007 door C., dan wel te bepalen dat [C.] per april 2007 de basisschool te D. zal bezoeken, althans een zodanige beslissing te nemen als uw rechtbank in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Op 12 februari 2007 is ter griffie van de rechtbank een brief met bijlagen ontvangen van mr. Wierts, gedateerd 9 februari 2007.
Op 14 februari 2007 is ter griffie van de rechtbank zijdens de man een verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek ontvangen, waarin wordt verzocht:
de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel de verzoeken zoals door haar verwoord in het verzoekschrift d.d. 2 februari 2007 onder I en II, af te wijzen.
I. te bepalen dat het hoofdverblijf van het minderjarige kind van partijen CV., met ingang van de datum van verhuizing van de vrouw en in ieder geval uiterlijk per 30 maart 2007 wordt vastgesteld bij de man;
II. te bepalen dat tussen de vrouw en [C.] een omgangsregeling zal gelden van een weekend per veertien dagen, alsmede de helft van de vakanties, althans een zodanige omgangsregeling die de rechtbank gezien de gegeven omstandigheden in het belang van [C.] acht;
III. dat voor het geval de vrouw weigert daarvoor haar toestemming te verlenen, vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving op en het bezoeken door [C.] van de basisschool te E..
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 15 februari 2007. Daarbij zijn de vrouw, bijgestaan door mr. M.M.J. Arts (namens mr. Wierts), de man, bijgestaan door mr. Schutte, alsmede de heer R.C.M. Wouters, namens de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen (verder te noemen de Raad), verschenen en gehoord.
Ter zitting is door mr. Arts een GBA-uittreksel van de man in het geding gebracht.
- partijen zijn op 31 augustus 2001 met elkaar gehuwd.
- uit dit huwelijk is het thans nog minderjarige kind C. geboren.
- het huwelijk is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking d.d. 25 november 2003 in de registers van de burgerlijke stand.
De vrouw geeft als redenen voor de op handen zijnde verhuizing dat zij de co-ouderschapsregeling wenst te beëindigen aangezien deze niet goed verloopt en partijen niet langer in staat zijn om met elkaar te communiceren. Beëindiging van deze regeling is voor de vrouw aanleiding om met [C.] te verhuizen naar [D.], waar de vrouw inmiddels een nieuwe baan heeft en waar haar familie woont die [C.] kan opvangen als de vrouw werkt. Voorts geeft de vrouw als reden dat zij door te verhuizen rust wil creëren voor [C.] gelet op de slechte communicatie tussen partijen, waarmee [C.], zolang partijen bij elkaar in de buurt wonen, geconfronteerd blijft.
Gezien de verstoorde communicatie tussen partijen, de grote reisafstand tussen [E.] en [D.], alsmede gelet op het feit dat de vrouw de moeder is van [C.] en altijd een groot aandeel heeft gehad in haar verzorging, acht de vrouw het in het belang van [C.] dat haar hoofdverblijf bij de vrouw wordt bepaald. De vrouw merkt daarbij op dat zij niet twijfelt aan de opvoedingscapaciteiten van de man en [C.], indien zij haar hoofdverblijf bij de man krijgt, ook voldoende rust krijgt.
Een ruime omgangsregeling tussen [C.] en de man is in het belang van [C.].
Hoewel de voorkeur van de vrouw uitgaat naar inschrijving van [C.] voor de Sint Nicolaasschool in [E.], heeft zij er uiteindelijk geen bezwaar tegen indien [C.], mocht haar hoofdverblijf bij de man worden bepaald, wordt ingeschreven bij de basisschool in [E.].
De vrouw heeft geen bezwaar tegen een onderzoek door de Raad, mits dit onderzoek spoedig plaatsvindt aangezien [C.] per 1 april 2007 naar school moet.
Partijen hebben er destijds bewust voor gekozen om door middel van een co-ouderschap de zorg voor [C.] te delen, hetgeen in een convenant is vastgelegd. Hoewel er af en toe strubbelingen zijn, betekent dit niet dat de regeling niet functioneert. Een gesprek met de vrouw naar aanleiding van haar voornemen om het co-ouderschap te beëindigen is weinig zinvol gebleken aangezien zij haar beslissing reeds had genomen. Zij wilde verhuizen en was niet gemotiveerd om de co-ouderschapsregeling te redden. Doordat de vrouw gaat verhuizen is het simpelweg niet meer mogelijk om uitvoering te geven aan de regeling. De man wordt hiermee door de vrouw geconfronteerd met een voldongen feit.
Hoewel de man niet twijfelt aan de opvoedingscapaciteiten van de vrouw acht hij het in het belang van [C.] dat zij haar hoofdverblijf bij hem krijgt. Hij heeft altijd het belang van [C.] voorop gesteld en zijn werk en woonomgeving daarop aangepast. Hij kan haar de meeste rust en stabiliteit bieden. Daarnaast is [C.] zeer gehecht aan zijn nieuwe partner en haar halfzusje. Als [C.] met de vrouw verhuist naar [D.] wordt zij uit haar vertrouwde omgeving gehaald, hetgeen niet in haar belang is. Daar komt nog bij dat er geen noodzaak bestaat om te verhuizen, maar dat het slechts de wens van de vrouw is. Hierdoor stelt de vrouw haar eigen belang boven het belang van [C.].
