ECLI:NL:RBGRO:2008:BD8387
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D.A. Flinterman
- Rechtspraak.nl
Schorsing van omgangsregeling tussen vader en minderjarige voor twee jaren
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 22 juli 2008 uitspraak gedaan over de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vrouw, verzoekster in deze procedure, heeft verzocht om de omgangsregeling tussen de man en het kind te beëindigen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld in het kader van artikel 253a Boek I BW, waarbij het belang van de minderjarige centraal staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds 2004 slechts summier contact is geweest tussen de man en het kind, en dat de man niet de indruk wekt duidelijke afspraken te willen maken of deze na te komen. Dit gebrek aan communicatie en betrokkenheid heeft geleid tot de conclusie dat het in het belang van het kind is om de omgangsregeling te schorsen.
De rechtbank heeft overwogen dat een omgangsregeling essentieel is voor de identiteitsontwikkeling van een kind, maar dat continuïteit hierin cruciaal is. Gezien de kwetsbare leeftijd van het kind, dat op dat moment 8 jaar oud was, en de onbetrouwbaarheid van de man in het verleden, heeft de rechtbank besloten het recht op omgang van de man met het kind voor de duur van twee jaren te schorsen. De griffier heeft partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking, met inachtneming van de wettelijke termijnen.
De uitspraak is gedaan na eerdere beschikkingen in 2006 en 2007, waarbij de rechtbank in afwachting was van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de continuïteit van de omgang en de ontwikkeling van het kind voorop stonden.