ECLI:NL:RBGRO:2008:BC6580

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
3 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
98427/FA RK 07-2514
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.A. Flinterman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onmiddellijke teruggeleiding van een dertienjarige minderjarige op grond van het Haags Kinderontvoeringsverdrag

In deze zaak heeft de vrouw op 26 november 2007 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Groningen, waarin zij verzocht om de onmiddellijke teruggeleiding van haar dertienjarige dochter B. naar haar gewone verblijfplaats in België. De vrouw stelde dat de man, de vader van B., haar niet had teruggebracht na een bezoek en dat dit een ongeoorloofd vasthouden was in de zin van artikel 3 van het Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV). De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de vrouw het ouderlijk gezag over B. uitoefent, terwijl B. bij de man verblijft. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van eerdere beschikkingen en omgangsregelingen die tussen de partijen zijn vastgesteld.

Tijdens de zitting op 18 december 2007 heeft de rechtbank de minderjarige B. gehoord. B. heeft tijdens het kinderverhoor op 5 december 2007 duidelijk verklaard dat zij niet terug wilde naar België en in Nederland wilde blijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat B. op dat moment ruim dertien jaar oud was en in staat was om een redelijke afweging van haar belangen te maken. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van verzet van B. tegen haar terugkeer, wat een weigeringsgrond vormt volgens artikel 13 lid 2 HKOV.

