RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/630506-07 (promis)
datum uitspraak: 14 augustus 2008
raadsvrouw: mr. G.W. van der Zee
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [woonplaats]
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
20 maart, 12 juni en 31 juli 2008.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(incident 1)
hij op of omstreeks 21 oktober 2007, op of nabij de Asterstraat te Groningen, althans op of nabij een openbare weg te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer vier, althans een of meer milkshakes, een (contact)sleutel en/of (een portemonnee inhoudende) een geldbedrag van ongeveer 150 euro, althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [gedupeerde 1] en/of aan [gedupeerde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen, een ploertendoder, althans een op een ploertendoder of wapenstok gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] heeft getoond en/of daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Geef je geld of anders sla ik je helemaal in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 21 oktober 2007, op of nabij de Asterstraat te Groningen, althans op of nabij een openbare weg te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer vier, althans een of meer milkshakes, een (contact)sleutel en/of (een portemonnee inhoudende) een geldbedrag van ongeveer 150 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [gedupeerde 1] en/of aan [gedupeerde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen, een ploertendoder, althans een op een ploertendoder of wapenstok gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] heeft getoond en/of daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Geef je geld of anders sla ik je helemaal in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
(incident 2)
hij op of omstreeks 24 oktober 2007, op of nabij de Hora Siccamasingel te Groningen, althans op of nabij een openbare weg te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 2], heeft gedwongen tot de afgifte van (een portemonnee, inhoudende) een geldbedrag van ongeveer 100 euro, althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [gedupeerde 1] en/of
aan [gedupeerde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen, dreigend een of meer messen aan die [slachtoffer 2] heeft getoond en/of (daarbij) dreigend die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "Geef je geld" en/of "Open de buddy en haal het geld eruit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of die [slachtoffer 2] heeft (om)geduwd:
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 24 oktober 2007, op of nabij de Hora Siccamasingel te Groningen, althans op of nabij een openbare weg te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een portemonnee, inhoudende) een geldbedrag van ongeveer 100 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [gedupeerde 1] en/of aan [gedupeerde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen, dreigend een of meer messen aan die [slachtoffer 2] heeft getoond
en/of (daarbij) dreigend die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "Geef je geld" en/of "Open de buddy en haal het geld eruit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of die [slachtoffer 2] heeft (om)geduwd:
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
(incident 3 en/of 4)
hij op of omstreeks 3 augustus 2007, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk een mobiele telefoon en/of (een portemonnee, inhoudende) een geldbedrag van ongeveer 210 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan het bedrijf [gedupeerde 1] en/of aan
[gedupeerde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachtes mededader uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als bezorger, althans medewerker bij genoemd bedrijf [gedupeerde 1] en/of bij genoemde [gedupeerde 2], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 3 augustus 2007, in de gemeente Groningen, in elk geval in Nederland,
een mobiele telefoon en/of (een portemonnee, inhoudende) een geldbedrag van ongeveer
210 euro, althans een geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon en/of die portemonnee en/of dat geldbedrag wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair (partieel), 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van alle feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
(feiten 1 t/m 3)
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting van 20 maart 2008 afgelegd.
(feit 1)
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], d.d. 12 december 2007, opgenomen op pagina's 180 t/m 182 van dossier nr. PL01KN/07-010096 d.d. 17 januari 2008.
(feit 2)
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], d.d. 26 oktober 2007, opgenomen op pagina's 286 t/m 290 van voormeld dossier.
