RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670107-08 (promis)
datum uitspraak: 14 juli 2008
raadsman: mr. C. Eenhoorn
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1985,
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2008.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2008 in de gemeente Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt/geslagen, en/of
- (vervolgens, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en weer overeind
probeerde te komen)
die [slachtoffer] met (grote) kracht in het gezicht, althans tegen het hoofd,
heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 maart 2008 in de gemeente Groningen
aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(te weten een of meer bloedpropje(s) in de hersenen, een schedelfractuur, een
(zware) hersenschudding en een gebroken neus), heeft toegebracht,
door deze [slachtoffer] opzettelijk
- meermalen, althans eenmaal, te stompen/slaan, en/of
- (vervolgens, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en weer overeind
probeerde te komen)
die [slachtoffer] met (grote) kracht in het gezicht, althans tegen het hoofd,
te trappen/schoppen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 maart 2008 in de gemeente Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf aan een persoon
genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt/geslagen, en/of
- (vervolgens, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en weer overeind
probeerde te komen)
die [slachtoffer] met (grote) kracht in het gezicht, althans tegen het hoofd,
heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 maart 2008 in de gemeente Groningen
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]),
- meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt/geslagen, en/of
- (vervolgens, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en weer overeind
probeerde te komen)
die [slachtoffer] met (grote) kracht in het gezicht, althans tegen het hoofd,
heeft getrapt/geschopt,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (te weten een of meer
bloedpropje(s) in de hersenen, een schedelfractuur, een (zware)
hersenschudding en een gebroken neus), althans enig lichamelijk letsel,
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
(gevoegd parketnr. 651434-08)
hij op of omstreeks 31 december 2007 in de gemeente Groningen
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg(en), de Onlandse Dijk, in
elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen een of meer lantaarnpalen en/of verkeersborden, welk geweld
bestond uit het trekken aan en/of hangen aan en/of duwen tegen en/of heen en
weer bewegen/wrikken van genoemde lantaarnpa(a)l(en) en/of verkeersbord(en);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 31 december 2007 in de gemeente Groningen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
en wederrechtelijk
- een of meer lantaarnpalen (staande op/aan of nabij de Onlandse Dijk), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Essent Lighting, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- een of meer verkeersborden (staande/hangende op/aan of nabij de Onlandse
Dijk), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Gemeente
Groningen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 31 december 2007 in de gemeente Groningen
op of aan de openbare weg, aan/nabij Onlandse Dijk, althans op enige voor het
publiek toegankelijke plaats, tegen goederen baldadigheid heeft gepleegd,
waardoor gevaar of nadeel kon worden teweeggebracht, bestaande die
baldadigheid uit het trekken aan en/of hangen aan en/of duwen tegen en/of heen
en weer bewegen/wrikken van een of meer lantaarnpalen en/of verkeersborden;
art 424 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en het onder 2 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal gedragen naar voorschriften van de reclassering. Voorts heeft zij geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer] en de Gemeente Groningen en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij Essent Lighting.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van onder meer de verklaringen van een zestal getuigen het onder 2 ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is gesteld dat met betrekking tot feit 2 sprake is van een inadequaat opsporingsonderzoek door op onjuiste wijze uitgevoerde fotoconfrontaties en het pas in een laat stadium opstarten van een buurtonderzoek, waardoor de getuigenverklaringen aanzienlijk aan waarde hebben ingeboet.
Oordeel van de rechtbank
Door de politie is ongeveer een maand na de gebeurtenissen rond de jaarwisseling '07/'08 een buurtonderzoek ingesteld waarbij mogelijk ten onrechte, op grond van elkaar deels tegensprekende getuigenverklaringen, het onderzoek met name gericht is geweest op verdachte. Voorts zijn diverse getuigen geconfronteerd met foto's waarop verdachte stond afgebeeld. Uit het dossier blijkt niet duidelijk hoe deze confrontaties zijn opgezet en uitgevoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van hetgeen omtrent deze confrontaties wel in het proces-verbaal is opgenomen, niet worden uitgesloten dat er mogelijk sprake is geweest van beïnvloeding van getuigen onderling, dan wel van beïnvloeding van getuigen door de politie. Door voornoemde onvolkomenheden in het proces-verbaal valt een persoonsverwisseling niet uit te sluiten en zijn de wettige bewijsmiddelen (onder meer de getuigenverklaringen) niet voldoende overtuigend om tot een bewezenverklaring te komen. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte vanaf het begin gemotiveerd heeft ontkend de hem verweten gedragingen te hebben gepleegd.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank verdachte van hetgeen onder 2 is ten laste gelegd vrijspreken.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard op grond van de aangifte van [slachtoffer], de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], de medische verklaring d.d. 19 maart 2008 en de verklaringen van verdachte tegenover de politie en ter terechtzitting afgelegd.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is geen verweer gevoerd tegen een bewezenverklaring.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de volgende bewijsmiddelen is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL01KC/08-032912, d.d. 20 maart 2008, opgenomen in dossier nr. PL01KC/08-002395 op p. 22-23, inhoudende de aangifte van [slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Op 16 maart 2008 was ik 's nachts in het centrum van Groningen. Het laatste wat ik mij kan herinneren is dat ik met een meisje stond te praten op de Grote Markt. Het eerst volgende wat ik mij kan herinneren is dat ik de volgende ochtend wakker werd in het ziekenhuis in Groningen. Volgens de behandelend arts heb ik het volgende letsel opgelopen:
Bloedprop hersenen voorin het hoofd, bloedprop in de kleine hersenen, bloedplakkaat tussen grote en kleine hersenen, scheurtje in de schedel, gebroken neus.
