ECLI:NL:RBGRO:2008:BG7487

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
1 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105570 / JE RK 08-963
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Groningen op 1 december 2008 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van de minderjarige, haar partner, vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en het Leger des Heils, Jeugdzorg & Reclassering aanwezig waren. De Raad heeft verzocht om ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de minderjarige ernstig bedreigd wordt in haar sociale en emotionele ontwikkeling. De moeder en stiefvader zijn niet in staat gebleken om deze bedreigingen op te heffen, en er zijn zorgen over hun opvoedingscapaciteiten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat eerdere pogingen tot hulpverlening in een vrijwillig kader niet hebben geleid tot verbetering van de situatie.

De kinderrechter heeft de standpunten van de betrokken partijen gehoord. De moeder is in principe akkoord met de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, maar heeft zorgen over het beperkte contact met haar kind. Het Leger des Heils concludeert dat er geen zicht is op terugplaatsing bij de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er bij de minderjarige sprake is van hechtingsproblematiek en gedragsstoornissen, en dat de moeder een belaste voorgeschiedenis heeft. De kinderpsychiater heeft geadviseerd om de minderjarige niet opnieuw thuis te plaatsen, omdat dit waarschijnlijk tot verdere problemen zal leiden.

Op basis van de overgelegde stukken en de verklaringen van de betrokkenen heeft de kinderrechter geoordeeld dat de voorwaarden voor ondertoezichtstelling zijn vervuld. De minderjarige heeft recht op een gezonde ontwikkeling, en de kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van één jaar. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 105570 / JE RK 08-963
beschikking kinderrechter d.d. 1 december 2008
inzake
* [minderjarige],
geboren in de gemeente [*] [in 2000],
kind van:
[moeder],
wonende te [adres].
De moeder is belast met het gezag over voornoemde minderjarige.
PROCESGANG
Op 31 oktober 2008 heeft de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) te Groningen een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, gedateerd 29 oktober 2008, daartoe strekkende dat de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige wordt uitgesproken voor de duur van 1 jaar. Voorts is verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige te verlenen in een accommodatie zoals vermeld in het indicatiebesluit.
Op 5 november 2008 is ter griffie van de rechtbank een brief binnengekomen, afkomstig van bureau jeugdzorg te Groningen.
Op 19 november 2008 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn daarbij: de moeder van de minderjarige, vergezeld van haar partner [naam stiefvader], de heer J. Scholte Aalbes, namens de Raad en
mevrouw W.J. Berghuis alsmede mevrouw E. Overbeek, namens het Leger des Heils, Jeugdzorg & Reclassering (LJ&R).
Ter zitting is tevens verschenen de vader van [de minderjarige], [naam vader], bijgestaan door zijn raadsman mr. B.H. Werink. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen de aanwezigheid van de vader. In overleg met partijen is bij aanvang van de zitting afgesproken dat de kinderrechter zich bij (aparte) beschikking (eveneens geregistreerd onder 105570 / JE RK 08-963) uitlaat over de vraag of de vader als belanghebbende dient te worden aangemerkt. De vader en zijn raadsman hebben vervolgens vrijwillig de zitting verlaten waarna voornoemd verzoekschrift zonder zijn aanwezigheid is behandeld.
OVERWEGINGEN
Standpunt van de Raad
De Raad heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling en verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing gebaseerd op de volgende gronden:
- [de minderjarige] wordt ernstig bedreigd in haar sociale en emotionele ontwikkeling. Daarnaast bestaan er zorgen omtrent haar cognitieve ontwikkeling;
- indien zij weer thuis zou moeten wonen zal de schade voor [de minderjarige] toenemen;
- de moeder en de stiefvader zijn niet in staat gebleken deze bedreiging op te heffen; zij ondervinden zelf problemen in verband met een belaste voorgeschiedenis;
- er is zorg over de mogelijkheden van de ouders om de belangen van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] nu en in de toekomst te kunnen blijven zien. [de minderjarige] heeft recht op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling en deze moet nu en in de toekomst gewaarborgd blijven;
- hulpverlening in het vrijwillig kader kan niet de noodzakelijk geachte zorg bieden.