(feit 3)
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [gedupeerde 2], d.d. 18 december 2007, opgenomen op pagina's 352 t/m 354 van voormeld dossier.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 oktober 2007, op de Asterstraat te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee inhoudende een geldbedrag van ongeveer 150 euro, toebehorende aan het bedrijf [gedupeerde 1] en/of aan [gedupeerde 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met verdachtes mededaders een ploertendoder aan die [slachtoffer 1] heeft getoond en daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Geef je geld of anders sla ik je helemaal in elkaar";
hij op 24 oktober 2007, op de Hora Siccamasingel te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 2], heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee, inhoudende een geldbedrag van ongeveer 100 euro, toebehorende aan het bedrijf [gedupeerde 1] en/of aan [gedupeerde 2], welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader dreigend messen aan die [slachtoffer 2] heeft getoond en daarbij dreigend die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "Geef je geld" en die [slachtoffer 2] heeft (om)geduwd;
hij op 3 augustus 2007, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een mobiele telefoon en een portemonnee, inhoudende een geldbedrag van ongeveer 210 euro, die toebehoorden aan het bedrijf [gedupeerde 1] en/of aan [gedupeerde 2] en welke goederen verdachtes mededader uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als bezorger bij genoemd bedrijf [gedupeerde 1] en/of bij genoemde [gedupeerde 2] onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. primair afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en op de openbare weg;
2. primair afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en op de openbare weg;
3. primair medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 20 juni 2008, opgemaakt door S.U. Leeuwestein, psychiater, en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 16 juni 2008, opgemaakt door E. Reinink,
gz- psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte geen sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke storing van de geestvermogens, ook niet ten tijde van het ten laste gelegde, en dat verdachte dientengevolge volledig toerekeningsvatbaar is.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde en het ad informandum gevoegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht, ook als dat het volgen van een (COVA-)training zal inhouden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de straf, zoals door de officier van justitie geëist, te hoog is en heeft verzocht het rapport van de Reclassering te volgen. Het is voor verdachte belangrijk dat hij zijn opleiding afmaakt. De school begint op 18 augustus 2008; de raadsvrouw heeft verzocht met deze datum rekening te houden.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapporten, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich twee keer, in vereniging, schuldig gemaakt aan afpersing onder bedreiging, waarbij gebruik werd gemaakt van een ploertendoder en messen. Daarbij werden deze feiten gepleegd op de openbare weg. Als slachtoffer werd een medewerker van [gedupeerde 1] uitgezocht, het bedrijf waar verdachte zelf als maaltijdbezorger heeft gewerkt. Hij wist dat de medewerkers van [gedupeerde 1] de instructie kregen om bij een beroving de portemonnee af te geven. Verdachte zag het als een gemakkelijke manier om aan geld te komen en dacht niet na over de consequenties voor de slachtoffers en voor het bedrijf. Voor de slachtoffers is een angstige en bedreigende situatie ontstaan. Bovendien versterken zulke feiten de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van verduistering. Met zijn mededader, wederom een werknemer van [gedupeerde 1], heeft verdachte een nepoverval in scène gezet, waarna de buit door beiden werd gedeeld.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank voorts rekening met het op de dagvaarding ad informandum gevoegde feit, welk feit door verdachte is erkend.
Naar het oordeel van de rechtbank past als reactie op met name de eerste twee feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de tot nu toe ondergane voorlopige hechtenis. De rechtbank zal echter kiezen voor een andere vorm van boetedoening en houdt daarbij overwegend rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Afgezien vanwege heling van een fiets op 16-jarige leeftijd, is verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Verdachte is 19 jaar en uit de rapportages blijkt dat er sprake is van een kinderlijke persoonlijkheid en geringe intelligentie. De rechtbank acht het aannemelijk dat de huidige detentie door verdachte als erg zwaar wordt ervaren. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte weer naar school gaat.
Omdat vanwege de persoon van verdachte een - gelet op de ernst van de feiten - naar verhouding minder lange gevangenisstraf wordt opgelegd, acht de rechtbank als aanvulling hierop een werkstraf op zijn plaats. Om de recidivekans terug te dringen zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen, mede om daaraan een bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact te verbinden, ook als dat inhoudt het volgen van een cognitieve vaardigheidstraining of soortgelijke trainingen.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde], wonende te Groningen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 703,85 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de vordering voor het overige te ingewikkeld is, zodat de benadeelde partij voor het overige deel in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 735,75, het totaal van de gestolen goederen. Voor het overige dient de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, als zijnde te ingewikkeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 735,75. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, als zijnde niet betwist.
Het overige gedeelte van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard, dat dit zich leent voor behandeling in dit strafproces.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 47, 57, 317, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 428 dagen.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 180 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op
2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden het volgen van een COVA-training of soortgelijke trainingen.
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 140 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 70 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 15 augustus 2008.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], wonende te Groningen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 735,75. (zegge: zeven honderd vijfendertig euro en vijfenzeventig eurocent).
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 735,75 (zegge: zeven honderd vijfendertig euro en vijfenzeventig eurocent) ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde], wonende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 735,75 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.J.B. Holsink, voorzitter, A.F. Gerding en S. Tempel, rechters, in tegenwoordigheid van A.W. ten Have-Imminga, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2008.