Indien het hoofdverblijf van [C.] bij de man wordt bepaald, acht hij het in haar belang dat er een uitgebreide omgangsregeling wordt vastgesteld tussen [C.] en de vrouw.
Met betrekking tot de inschrijving op een basisschool gaat de voorkeur van de man uit naar de school in [E.]. Hij heeft daar een goed kennismakingsgesprek gehad. Het is een kleine school met veel persoonlijke aandacht voor de kinderen. Daarnaast zal het halfzusje van [C.] te zijner tijd ook naar die school gaan.
De man heeft geen bezwaar tegen een onderzoek door de Raad.
Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [C.] en er bestaat vanaf het moment van de echtscheiding tussen partijen een bij convenant vastgelegd co-ouderschap.
De vrouw wenst thans het co-ouderschap te beëindigen en is voornemens met [C.] naar [D.] te verhuizen. De man acht een co-ouderschap weliswaar het meest in het belang van [C.], maar acht dit, mede gelet op die verhuizing, geen reële optie meer. De rechtbank zal derhalve niet meer uitgaan van een tussen partijen bestaand co-ouderschap.
Partijen dienen echter in het kader van het gezamenlijk gezag dat zij over [C.] hebben, eveneens de haar betreffende beslissingen gezamenlijk te nemen. Nu zij daarin wat de keuze van het hoofdverblijf -ook ter terechtzitting- niet zijn geslaagd, zal de rechtbank daarover dienen te beslissen. De rechtbank gaat bij deze beslissing uit van het gegeven, dat de vrouw daadwerkelijk per 1 april 2007 naar [D.] zal verhuizen.
Ter terechtzitting is gebleken, dat beide ouders zeer betrokken zijn op [C.] en het beste met haar voor hebben. Daarbij acht de rechtbank beide ouders in staat op een goede wijze in haar verzorging en opvoeding te voorzien. Het tegendeel is immers niet gesteld of gebleken.
Onder deze omstandigheden zal het antwoord op de vraag waar [C.] zich het meest vertrouwd voelt in belangrijke mate bepalen bij welke ouder zij haar hoofdverblijfplaats gaat hebben.
[C.] is van jongs af aan woonachtig in [E.] en door beide ouders in het kader van een 50/50%-regeling verzorgd. Zij is volledig thuis in het nieuwe gezin van de man, waar onlangs een baby is geboren.
Een verhuizing naar [D.] zou voor [C.] inbreuk in haar huidige leven betekenen.
De directe woonomgeving is haar vreemd, evenals een structurele opvang bij de familie van de vrouw. Daarbij komt dat zij in deze omstandigheden zou moeten wennen aan een veel minder intensief contact met haar vader en zijn gezin.
Naast al deze veranderingen, gaat zij op korte termijn ook voor het eerst naar school.
De rust, die de vrouw door een verhuizing voor haar zou willen bereiken kan, zoals de vrouw zelf ook aangeeft, echter evenzeer bereikt worden, door [C.] op de voor haar vertrouwde plaats bij haar vader te laten wonen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank het hoofdverblijf van [C.] bij de man bepalen.
Nu partijen het erover eens zijn dat [C.] contact dient te hebben met de niet-verzorgende ouder en partijen het daarnaast grotendeels eens zijn over de inhoud van een dergelijke regeling, zal de rechtbank de volgende omgangsregeling vaststellen tussen de vrouw en [C.], waarbij rekening wordt gehouden dat [C.] per 1 april 2007 naar school gaat.
De vrouw is gerechtigd [C.] gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij zich te ontvangen, alsmede gedurende tenminste de helft van de vakantie- en feestdagen. Indien blijkt dat [C.] op vrijdag niet naar school hoeft, dan gaat de omgangsregeling in op donderdag om 17.00 uur.
Partijen kunnen voornoemde regeling ten alle tijde in onderling overleg wijzigen c.q. uitbreiden.
Vervangende toestemming inschrijving school
Nu het hoofdverblijf van [C.] bij de man wordt bepaald zal de rechtbank de man vervangende toestemming verlenen voor inschrijving van [C.] op de basisschool in E. De rechtbank heeft bij deze beslissing mede in aanmerking genomen dat de vrouw heeft aangegeven dat indien [C.] haar hoofdverblijf bij de man zou krijgen, zij kan instemmen met voornoemde inschrijving.
bepaalt dat het hoofdverblijf van het minderjarige kind van partijen C. bij de man is;
stelt de volgende omgangsregeling vast:
de vrouw is gerechtigd voornoemde minderjarige één weekend per veertien dagen van donderdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij zich te ontvangen, alsmede gedurende tenminste de helft van de feest- en vakantiedagen;
verleent de man vervangende toestemming voor inschrijving van voornoemde minderjarige op de basisschool te [E.];
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.C. Bosch en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 6 maart 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.