De artsen hebben een operatie overwogen maar dit is niet doorgegaan, omdat de bloedprop dichtbij het spraakgedeelte zit in mijn hersenen.
Een medische verklaring / ontslagbrief van het Universitair Medisch Centrum Groningen d.d. 19 maart 2008, deel uitmakend van het hiervoor weergegeven proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door dr. Vroomen, neuroloog en Postma, aio neurologie:
- contusio cerebri met subduraal hematoom links, contusiehaard links frontaal
en epiduraal hematoom in achterste schedelgroeve rechts;
- schedelfractuur (fractuur os occipitale rechts, doorlopend in schedelbasis);
- fractuur os nasale met enige scheefstand naar links;
- vooralsnog geen ok-indicatie. Bij chronisch persisterende hoofdpijn > 2 weken overwegen
ontlasting subduraal hematoom.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL01KC/08-032912, d.d. 30 maart 2008, opgenomen in dossier nr. PL01KC/08-002395 op p. 26-27, inhoudende de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [slachtoffer] naar de jongen toe liep en kennelijk wilde bemiddelen. Ik zag dat de jongen plotseling zonder directe aanleiding [slachtoffer] een harde vuistslag in zijn gezicht gaf. In mijn beleving maakte [slachtoffer] een beweging of val. Ik zag dat [slachtoffer] een "volle" trap tegen zijn hoofd kreeg en dat hij als gevolg daarvan achterover op de grond viel en bleef liggen. [slachtoffer] maakte een harde klap op de stenen.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL01KC/08-032912, d.d. 30 maart 2008, opgenomen in dossier nr. PL01KC/08-002395 op p. 28-29, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [slachtoffer] plotseling zonder aanleiding een klap, een vuistslag, kreeg. [slachtoffer] bleef toen wel staan. Ik zag dat hij hierna nog 2 of 3 klappen kreeg.
In mijn beleving ging [slachtoffer] door de klappen door zijn knieën. Ik zag dat de jongen [slachtoffer] hierop een harde schop in zijn gezicht gaf. Ik hoorde dat er iets kraakte in het gezicht van [slachtoffer].
Ik zag dat [slachtoffer], als gevolg van de trap, als een plank achterover viel en bleef liggen. [slachtoffer] was buiten westen geraakt.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL01KC/08-032912, d.d. 31 maart 2008, opgenomen in dossier nr. PL01KC/08-002395 op p. 35-36, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
U heeft mij een aantal malen de beelden vertoond, waarop de mishandeling is te zien. Ik herken mijzelf op deze beelden.
Ik zie dat ik de jongen op een gegeven moment een schop in z'n gezicht geef.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 juni 2008, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 16 maart 2008 een jongen op de Grote Markt te Groningen in het gezicht gestompt en daarna tegen zijn hoofd of in zijn gezicht geschopt, waardoor de jongen achterover viel.
Eigen waarneming van de rechtbank van de ter terechtzitting getoonde DVD die zich in dossier nr. PL01KC/08-002395 bevindt:
hierop zijn beelden te zien van hetgeen bewakingscamera's in de binnenstad van Groningen van het ten laste gelegde feit hebben opgenomen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 maart 2008 in de gemeente Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen heeft gestompt/geslagen, en
- vervolgens, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en weer overeind probeerde te komen
die [slachtoffer] met grote kracht in het gezicht heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Op 16 maart 2008 bevonden het slachtoffer [slachtoffer] en verdachte zich op de Grote Markt te Groningen. [slachtoffer] met een aantal vrienden en verdachte die zich in gesprek bij een groepje personen bevond. Blijkens de ter terechtzitting vertoonde beelden van bewakingscamera's is verdachte zonder enige kenbare aanleiding naar het slachtoffer toegelopen en heeft hem in het gelaat en tegen het lichaam gestompt, zodanig dat het slachtoffer is gevallen. Nadat deze was opgestaan heeft verdachte hem met grote kracht in het gezicht geschopt waardoor het slachtoffer achterover op de grond is gevallen en daar buiten bewustzijn is blijven liggen.