De veiligheid en de ontwikkeling van [de minderjarige] dienen gewaarborgd te zijn en haar belangen dienen te worden behartigd. Moeder en stiefvader dienen het advies te accepteren en daarmee hun wens om [de minderjarige] weer thuis te willen hebben te laten rusten om hiermee rust, stabiliteit en veiligheid voor [de minderjarige] te creëren.
Daarnaast is het belangrijk dat het contact tussen [de minderjarige] en moeder/stiefvader behouden blijft. Ook vindt de Raad het van groot belang dat wordt bezien welke individuele hulpverlening er bij [de minderjarige] ingezet moet gaan worden.
Standpunt van moeder
[de minderjarige] is al eerder vanuit een uithuisplaatsing teruggeplaatst bij de moeder. Dat is mis gegaan. Moeder is van mening dat een dergelijke terugplaatsing voorkomen moet worden. Moeder is het in principe eens met de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige]. Moeder wil dat het goed gaat met [de minderjarige].
Moeder ziet [de minderjarige] gedurende 6 uren per maand. Dat vindt zij te weinig.
Standpunt van het LJ&R
Het LJ&R concludeert op basis van het rapport van de Raad dat er kennelijk geen sprake is van zicht op een terugplaatsing van [de minderjarige] bij moeder en stiefvader.
Beoordeling door de kinderrechter
Er is bij [de minderjarige] sprake van vroege secundaire hechtingsproblematiek gepaard gaande met impulsregulatie problemen en een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis die vooral overheerst in de relatie met de moeder en ook wel met stiefvader. Moeder heeft een zeer belaste voorgeschiedenis en is gediagnosticeerd met Borderline, PTSS en depressieve kenmerken. Ook stiefvader heeft een belast verleden.
De kinderpsychiater heeft op 24 september 2008 dringend geadviseerd de relatie tussen [de minderjarige] en haar moeder niet nogmaals op de proef te stellen door weer op thuisplaatsing aan te sturen omdat hij verwacht dat het weer ernstig zal mislopen. Hij acht het beslist geïndiceerd om [de minderjarige] voor een plaatsing in een pleeggezin voor onbepaalde tijd in aanmerking te laten komen om haar ontwikkeling meer kans te geven ongehinderd voortgang te doen krijgen. Hij is van mening dat er sprake is van een zeer sneue mismatching tussen [de minderjarige] en moeder: de extra handleiding die [de minderjarige] nodig heeft en de starheid die de persoonlijkheid van de moeder met zich brengt passen niet bij elkaar en zijn niet goed dichter bij elkaar te krijgen ondanks de ingezette diverse vormen van hulpverlening.
Op grond van het voorgaande, alsmede op grond van de overgelegde bescheiden en de verklaringen van de gehoorde personen is de kinderrechter van oordeel dat de voorwaarde, in artikel 254, lid 1, Boek 1, Burgerlijk Wetboek, voor ondertoezichtstelling gesteld, is vervuld.
Vast is komen te staan dat andere middelen in vrijwillig kader hebben gefaald om te voorkomen dat de minderjarige in haar zedelijke en geestelijke belangen wordt bedreigd.
Omdat moeder ambivalent staat ten opzichte van de thans vrijwillige uithuisplaatsing is de kinderrechter van oordeel dat de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding. Het recente verleden toont aan dat moeder en stiefvader niet in staat zijn om verandering te brengen in de opvoedingssituatie van [de minderjarige]. Zij zijn niet in staat om aan de basale opvoedingsbehoeften van [de minderjarige] te voldoen. [de minderjarige] is voor de derde maal uit huis geplaatst. [de minderjarige] heeft thans een (perspectief biedend) pleeggezin nodig waarin zij rust en structuur krijgt en de ontwikkelingsachterstanden die zij heeft opgelopen kan inlopen.
De kinderrechter is voorts van oordeel dat in het belang van [de minderjarige] het komende jaar het perspectief op al dan niet terugplaatsing bij moeder en stiefvader duidelijk moet worden. De kinderrechter is met LJ&R eens dat uit het rapport van de Raad kan worden geconcludeerd dat er geen perspectief op terugplaatsing aanwezig is terwijl de Raad ter zitting aangeeft dat het perspectief nog onduidelijk is omdat de behandeling van [de minderjarige] nog in het beginstadium verkeert.
BESLISSING
stelt de minderjarige [minderjarige] met ingang van heden, onder toezicht en draagt de ondertoezichtstelling op, namens het bureau jeugdzorg, aan het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering te Groningen, p/a Laan Corpus den Hoorn 106 voor een termijn van 1 jaar;
verleent voorts machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van heden, voor de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. M.P. den Hollander, kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.M. Kamphuis-van der Veer, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2008.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden.
Zaaknummer: 105570 / JE RK 08-963 blad 3
beschikking