ECLI:NL:RBGRO:2008:BD8488

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
22 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
102187 / FA RK 08-1201
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.A. Flinterman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om omgangsregeling met meerderjarige, zwakbegaafde zuster

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 22 juli 2008 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een broer die een omgangsregeling wilde vaststellen met zijn meerderjarige, zwakbegaafde zuster. De verzoeker, die de jongere broer van de zuster is, heeft aangegeven dat hij geen contact meer kan hebben met zijn zuster, die onder bewind en mentorschap staat. De bewindvoerder heeft hem verboden om zijn zuster te bezoeken, wat heeft geleid tot een verzoek om een omgangsregeling. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 juli 2008, waarbij beide partijen aanwezig waren met hun raadslieden. Tijdens de zitting is er een brief van de bewindvoerder ontvangen waarin werd gesteld dat de zuster zelf geen omgang wenst. De verzoeker betwistte deze bewering en voerde aan dat zijn zuster door haar verstandelijke beperking niet in staat is om een weloverwogen beslissing te nemen over omgang.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettelijke grondslag is voor het verzoek van de broer om omgang met zijn meerderjarige zuster. Artikel 377a en volgende van het Burgerlijk Wetboek bieden geen mogelijkheid voor de verzoeker om omgang te bewerkstelligen, ongeacht het geestelijk niveau van de zuster. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de zuster onder mentorschap staat, wat betekent dat de mentor, in dit geval de bewindvoerder, de belangen van de zuster behartigt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, en dat hij zich, indien nodig, tot de kantonrechter kan wenden als hij meent dat de mentor zijn taak niet naar behoren vervult. De beschikking kan door partijen in hoger beroep worden aangevochten bij het Gerechtshof te Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 102187/FA RK 08-1201
beschikking d.d. 22 juli 2008
in de zaak van:
[naam broer],
wonende te [adres],
verzoeker,
ook wel te noemen de "broer",
procureur mr. K.B. Spoelstra
en
[naam bewindvoerder],
wonende te [adres],
procureur mr. R. Skàla.
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft op 23 mei 2008 een verzoekschrift ingediend tot vaststelling van een omgangsregeling met diens (meerderjarige, zwakbegaafde) zuster [naam zuster], geboren op [in 1982] in de gemeente [***] gedurende één zaterdag of zondag per 14 dagen van 10.00 uur tot 20.00 uur.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 3 juli 2008.
Verschenen en gehoord zijn daarbij: partijen, bijgestaan door hun raadslieden, allen voornoemd.
Na de behandeling ter zitting is op 9 juli 2008 een brief van mr. R. Skala ontvangen
met bijlagen (beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden d.d. 22 november 2006).
Conform het ter zitting besprokene heeft de rechtbank [de zuster] in het bijzijn van haar (senior)begeleidster, mevrouw van Duinen, gehoord op 7 juni 2008 op de locatie 's Heeren Loo te Appingedam.
Op 16 juli 2008 is ter griffie een afschrift van een adviesbrief d.d. 7 juli 2008 betreffende [de zuster] ontvangen van F.B.J. Bouma, orthopedagoog/gezondheidszorgpsycholoog van
's Heeren Loo te Appingedam.
RECHTSOVERWEGINGEN
Standpunt verzoeker
Verzoeker is de jongere broer van [de zuster] ten aanzien van wie een onderbewindstelling is ingesteld. [naam bewindvoerder] is de bewindvoerder van [de zuster]. [de zuster] woont in het verzorgingstehuis 's Heren Loo te Appingedam.
Tussen de broer en de bewindvoerder bestaat verschil van inzicht of hij omgang mag hebben met zijn zuster, voornoemd. Verzoeker wordt door het verzorgingstehuis min of meer verboden een bezoek te brengen aan zijn zuster op instigatie van de bewindvoerder.
Dit betekent dat verzoeker geen omgang met zijn zuster heeft en niet weet hoe het met haar gaat. Voorheen had verzoeker een regelmatig contact met zijn zuster en ondernam hij activiteiten met haar.
Verzoeker heeft ten einde omgang te bewerkstelligen de bewindvoerder hieromtrent op
20 november 2007 een brief geschreven (overgelegd). Als reactie daarop ontving verzoeker een brief van de advocaat van de bewindvoerder van 28 november 2007, dat [de zuster] zelf geen omgang wenst en dat om die reden niet meegewerkt wordt aan omgang. Verzoeker betwist dit laatste. Het is niet verstandig vanwege de verstandelijke beperkingen van [de zuster] (haar biologische leeftijd is 25 jaar, maar haar verstandelijke leeftijd is 12 jaar) aan te knopen bij haar wens omdat zij gezien haar beperkingen hiervoor geen verantwoordelijkheid kan dragen.
De tante van verzoeker heeft de zorginstelling van [de zuster] benaderd alwaar bleek dat er geen bezwaar tegen omgang bestond vanuit de instelling, doch dat zij zich laten leiden door de mening van de bewindvoerder van [de zuster]. Tussen verzoeker en [de zuster] bestaat family-life; zij zijn samen in een gezin opgegroeid en er is tussen hen sprake van een familieband.
Naar de mening van verzoeker handelt de bewindvoerder onrechtmatig door geen omgang toe te laten. De belangen van [de zuster] druisen niet in tegen de gewenste omgangsregeling; er zijn geen contra-indicaties.
Beoordeling
De rechtbank is ter zake het voorliggende verzoek van de broer van [de zuster] om een omgangsregeling vast te stellen met zijn meerderjarige, verstandelijk beperkte zuster van oordeel dat hij in dat verzoek niet kan worden ontvangen.
De wet, althans artikel 377a en volgende, boek 1, BW biedt geen ingang voor verzoeker om omgang met zijn meerderjarige zuster te bewerkstelligen, ongeacht op welk geestelijk niveau de meerderjarige functioneert.
De rechtbank stelt -mede op grond van de overgelegde beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden- vast dat er ten aanzien van [de zuster] naast een onderbewindstelling, tevens een mentorschap is ingesteld.
De [naam bewindvoerder] is ook de mentor van [de zuster].
Krachtens artikel 1:453, tweede lid, BW vertegenwoordigt de mentor de onder mentorschap gestelde in en buiten rechte in aangelegenheden betreffende verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding.
Ter zitting is gebleken dat de mentor van [de zuster] in verband met enigszins complexe familieaangelegenheden contact met haar familieleden toestaat in een beperkte vorm. Vast staat dat er thans contact is tussen verzoeker en zijn zuster.
Uit het verslag van het verhoor van [de zuster] en haar begeleidster blijkt dat [de zuster] in een loyaliteitsconflict terecht is gekomen en dat de orthopedagoog een adviesbrief aan haar familie zal sturen.
De mentor wordt geacht de belangen van de onder mentorschap geplaatste betrokkene te behartigen.
Zou de mentor zijn taak niet naar behoren verrichten, dan dient verzoeker zich ter zake te wenden tot de kantonrechter.
De rechtbank beslist gelet op het vorenstaande, als volgt.
BESLISSING
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.A. Flinterman en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 22 juli 2008 in tegenwoordigheid van de griffier, C.J.A. Joosse.
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden, of - voor zover het een beschikking betreft, waarbij de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is uitgesproken - op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is betekend en door plaatsing van een uittreksel daarvan in de Staatscourant openlijk bekend is gemaakt.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daaromtrent nader informeren.