ECLI:NL:RBGRO:2008:BC5920
Rechtbank Groningen
- Raadkamer
- A.F. Gerding
- G. Laman
- A. van den Berg-Schoof
- Rechtspraak.nl
Tenuitvoerlegging van een bij verstek gewezen besluit van het Landgericht Erfurt met betrekking tot een voorwaardelijke straf
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 20 februari 2008 uitspraak gedaan over de tenuitvoerlegging van een bij verstek gewezen beslissing van het Landgericht Erfurt in Duitsland. De zaak betreft een verzoek tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf van twee jaren, opgelegd aan de veroordeelde voor de ongeoorloofde invoer van verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek om tenuitvoerlegging in behandeling kan worden genomen, ondanks het ontbreken van een betekening in persoon aan de veroordeelde, omdat het openbaar ministerie voldoende inspanningen heeft geleverd om de veroordeelde te bereiken.
De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in Duitsland is veroordeeld voor het invoeren van een aanzienlijke hoeveelheid hasj, wat in Duitsland als een ernstiger delict wordt beschouwd dan in Nederland. De rechtbank heeft ook het Verdrag tussen de Lid-staten van de Europese Gemeenschappen inzake tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen in overweging genomen, waaruit blijkt dat er geen mogelijkheid tot verzet bestaat.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de tenuitvoerlegging van de beslissing van het Landgericht Erfurt toelaatbaar te verklaren en heeft zij de veroordeelde een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die de veroordeelde in Duitsland in detentie heeft doorgebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de veroordeelde aanwezig waren, maar de veroordeelde zelf niet.