Uiteindelijk heeft de rechtbank op 3 januari 2008 het verzoek van de vrouw om de onmiddellijke teruggeleiding van B. naar België afgewijzen. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden, met inbegrip van de duidelijke en standvastige weigering van B. om terug te keren, voldoende waren om het verzoek af te wijzen. De beschikking is gegeven door mr. D.A. Flinterman en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 98427 FA RK 07-2514
beschikking d.d. 3 januari 2008
in de zaak van:
verzoekster,
hierna te noemen de vrouw,
procureur mr. A. van Traa,
en
verweerder,
hierna te noemen de man,
procureur mr. T.H.G. Schuringa.
PROCESVERLOOP
De vrouw heeft op 26 november 2007 een verzoekschrift ingediend waarin zij vraagt - uitvoerbaar bij voorraad - de onmiddellijke teruggeleiding van het minderjarige kind B. naar haar gewone verblijfplaats in België te bevelen binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen korte termijn en wanneer de man weigert om het kind terug te geleiden naar België de man te bevelen dat het kind aan de vrouw wordt afgegeven.
Tevens heeft zij verzocht te beschikken dat een eventuele afgifte van het kind aan de vrouw bij weigering van de man zulks te doen met behulp van de sterke arm doorgevoerd kan worden.
Ter griffie is een op 4 december 2007 gedateerde brief van de Centrale autoriteit ontvangen.
De rechtbank heeft de minderjarige B. gehoord op 5 december 2007.
Op 11 december 2007 is ter griffie een brief met bijlagen van de procureur van de man ontvangen.
Op 17 december 2008 is ter griffie een brief met bijlagen van de procureur van de man ontvangen.
De rechtbank heeft partijen, bijgestaan door hun raadslieden, gehoord ter zitting met gesloten deuren van 18 december 2007.
RECHTSOVERWEGINGEN
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over en weer door partijen overgelegde stukken en van hetgeen door hen ter zitting naar voren is gebracht.
Op grond daarvan staat naar het oordeel van de rechtbank het volgende vast.
- Bij beschikking van 1 november 1994 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking op 18 januari 1995 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
- De vrouw is bij dezelfde beschikking tot voogdes benoemd over de minderjarige kinderen van partijen:
* [A.] en B.].
- De vrouw oefent thans alleen het ouderlijk gezag over de minderjarigen uit.
- De minderjarige [A.] verblijft bij de man.
- Bij beschikking van 28 juni 1996 heeft deze rechtbank een omgangsregeling vastgesteld tussen de man en de minderjarige [A.].
- Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen is een omgangsregeling vastgesteld tussen de man en de voornoemde minderjarigen.
- De man heeft een verzoek tot gezagswijziging bij deze rechtbank ingediend.
De vrouw stelt dat de man [B.] op zondag 11 november 2007 na een bezoek aan haar vader, niet naar haar gewone verblijfplaats in België heeft teruggebracht. De man heeft telefonisch aan de vrouw meegedeeld dat [B.] niet naar haar terug wenste te keren.
De rechtbank overweegt en oordeelt als volgt.
Hoewel wel geappointeerd op voormelde zitting heeft de rechtbank het verzoek van de man tot gezagswijziging niet behandeld, maar alleen het verzoek van de vrouw tot afgifte van een bevel tot teruggeleiding van de minderjarige [B.].
Uit artikel 1 HKOV volgt, dat het Verdrag tot doel heeft om de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht naar of worden vastgehouden in een verdragsluitende staat.
Het verdrag is gericht op directe ongedaanmaking van de ontvoering.
Op grond van artikel 3 HKOV wordt, voor zover hier relevant, het overbrengen of het niet doen terugkeren van een kind als ongeoorloofd beschouwd indien:
a. dit geschiedt in strijd met een gezagsrecht dat is toegekend aan een persoon alleen of gezamenlijk, ingevolge het recht van de staat waarin het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of vasthouding zijn gewone verblijfplaats had en
b. dit recht alleen of gezamenlijk daadwerkelijk werd uitgeoefend op het tijdstip van het niet doen terugkeren, dan wel zou zijn uitgeoefend zonder het plaatsvinden van een zodanige gebeurtenis.
De rechtbank is van oordeel dat de vasthouding van de minderjarige door de man in strijd is met het gezagsrecht van de vrouw.
Echter, de rechtbank is tevens van oordeel dat er sprake is van de in artikel 13 lid 2 HKOV genoemde weigeringsgrond, welke inhoudt dat de rechterlijke autoriteit eveneens kan weigeren de terugkeer van het kind te gelasten, indien zij vaststelt dat het kind zich verzet tegen zijn terugkeer en een mate van rijpheid heeft bereikt, die rechtvaardigt dat met zijn mening rekening wordt gehouden.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[B.] is ruim dertien jaar oud. Gelet op de inhoud van haar verklaringen tijdens het kinderverhoor is zij naar het oordeel van de rechtbank goed in staat om tot een redelijke afweging van haar belangen te komen. Er dient derhalve rekening met haar mening te worden gehouden.
Tijdens het kinderverhoor van 5 december 2007 heeft [B.] zeer nadrukkelijk verklaard dat zij niet terugwil naar België en dat zij in Nederland wil blijven.
Voorts is gebleken dat [B.] in september 2007 haar vader heeft verzocht haar op te halen uit België en dat zij toen heeft aangegeven dat zij niet wilde terugkeren naar België. Naar aanleiding van een bemiddelingsgesprek op het politiebureau te Groningen tussen [B.] en haar ouders is afgesproken dat zij het weekend van 16 september 2007 nog bij haar vader zou blijven en vervolgens terug zou gaan naar haar moeder. Ook is afgesproken dat, indien [B.] in december 2007, nog steeds bij haar vader wilde wonen, haar moeder haar zou laten gaan.
[B.] heeft december niet kunnen/willen afwachten en heeft tijdens een bezoekweekend van 9 november 2007 haar vader te kennen gegeven niet meer terug te willen naar haar moeder.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [B.] en haar weigering om in november 2007 terug te keren naar haar moeder dermate duidelijk zijn gemotiveerd, ondubbelzinnig en standvastig zijn, dat gesproken kan worden van verzet van [B.] om terug te keren naar de moeder.
Nu voldaan is aan de in artikel 13 lid 2 HKOV vermelde voorwaarden, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw de onmiddellijke teruggeleiding van [B.] naar België te bevelen, afwijzen.
BESLISSING
wijst het verzoek van de vrouw om de onmiddellijke teruggeleiding van [B.], naar haar gewone verblijfplaats in Belgie te bevelen, af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.A. Flinterman en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 3 januari 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.