ECLI:NL:RBGRO:2008:BX7543
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.Tj. Terpstra
- Rechtspraak.nl
Vordering tot beloning en verjaring in arbeidsovereenkomst tussen concertmeester en orkest
In deze zaak, uitgesproken op 4 december 2008 door de Rechtbank Groningen, staat de vordering van eiser Q centraal, die een salarisvordering indient tegen de stichting Noord-Nederlands Orkest (NNO). De kwestie betreft de verjaring van een deel van de salarisvordering, waarbij NNO heeft gesteld dat zij geen beroep zou doen op verjaring indien Q een voorstel zou accepteren. Dit voorstel omvatte een betaling van € 28.000,00 bruto, maar de kantonrechter oordeelt dat NNO voorwaardelijk afstand heeft gedaan van haar recht om zich op verjaring te beroepen, afhankelijk van een overeenkomst tussen partijen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de salarisvordering van Q is verjaard tot en met november 1996, maar dat delen van de vordering na 23 oktober 1996 nog steeds opeisbaar zijn. De rechter heeft ook geoordeeld over de extra beloning die Q toekomt voor zijn functie als plaatsvervangend 1e concertmeester. De berekening van deze beloning moet plaatsvinden op basis van het aantal dagen dat Q als 1e concertmeester heeft gewerkt, verminderd met wachtdagen, en vermenigvuldigd met het verschil tussen zijn dagloon en dat van de 1e concertmeester.
De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat Q niet voldoende heeft aangetoond dat er meer tijdvakken zijn geweest waarin hij als plaatsvervangend 1e concertmeester heeft gefungeerd. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere akten van beide partijen, waarbij de mogelijkheid tot hoger beroep is toegestaan. De beslissing over de vakantiedagen en de benoeming van een deskundige voor de berekening van de vordering van Q is aangehouden.