ECLI:NL:RBGRO:2008:BG7491
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het belanghebbend zijn van de vader in een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Groningen op 1 december 2008 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige. De vader van het kind, die de minderjarige heeft erkend maar geen gezag heeft, heeft het kind gedurende meer dan zes jaar niet gezien en heeft geen contact gehad met de moeder. De kinderrechter heeft de vraag behandeld of de vader als belanghebbende kan worden aangemerkt in deze procedure. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen het aanmerken van de vader als belanghebbende, stellende dat er geen sprake meer is van 'family life' tussen de vader en het kind, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader het kind voor het laatst heeft gezien acht maanden na de geboorte en dat er sindsdien geen contact is geweest. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er geen sprake meer is van 'family life' tussen de vader en de minderjarige, waardoor de vader niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in het kader van de verzoeken tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de vader in deze procedure niet als belanghebbende wordt aangemerkt en dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. den Hollander, in tegenwoordigheid van griffier H.M. Kamphuis-van der Veer, en kan binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten bij het Gerechtshof te Leeuwarden.