Voor het slachtoffer [slachtoffer] in het bijzonder heeft dit incident erg nare gevolgen gehad. Hij is immers gewond geraakt aan zijn gezicht en heeft een hersenkneuzing en een breuk in de schedel opgelopen en bloedingen in de hersenen. Daarnaast heeft hij wekenlang bedrust moeten houden en pijnstillers moeten slikken. Verder zijn de psychische gevolgen voor hem ook groot: hij moet de rest van zijn leven leren leven met het feit dat het stoten van zijn hoofd bij hem mogelijk zwaarder - ernstig - letsel kan veroorzaken dan het geval zou zijn bij iemand die geen hersenbloedingen heeft gehad.
Verdachte heeft zich door zich zo ongecontroleerd en agressief te gedragen schuldig gemaakt aan zogenaamd 'zinloos geweld' en wel midden in het uitgaansgebied van de stad Groningen, waarvan meerdere personen getuige zijn geweest. Gevoelens van onveiligheid, voor zover deze bij het uitgaanspubliek in het algemeen leven, zijn door deze actie van verdachte toegenomen. Volgens zijn verklaring had verdachte, voorafgaande aan het incident, alcohol gedronken en een joint gerookt. Hierdoor heeft hij zichzelf in een situatie gebracht waarvan hij kon weten dat dit zou kunnen leiden tot voor hem abnormaal gedrag.
Dit op zich rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de tot nu toe ondergane voorlopige hechtenis. Op grond van het navolgende zal de rechtbank echter andersoortige gecombineerde straffen opleggen, die ook een forse vrijheidsbeperking dan wel boetedoening inhouden.
Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest en uit de persoonsbeschrijving van verdachte zoals deze naar voren komt uit het rapport van de reclassering blijkt dat hij mentaal gezond ontwikkeld is. De rechtbank houdt dan ook rekening met verdachtes houding ter zitting, waaruit oprechte schaamte en spijt blijkt over hetgeen verdachte heeft aangericht. Tevens acht de rechtbank aannemelijk dat de huidige detentie door verdachte, gelet op zijn hiervoor gekarakteriseerde persoonlijkheid, als erg zwaar wordt ervaren.
Omdat vanwege de persoon van de verdachte een - gelet op de ernst van het feit - naar verhouding minder lange gevangenisstraf wordt opgelegd, acht de rechtbank als aanvulling hierop een werkstraf op zijn plaats.
Verdachte is zich zeer bewust van het kwalijke van zijn handelen en de rechtbank acht, met de reclassering, recidivegevaar niet aanwezig.
Om enerzijds verdachte, sociaal gezien, niet in een uitzichtloze situatie te doen belanden en anderzijds toch - uit oogpunt van vergelding - recht te doen aan de ernst van de gepleegde feiten dient verdachte de rechtens maximale periode elektronisch toezicht te ondergaan. Daartoe zal de rechtbank een forse voorwaardelijke straf opleggen waaraan als bijzondere voorwaarde elektronisch toezicht wordt gekoppeld.
Uit de verklaring van verdachte ter zitting en het rapport van de reclassering leidt de rechtbank af dat er bij verdachte mogelijk sprake is van alcoholproblematiek. Ook om die reden zal de rechtbank een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, mede om daaraan een bijzondere voorwaarde te verbinden, inhoudende dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering ook als die inhouden dat hij zich via de Verslavingszorg Noord Nederland ambulant laat behandelen.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer], wonende te [woonplaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 5.309,-.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd de Gemeente Groningen, gevestigd te Groningen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Verdachte is vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd Essent Lighting B.V., gevestigd te Zwolle.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Verdachte is vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank overweegt daarbij ten overvloede dat uit het voegingsformulier benadeelde partij niet blijkt dat de daarin genoemde [gemachtigde] rechtsgeldig als gemachtigde mag optreden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van VEERTIEN MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot zes maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich gedurende zes maanden onder elektronisch toezicht stellen met inachtneming van hetgeen door de Reclassering Nederland te Groningen tussen de veroordeelde en de Reclassering Nederland daaromtrent zal worden overeengekomen.
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij de Verslavingszorg Noord Nederland.
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van vier maanden zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 5.309,- (zegge vijfduizend driehonderdnegen euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 5.309,- (zegge vijfduizend driehonderdnegen euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 106 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.309,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Verklaart de benadeelde partij Gemeente Groningen, gevestigd te Groningen, in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Verklaart de benadeelde partij Essent Lighting B.V., gevestigd te Zwolle, in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.J.B. Holsink, voorzitter, G. Laman en J.M.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juli 2008.