ECLI:NL:RBGRO:2007:BC1080

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
12 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
98568/KG ZA 07-410
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.J.A.M. Dijkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een minderjarige door de vader, met veroordeling van de advocaat in proceskosten

In deze zaak vorderde de vader, die gedetineerd was, de afgifte van zijn minderjarige zoon van de moeder. De grootouders van vaderszijde schakelden mr. X in als advocaat voor de vader. De voorzieningenrechter oordeelde dat mr. X zonder deugdelijke volmacht optrad, waardoor de vader niet als eisende partij kon worden beschouwd. De vader was niet aanwezig tijdens de zitting, en de voorzieningenrechter concludeerde dat het in het belang van de minderjarige was dat hij bij de moeder verbleef. De vader werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Tevens werd mr. X veroordeeld in de proceskosten, omdat hij niet rechtsgeldig had opgetreden. De kosten aan de zijde van de moeder werden begroot op EUR 1.067,00. Het vonnis werd uitgesproken op 12 december 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 98568 / KG ZA 07-410
Vonnis in kort geding van 12 december 2007
in de zaak van
[de vader],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. [X],
tegen
[de moeder],
wonende [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. M. Hoekman-Haan.
Partijen zullen hierna de vader en de moeder genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling.
1.2. Ten slotte is mondeling vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. De vader vordert – kort gezegd – veroordeling van de moeder om hun beider zoontje aan hem af te geven, op verbeurte van een dwangsom bij uitblijven daarvan.
2.2. [de moeder] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. De achtergrond van de rechtzaak is de volgende. De ouders zijn niet gehuwd geweest, de moeder heeft het eenhoofdig gezag over [de minderjarige], die op dit moment 6 jaar oud is. Nadat de samenwoning tussen de ouders was beëindigd, heeft de jongen aanvankelijk bij de moeder gewoond. In maart 2006 is [de minderjarige] in onderling overleg bij de vader gaan wonen en daarmee in het gezin van de grootouders vaderzijde, bij wie vader inwoonde. De vader heeft nadien de kantonrechter gevraagd het gezag aan hem op te dragen en/of te bepalen dat de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] bij hem zal zijn; de moeder heeft aangegeven dat zij weer zelf voor [de minderjarige] wilde gaan zorgen. De kantonrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming om rapport en advies gevraagd. Tijdens de naar aanleiding van de rapportage van de Raad op 30 oktober 2007 gehouden terechtzitting was de vader niet aanwezig. Hij bleek sinds begin september 2007 te zijn gedetineerd wegens verdenking van poging tot moord. Ter zitting is uitgebreid aandacht besteed aan de ernstige zorgen die bij de Raad bestonden omtrent de ontwikkeling van [de minderjarige] onder de hoede van de vader, de zeer zorgelijke berichten van school en het falen van hulpverlening op vrijwillige basis. De kantonrechter heeft zijn beslissing aangehouden en de Raad verzocht een nader onderzoek in te stellen; daarbij is de mogelijkheid van een kinderbeschermingsmaatregel uitdrukkelijk besproken.
3.2. Op 26 november 2007 heeft de moeder [de minderjarige] van school gehaald en hem meegenomen naar haar eigen woning.
3.3. De grootouders vaderszijde hebben zich tot [mr. X] gewend; [mr. X] trad in de kantongerechtsprocedure op als gemachtigde van de vader en hij is ook diens advocaat in de strafzaak. [mr. X] heeft geadviseerd de voorzieningenrechter te benaderen; in kort geding zou jegens de moeder afgifte van het kind kunnen worden gevorderd. De grootouders hebben ingestemd met een dergelijk geding.
Uit angst dat de vader zeer ernstig agressief zou worden als hij zou horen dat [de minderjarige] door de moeder was meegenomen, hebben de grootouders de vader geheel onkundig gehouden van de verandering in hun gezinssituatie en het aanstaande kort geding.
3.4. [mr. X] heeft bureau kort geding een concept-dagvaarding toegezonden, in welk stuk de vader als eiser figureerde. Op basis van dit stuk heeft de voorzieningenrechter een zitting bepaald, tegen welke de moeder is gedagvaard.
Ter zitting van 12 december 2007 zijn verschenen [mr. X], alsmede de moeder en haar advocaat.
[mr. X] heeft met vader, zo verklaarde hij desgevraagd ter zitting, niet besproken dat de moeder in zijn naam werd gedagvaard; ook heeft hij met de vader niet besproken dat hij namens hem het woord zou voeren.
3.5. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat [mr. X] zonder deugdelijke volmacht optreedt in dit kort geding. Nu vader niet geacht kan worden als eisende partij op te treden, dient hij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.6. Waar de zich hier voordoende situatie er één is als bedoeld in het eerste lid van art. 245 Rv (te weten dat is gebleken dat de vader niet rechtsgeldig in het geding is verschenen doordat een daartoe niet bevoegde voor hem is opgetreden), met als mogelijke consequentie veroordeling van een derde – hier: de advocaat – in de proceskosten, heeft de voorzieningenrechter [mr. X] op de voet van het tweede lid van art. 245 Rv in de gelegenheid gesteld zijn standpunt naar voren te brengen en toe te lichten. [mr. X] heeft zich beperkt tot de mededeling dat als de voorzieningenrechter hem in de kosten wil veroordelen, hij daartoe maar moet overgaan.
Vervolgens is mondeling vonnis gewezen zoals hierna in het dictum verwoord.
3.7. Alvorens vonnis te wijzen heeft de voorzieningenrechter kenbaar gemaakt dat indien de vader de vordering zelf zou hebben ingediend, hij deze - gelet op alle beschikbare informatie – zou hebben afgewezen: voorshands moet het er voor worden gehouden dat het in het belang van [de minderjarige] is dat hij door zijn moeder wordt verzorgd en opgevoed.
3.8. Met toepassing van het bepaalde in art. 245 lid 1 Rv zal [mr. X] in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van de moeder worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.067,00
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1. verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn vordering,
4.2. veroordeelt mr. [X] in de proceskosten, aan de zijde van de moeder tot op heden begroot op EUR 1.067,00,
4.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.A.M. Dijkers en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2007.?